ECLI:NL:RBDHA:2022:12523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
NL22.8976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en inreisverbod wegens misleiding over identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 mei 2022 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser stelde dat hij problemen ondervond vanwege zijn betrokkenheid bij het omhakken van een boom in zijn dorp, wat leidde tot bedreigingen van de lokale gemeenschap en een mensenhandelaar. Tijdens de zitting op 1 juni 2022, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, was de verweerder niet aanwezig.

De rechtbank oordeelde dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig was, omdat hij onder verschillende personalia bekend was. Eiser had in zijn beroep niet voldoende gemotiveerd waarom de motivering van verweerder onjuist zou zijn. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen, en dat de opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod gerechtvaardigd waren. Eiser kwam niet in aanmerking voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun identiteit en de onderbouwing van hun asielverhaal duidelijk en geloofwaardig te maken, en dat het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot afwijzing van de aanvraag en bijkomende sancties zoals een inreisverbod.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.8976
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. Th.H. Meeuwis), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als kennelijk ongegrond afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.8977, op 1 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer E.O. Tackey. Verweerder is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen kreeg, omdat hij samen met anderen van een Christelijke gemeenschap een boom in het dorp wilde omkappen. Als gevolg daarvan waren de burgerwachten, de gemeenschap en de politie naar eiser op zoek. Voor zijn vertrek uit Nigeria heeft eiser hulp gekregen van een man. Deze man wil dat eiser voor zijn hulp betaalt en eiser heeft dat niet gedaan. Eiser wordt door deze man bedreigd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
de identiteit, nationaliteit en herkomst;
de problemen als gevolg van het omhakken van een boom; en
de problemen met de mensenhandelaar.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig worden geacht. De identiteit van eiser acht verweerder ongeloofwaardig, omdat eiser bekend is onder verschillende personalia. Verweerder acht verder de relevante elementen onder b en c ongeloofwaardig.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser ten aanzien van de volgende punten heeft volstaan met een verwijzing naar de zienswijze, dan wel dat eiser hetgeen hij in de zienswijze had aangevoerd heeft herhaald:
  • het vier-ogenbeginsel;
  • het niet willen ondertekenen van een toestemmingsverklaring om informatie over de asielprocedure van eiser in Italië te verkrijgen;
  • het FMMU-advies;
  • de medische stukken die bij de zienswijze zijn overgelegd;
  • de problemen door het omhakken van een boom;
  • de vrees voor de mensenhandelaar; en
  • ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM1.
6. Met betrekking tot deze punten oordeelt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op de standpunten uit de zienswijze van eiser. Wanneer eiser deze standpunten in beroep wil betwisten, dan moet hij specifiek aangeven waarom de motivering van verweerder in het besluit niet juist is op die punten. Eiser heeft dit niet gedaan. Hij heeft slechts volstaan met een herhaling van of een verwijzing naar zijn eigen standpunten in de zienswijze. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat de motivering van verweerder onvoldoende of onjuist is.
7. Eiser voert aan dat verweerder geen grondslag had om hem een terugkeerbesluit op te leggen en een vertrektermijn te onthouden. Verder voert eiser aan dat verweerder ook geen reden heeft gehad om hem een inreisverbod op te leggen en om hem te laten signaleren in NSIS.
8. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgronden niet kunnen slagen. Verweerder heeft de aanvraag van eiser heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond, omdat eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit.2 Om die reden rust op eiser de plicht om Nederland onmiddellijk te verlaten.3 Verweerder heeft eiser dus terecht een terugkeerbesluit opgelegd en hem daarbij een vertrektermijn onthouden. Hieruit vloeit voort dat verweerder aan eiser ook terecht een inreisverbod heeft opgelegd.4 Eiser heeft niet gemotiveerd waarom verweerder in zijn specifieke geval aanleiding zou hebben gehad om een inreisverbod achterwege te laten. De Vw bepaalt dwingendrechtelijk dat verweerder eiser in het NSIS-register laat signaleren.5 Verweerder kan en mag hiervan dus niet afwijken.
9. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
1. Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2 Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3 Op grond van artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw.
4 Dit volgt uit artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.
5 Zie artikel 66a, derde lid.
10. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.