ECLI:NL:RBDHA:2022:12515

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
09/163397-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en beschadiging van eigendom in Alphen aan den Rijn

Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 15 juni 2022 in Alphen aan den Rijn met een vuurwapen heeft geschoten op de voordeur van een tattooshop, eigendom van [slachtoffer]. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, opzettelijke beschadiging van eigendom, en het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. Tijdens de zitting op 10 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. S. van Dongen, gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft ontkend de schutter te zijn, maar de rechtbank achtte zijn verklaring ongeloofwaardig, mede op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet de voordeur van de tattooshop heeft beschadigd en dat hij met een vuurwapen heeft geschoten, wat leidde tot een bedreiging van de eigenaar. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft een contactverbod opgelegd met de benadeelde partij. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], ter hoogte van € 565,42, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/163397-22
Datum uitspraak: 24 november 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te ' [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 10 november 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. van Dongen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.D.A. Stam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] , eigenaar van tattooshop [bedrijf 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen meerdere kogels op de (voor)deur, althans de gevel, van
het pand van voornoemde tattooshop af te vuren;
2. hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de (voor)deur, althans de gevel, van tattooshop [bedrijf 1] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3. hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (semi-)automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk Fabrique Nationale (FN), model 1910 of 1922 en/of een model dat daarvan is afgeleid, zijnde een vuurwapen van categorie II en/of categorie III voorhanden heeft gehad;
4. hij, op of omstreeks 5 juli 2022, te Maasdijk, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, dat bestemd was voor particulier gebruik, te weten:
- twee shells/mortierbommen (merk Triplex, lijst III), binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, heeft opgeslagen, voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde. De raadsman refereert zich ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van processen-verbaal opgemaakt in het onderzoek [onderzoek] , onderzoeksnummer [onderzoeksnummer] van de Dienstrecherche Alphen aan den Rijn - Gouda van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 397).
Ten aanzien van feiten 1 tot en met 3:
1. Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , opgemaakt op 15 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 7-8):
Ik, [slachtoffer] , ben eigenaar van [bedrijf 1] . Dit is een tattooshop gelegen aan de [adres 2] . Op 15 juni 2022 kwam ik om 08.30 uur aan bij mijn shop. Ik keek naar de deur van mijn shop en zag daar in het logo twee, vermoedelijk, grote kogelgaten zitten.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 24-27):
Ik hoorde dat tijdstippen op de beelden gelijk liepen met de daadwerkelijke tijd. Ik zag dat de beveiligingsbeelden van 15 juni 2022 om 02.15 uur tot 15 juni 2022 02.48 uur waren gevorderd.
Op de beveiligingsbeelden was het volgende te zien:
Om 02.28.51 uur loopt een onbekend persoon met een capuchon over zijn hoofd richting het plaats delict.
Om 02.35.34 uur rent hoogstwaarschijnlijk de persoon op foto 1 vanuit de richting van het plaats delict en rent in de richting van de Stevinstraat.
Verder werd er in de tussentijd geen beweging waargenomen van andere personen.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 15 juni 2022, voor zover inhoudende (p. 11):
Op 15 juni 2022 werd ik wakker van een geluid wat leek op schoten. Ik hoorde vier knallen. Ik keek op de wekker en ik zag dat het 02.35 uur was.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 28-35):
In dit proces-verbaal is de werkelijke tijd weergegeven.
1.47
uur - Camera 1a:
De VW-Caddy rijdt vanuit de Ambonstraat linksaf de Burgemeester Visserpark op en slaat daarna na 50 meter direct rechtsaf en rijdt langs het bordes van het stadhuis.
1.48
uur - Camera 1b :
De VW-Caddy slaat stapsvoets voorbij het stadhuis linksaf de Burgemeester Visserpark op en gaat 100 meter verder gedurende enige tijd stil staan op de hoek Burgemeester Visserpark/Stevinstraat. Zichtbaar is, dat de VW-Caddy bij het benaderen van de splitsing de koplampen dooft. Na ruim een minuut rijdt de VW-Caddy met gedoofde lichten verder en slaat rechtsaf de Stevinstraat in. Na 100 meter is links de Postkade gelegen. Dit is het wandelpad richting de plaats delict waar de dader na de schietpartij vandaan kwam rennen.
2.36
uur - Camera 1a :
Uit het onderzoek (waaronder getuigenverklaringen en de camerabeelden van de
Samsonlaan) is gebleken, dat de "schim" (dader) te 02.35 uur de schoten afvuurde en hard wegrende over de Postkade in de richting van de Stevinstraat. Te 02.36 uur rijdt de VW-Caddy met verhoogde snelheid over de Burgemeester Visserspark en komt in beeld op Camera 1a. De VW-Caddy rijdt over de Burgemeester Visserspark (langs de Ambonstraat - aanrij route) in de richting van de Prins Bernhardlaan. Daar slaat de VW-Caddy rechtsaf in de richting van de Albert Schweitzerbrug.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 juli 2022, voor zover inhoudende (met bijlagen, p. 31-39):
Uit de ANPR-camera op de Eisenhowerlaan te Alphen aan den Rijn bleek dat deze Volkswagen Caddy Maxi is voorzien van kenteken [kenteken] . Uit de tenaamstelling blijkt dat deze toebehoort aan: [verdachte] . Uit CIOT-bevraging op zijn adres blijkt dat hij mogelijk gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van [bedrijf 3] [adres 3] . Uit de verkregen historische gegevens blijkt dat het nummer [telefoonnummer] in het telecomnetwerk werd gebruikt van 1 mei 2022 tot en met 24 juni 2022 in combinatie met het IMEI nummer [imei nummer] welke toebehoort aan een Samsung Galaxy A51. Uit de gegevens blijkt dat het nummer [telefoonnummer] op 14 juni 2022, te 22:08 uur, nog gebruikt maakt van een cell-id in de omgeving van de woning in Maasdijk. Waarna het nummer te 02:05 uur, gebruikt maakt van de cell-id [cell id] aan de Aarkade in Alphen aan den Rijn. Deze cell-id staat dusdanig opgesteld dat deze gebruikt wordt als je in de omgeving van het Oude Raadhuis/ de Stevinstraat bent alwaar de Volkswagen Caddy gezien werd.
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 juli 2022, voor zover inhoudende (p. 94-99):
Bij zijn aanhouding was [verdachte] in het bezit van een smartphone, zijnde een Samsung A51, Imei [imei nummer] , gsm-nummer [nummer] . Op de smartphone werden in de map "Images" foto's aangetroffen die in de nacht van 15-06-2022 tussen 01:00 uur en 01:10 uur zijn gemaakt. Het betreffen onder andere foto's van de Volkswagen Caddy van [verdachte] . Hierop is te zien dat (gedeelten) van het kenteken zijn afgeplakt met duct tape.
7. Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] , opgemaakt op 23 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 203-254):
Wij zagen dat op het trottoir voor makelaarskantoor " [bedrijf 2] " drie oranje verkeerspionnen stonden. Onder alle drie de pionnen één huls lag. Op de bodemstempels van de hulzen de tekst " [tekst] " stond.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
SIN: [code]
Aantal/eenheid: 1 stuks
Bijzonderheden: Huls
SIN: [code]
Aantal/eenheid: 1 stuks
Bijzonderheden: Huls
SIN: [code]
Aantal/eenheid: 1 stuks
Bijzonderheden: Huls
8. Het geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 26 juli 2022 met zaaknummer 2022.07.07.085, opgesteld door W. Kerkhoff, voor zover inhoudende (p. 191-193):
Resultaat/conclusie
1. De resultaten van het indicatief onderzoek worden verwacht wanneer de hulzen [ [code] , - [code] en - [code] ] zijn verschoten met één vuurwapen.
2. De afvuursporen in de hulzen [ [code] , - [code] en - [code] ] worden verwacht wanneer deze zijn verschoten met een (semi -)automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk Fabrique Nationale (FN), model 1910 of 1922, of met een model dat daarvan is afgeleid.
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 369-374):
Op 19 oktober 2022 was ik verbalisant in en om de woning op de Wethouder
Kuijpersstraat 21 in Woudrichem. Ik was bezig met een doorzoeking in de schuur.
Aan de linkerzijde (gezien vanaf de binnenkant van de schuur), zag ik een doorzichtige kleine bak staan met spullen voor onderhoud van een zwembad. Nadat ik de bak had weg gehaald zag ik een lichtkleurige doek liggen, waar qua grootte een vuurwapen in zou kunnen zitten. Hierop heb ik met latex handschoenen de doek in zijn geheel beetgepakt. Ik zag dat er in deze doek een vuurwapen lag. Ik zag dat het om een donkerkleurig handvuurwapen ging.
10. Het proces-verbaal van onderzoek wapen, opgemaakt op 20 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 377-379):
Op 20 oktober 2022, werd aan mij een wapen overhandigd. Ik, verbalisant, heb een onderzoek ingesteld inzake overtreding van de Wet wapens en munitie.
Soort wapen: Semi-automatisch pistool
Fabrikant: Fabrique National
Merk: FN
Modellen: 1910
Kaliber: 7.65mm
SIN nummer: [code] .
Dit wapen is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie.
11. Het geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 november 2022 met zaaknummer 2022.11.04.07, opgesteld door W. Kerkhoff, voor zover inhoudende (niet doorgenummerd):
Het vergelijkend onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd dat de drie eerder
onderzochte hulzen zijn verschoten met het vuurwapen [ [code] ]. Voor elk van de drie hulzen [ [code] , - [code] en - [code] ], kaliber 7,65mm Browning, en vuurwapen [ [code] ] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker
wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
12. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 20 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 369-374):
A: Ik ben bij die jongen geweest in de PI.
V: Wie bedoel je daar mee?
A: [verdachte] . Hij zei tegen mij kan je dat ding bewaren? Ik heb dat ding in de schuur bewaard.
V: Maar goed op die shop is toen geschoten.
A: Ja, door [verdachte] ja. Niet door mij. Daar zit hij voor. Ik weet waar die jongen zich allemaal mee bezig houdt. Ik weet waarom hij geschoten heeft.
V: Van wie was het wapen?
A: Van [verdachte]
Nadere bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de verdachte op 15 juni 2022 een semi-automatisch vuurwapen voorhanden heeft gehad en met dit wapen op de tattooshop [bedrijf 1] te Alphen aan den Rijn heeft geschoten.
De verdachte heeft bij de inhoudelijke behandeling verklaard dat hij die nacht wel met zijn VW Caddy op de Stevinstraat in Alphen aan den Rijn is geweest, maar dat hij niet de schutter was. Hij was geïnstrueerd om daar die avond aanwezig te zijn, maar wist verder niet wat er zou gebeuren. Hij hoorde op een gegeven moment knallen en is toen weggereden. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft bij zijn eerste verhoor verklaard dat hij die nacht niet in Alphen aan den Rijn is geweest omdat hij naast zijn vrouw lag te slapen. Daarna heeft de verdachte bij zijn volgende verhoren weinig willen zeggen toen hij werd geconfronteerd met de bevindingen van de politie zoals de foto’s van het deels afgeplakte kenteken in zijn telefoon. Pas bij de inhoudelijke behandeling is hij gekomen met de verklaring dat hij die nacht wel met zijn VW Caddy in de Stevinstraat in Alphen aan den Rijn is geweest, maar op doorvragen kon hij er verder niets over vertellen. Deze – mede gelet op het tijdstip van die verklaring – op voorhand ongeloofwaardige verklaring vindt voorts geen enkele steun in het dossier. Dit terwijl de verdachte gedurende enkele weken is afgeluisterd in het huis van bewaring, waarbij hij en zijn vrouw wel andere scenario’s hebben besproken met betrekking tot die nacht, en de inhoud van zijn telefoon is onderzocht. Ten slotte is uit het procesdossier verder niet gebleken dat een ander dan de verdachte op dat tijdstip nabij de [adres 2] aanwezig is geweest. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte op grond van het voorgaande ongeloofwaardig en schuift deze terzijde.
Dat de verdachte daadwerkelijk de schutter is geweest volgt bovendien ook uit de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] . Anders dan de raadsman stelt, acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] op de voor het bewijs gebruikte onderdelen betrouwbaar, nu deze steun vinden in de overige bewijsmiddelen en aanwezigheid van andere personen die nacht niet is gebleken. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze verklaring voor het bewijs kan worden gebruikt.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte op 15 juni 2022 in Alphen aan den Rijn met een vuurwapen heeft geschoten op de tattooshop van de heer [slachtoffer] , waaruit volgt dat de verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd, de voordeur van de tattooshop heeft beschadigd en die nacht een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Een vuurwapen is immers bij uitstek gericht op het doden van iemand en door het schieten met een vuurwapen op de deur van een tattooshop, kan een dergelijke vrees ook worden opgewekt.
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde ‘medeplegen’ met betrekking tot de feiten 1 en 2. Dat de verdachte in opdracht van een ander zou hebben gehandeld is een reëel scenario, maar dit blijkt onvoldoende duidelijk uit het dossier.
De rechtbank zal de verdachte eveneens vrijspreken voor het medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen (feit 3). Hoewel het vuurwapen op 19 oktober 2022 in de schuur van [medeverdachte] is aangetroffen, volgt uit de bewijsmiddelen niet dat [medeverdachte] of een derde het vuurwapen op 15 juni 2022 in Alphen aan den Rijn voorhanden heeft gehad.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank zal voor dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 november 2022;
2. Het proces-verbaal van doorzoeking, opgemaakt op 5 juli 2022 (p. 40-41);
3. Het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, opgemaakt op 25 augustus 2022 (met bijlagen, p. 346-353).
Conclusie
De rechtbank acht op grond van voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 5 juli 2022 twee shells/mortierbommen voorhanden heeft gehad.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. hij op 15 juni 2022 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer] , eigenaar van tattooshop [bedrijf 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een vuurwapen meerdere kogels op de voordeur van het pand van voornoemde tattooshop af te vuren;
2. hij op 15 juni 2022 te Alphen aan den Rijn opzettelijk en wederrechtelijk de voordeur van tattooshop [bedrijf 1] , die aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft beschadigd;
3. hij op 15 juni 2022 te Alphen aan den Rijn, een semi-automatisch werkend pistool van het kaliber 7,65mm Browning, merk Fabrique Nationale (FN), model 1910, zijnde een vuurwapen van categorie III voorhanden heeft gehad;
4. hij op 5 juli 2022, te Maasdijk, opzettelijk, professioneel vuurwerk, dat bestemd was voor particulier gebruik, te weten twee shells/mortierbommen (merk Triplex, lijst III), voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod in de straat waar de tattooshop is gevestigd, te weten de [adres 2] .
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 4 verzocht om aan de verdachte een taakstraf van 60 uren op te leggen. Ten aanzien van de andere feiten heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft met een vuurwapen geschoten op de voordeur van een tattooshop in Alphen aan den Rijn, Door zo te handelen heeft hij de eigenaar van de tattooshop bedreigd met de dood en de voordeur van die tattooshop beschadigd. Daarnaast heeft hij een geladen vuurwapen voorhanden gehad.
De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen angst veroorzaakt bij de eigenaar van de tattooshop, maar ook zeer grote maatschappelijke onrust door midden in de nacht schoten af te lossen in een woonwijk. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Hoewel de verdachte is vrijgesproken van het medeplegen van deze feiten, is het een reëel scenario dat de verdachte dit in opdracht van een ander heeft verricht. De verdachte kende immers de aangever niet en had verder ook geen eigen motief om hem enige vrees aan te jagen. De rechtbank neemt het de verdachte dan ook kwalijk dat hij zich (vermoedelijk) heeft laten lenen voor het plegen van deze ernstige feiten. Het is de verdachte ook zeer aan te rekenen dat hij zich met een geladen vuurwapen op de openbare weg heeft begeven. Vuurwapens worden veelal gebruikt bij het plegen van zeer ernstige strafbare feiten, zodat het voorhanden hebben daarvan streng wordt bestraft.
De verdachte heeft tot slot illegaal (professioneel) vuurwerk voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk brengt grote veiligheidsrisico’s met zich. Het afsteken ervan is veel gevaarlijker dan consumentenvuurwerk en brengt risico’s op ernstige gevolgen met zich, zoals gehoorbeschadiging, (zwaar) lichamelijk letsel of overlijden. Dat de verdachte lichtvaardig met deze risico’s is omgegaan volgt ook uit zijn verklaring dat hij een aantal van deze mortierbommen in het bijzijn van zijn kinderen heeft afgestoken.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 7 juli 2022. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De rechtbank ziet verder in de persoon van de verdachte geen omstandigheden die strafverzwarend of strafmatigend zouden moeten meewegen.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank is van oordeel dat conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal, eveneens conform de eis van de officier van justitie, een deel van die straf, namelijk drie maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf passend om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank komt, hoewel zij de verdachte vrijspreekt van het medeplegen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3, tot dezelfde straf als door de officier van justitie geëist, omdat zij het feit dat de verdachte vermoedelijk in opdracht van een ander heeft gehandeld in strafverzwarende zin heeft meegewogen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van in totaal € 6.984,16 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Dit bedrag betreft materiële schade, opgebouwd uit de volgende schadeposten:
Glasservice voor de reparatie van het glas in de deur: € 532,91 (inclusief BTW)
Bestickering voordeur met logo [bedrijf 1] : € 151,25 (inclusief BTW)
Gederfde inkomsten (van 15 juni 2022 tot en met 29 juni 2022): € 6.300,-
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering benadeelde partij, te weten voor zover het schadepost a betreft een bedrag van € 440,42, ten aanzien van schadepost b een bedrag van € 125,- en ten aanzien van schadepost c een bedrag van € 5.000,- en tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige gevorderde bedrag. De officier van justitie heeft voorts de toewijzing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de gederfde inkomsten verzocht deze niet-ontvankelijk te verklaren nu deze schadepost onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten a en b zijn namens de verdachte niet (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat ten aanzien van deze schadeposten de benadeelde partij rechtstreeks materiële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal het gevorderde bedrag zonder de daarover berekende BTW toewijzen, nu de benadeelde partij, als ondernemer, de BTW kan terugvorderen. De rechtbank zal daarom € 565,42 toewijzen en dit deel van de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post c, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 565,42 bestaande uit materiële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij [slachtoffer] aansprakelijk voor de schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 565,42 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald. Als door de verdachte niet wordt betaald, zal deze betalingsverplichting worden aangevuld met na te noemen dagen gijzeling per toegewezen vordering.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort beschadigen;
ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
ten aanzien van feit 4:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer (artikel 1.2.2 eerste lid van het Vuurwerkbesluit);
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
VIJFTIEN (15) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot drie (3) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
vordering benadeelde partij
wijst de vordering tot vergoeding van de materiële schade (schadeposten a en b) van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 565,42, wijst het meerdere onder deze schadeposten gevorderde af, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het onder schadepost c (gederfde inkomsten) niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Proceskosten
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
Schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 565,42, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van
[slachtoffer];
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 11 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Holleman, voorzitter,
mr. S.M. van der Schenk, rechter,
mr. G. Kuijper, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. Ö. Aydin, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2022.