ECLI:NL:RBDHA:2022:12514
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 5 juli 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had op 1 mei 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. O. van der Burg, de rechter in een civiele procedure tussen verzoeker en de coöperatie Royal Floraholland U.A. (RFH). De wrakingsgronden betroffen de wijze waarop de rechter zich had uitgelaten tijdens de zitting van 28 april 2022. Verzoeker stelde dat de rechter de schijn van vooringenomenheid had gewekt door niet adequaat te reageren op verzoeken van RFH en door opmerkingen te maken die volgens verzoeker een voorkeur voor RFH zouden impliceren. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. De wrakingskamer overwoog dat de rechter in zijn rol als onpartijdige arbiter moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat de door verzoeker aangevoerde klachten niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.