Uitspraak
Rechtbank den haag
B.V. Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen “Verzicht”,
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoekster;
- de wederpartij in de hoofdzaak;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
Op 23 juni 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van B.V. Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen “Verzicht”. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een voorlopig oordeel dat de rechter had gegeven in een civiele procedure tussen verzoekster en twee eisers, die terugbetaling van een waarborgsom vorderden na het einde van een huurovereenkomst. Tijdens de zitting op 9 juni 2022 had de rechter een voorlopig oordeel gegeven dat de vordering van de eisers grotendeels zou worden toegewezen, wat leidde tot onvrede bij verzoekster.
Verzoekster stelde dat het voorlopig oordeel niet juist was en dat dit oordeel voortkwam uit vooringenomenheid van de rechter. Echter, de wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was, omdat verzoekster niet had aangetoond dat het voorlopige oordeel voortkwam uit vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich nooit grond kan zijn voor wraking, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden.
De wrakingskamer verklaarde het verzoek ongegrond en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet moest worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.