ECLI:NL:RBDHA:2022:12510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
C/09/629872 / KG RK 22-649
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 13 juni 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker tegen mr. N.E.M. de Coninck, de rechter in een bestuursrechtelijke procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter tijdens een mondelinge behandeling op 16 mei 2022 een standpunt had ingenomen in de hoofdzaak, waardoor de verzoeker meende dat de rechter niet betrouwbaar was. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter het recht had om kritische vragen te stellen en opmerkingen te maken over het al dan niet ondertekenen van het bezwaarschrift door de verzoeker. Dit gedrag kon niet worden aangemerkt als vooringenomenheid of partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om te concluderen dat de onpartijdigheid in het geding is. Aangezien de wrakingsgronden niet voldoende onderbouwd waren en de rechter geen standpunt in de hoofdzaak had ingenomen, werd het verzoek tot wraking afgewezen. De procedure in de hoofdzaak kan voortgezet worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/31
zaak- /rekestnummer: C/09/629872/ KG RK 22-649
Beslissing van 13 juni 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. N.E.M. de Coninck,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in de hoofdzaak is: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (gemachtigde: [gemachtigde] ).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 16 mei 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 7 juni 2022.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 is de rechter verschenen. Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Ook namens de belanghebbende in de hoofdzaak was niemand aanwezig.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR 20/7194 tussen verzoeker en de belanghebbende. In deze zaak (hierna: de hoofdzaak) heeft op 16 mei 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verzoeker heeft tijdens deze mondelinge behandeling de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij van mening is dat de rechter tijdens de mondelinge behandeling een standpunt in de hoofdzaak heeft ingenomen en dat zij daarom niet betrouwbaar is.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en zij heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat de wrakingsgronden een invulling geven aan uitlatingen van de rechter, die zich niet in het proces-verbaal van de zitting laat teruglezen. Het stond de rechter vrij om op de zitting kritische vragen te stellen en opmerkingen te maken over het al dan niet ondertekenen van het bezwaarschrift door verzoeker. Ter zitting heeft de rechter verzoeker in de gelegenheid gesteld om het naar zijn zeggen ondertekende bezwaarschrift te achterhalen. Zij heeft vervolgens benadrukt dat een ondertekend bezwaarschrift nodig is voor het instellen van bezwaar. Doordat de rechter hierop een aantal keren terugkwam, heeft verzoeker zich wellicht kritisch benaderd gevoeld. Zoals hiervoor overwogen stond dat de rechter vrij, zodat de wrakingskamer dit niet kan aanmerken als een vorm van vooringenomenheid of partijdigheid. Los daarvan, mist het wrakingsverzoek feitelijke grondslag, nu de rechter geen standpunt in de hoofdzaak heeft ingenomen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de rechter
• het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (gemachtigde: [gemachtigde] ).
Deze beslissing is mondeling gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, voorzitter, mrs. E.A.W. Schippers en M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 27 juni 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.