ECLI:NL:RBDHA:2022:12509
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure
In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2022 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Het verzoeker, die bijgestaan werd door een gemachtigde, was gericht tegen de rechters S.M. Krans, M. Nijenhuis en J.C. Sluymer. Verzoeker was van mening dat de rechters vooringenomen waren, omdat zij tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2022 kritische vragen stelden over de kantonrechtersformule, die in de wrakingsprocedure aan de orde was. Verzoeker vond dat de mogelijkheid voor de wederpartij, RFH, om haar standpunten te delen, niet in het wrakingsprotocol was voorzien en dat dit de schijn van partijdigheid wekte.
De wrakingskamer oordeelde dat de rechters niet in strijd met het wrakingsprotocol handelden door RFH het woord te geven. Ook was het stellen van vragen over de kantonrechtersformule niet ongepast, aangezien deze formule relevant was voor de zaak. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid, wat in dit geval niet was aangetoond. Het verzoek werd als ontvankelijk beschouwd, maar de gronden voor wraking werden niet gegrondvaardigd.
De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat de procedure in de wrakingszaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.