ECLI:NL:RBDHA:2022:12509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
C/09/629966 / KG RK 22-657
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in civiele procedure

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2022 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Het verzoeker, die bijgestaan werd door een gemachtigde, was gericht tegen de rechters S.M. Krans, M. Nijenhuis en J.C. Sluymer. Verzoeker was van mening dat de rechters vooringenomen waren, omdat zij tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2022 kritische vragen stelden over de kantonrechtersformule, die in de wrakingsprocedure aan de orde was. Verzoeker vond dat de mogelijkheid voor de wederpartij, RFH, om haar standpunten te delen, niet in het wrakingsprotocol was voorzien en dat dit de schijn van partijdigheid wekte.

De wrakingskamer oordeelde dat de rechters niet in strijd met het wrakingsprotocol handelden door RFH het woord te geven. Ook was het stellen van vragen over de kantonrechtersformule niet ongepast, aangezien deze formule relevant was voor de zaak. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid, wat in dit geval niet was aangetoond. Het verzoek werd als ontvankelijk beschouwd, maar de gronden voor wraking werden niet gegrondvaardigd.

De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat de procedure in de wrakingszaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/53
zaak- /rekestnummer: C/09/629966 / KG RK 22-657
Beslissing van 21 juni 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mrs. S.M. Krans, M. Nijenhuis en J.C. Sluymer,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 mei 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 2 juni 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 23 mei 2022;
- de schriftelijke reactie van verzoeker van 10 juni 2022, met bijlagen.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, [gemachtigde] ,
- mevrouw [ naam 1] en mevrouw [naam 2] , namens RFH, de coöperatie Royal Flora Holland U.A., hierna te noemen: RFH, als toehoorders.
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak van de wrakingskamer met nummer 628806 KG RK 22-516 tussen verzoeker en mr. O. van den Burg, rechter in deze rechtbank. In deze zaak (hierna: de wrakingsprocedure) heeft op 23 mei 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na de mondelinge behandeling heeft de voorzitter het onderzoek gesloten en bepaald dat op 7 juni 2022 een einduitspraak zal volgen. Bij e-mailbericht van 26 mei 2022 heeft verzoeker vervolgens de rechters gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 - kort gezegd - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker is het niet eens met de gelegenheid die door de rechters is geboden aan belanghebbende in de wrakingsprocedure, RFH, om haar visie op en standpunten over het wrakingsverzoek kenbaar te maken. De juridische grondslag hiervoor ontbreekt, nu hierin niet is voorzien in het wrakingsprotocol.
Verzoeker is van mening dat tijdens de mondelinge behandeling van 23 mei 2022 geen aanleiding kon bestaan voor opmerkingen en vragen van de rechters over de kantonrechtersformule. Immers, op die formule is nooit een beroep gedaan. Het maken van deze opmerkingen en het stellen van deze vragen is gepaard gegaan met nadruk, felheid en boosheid. Hierdoor is bij verzoeker de schijn van vooringenomenheid van de rechters gewekt.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Ontvankelijkheid van het verzoek
3.2.
Anders dan door de rechters in hun schriftelijke reactie van 2 juni 2022 is aangevoerd, is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek op tijd is gedaan. Hoewel het verzoek niet direct op de zitting of kort daarna is ingediend, acht de wrakingskamer het tijdsverloop van drie dagen, gezien de omstandigheden die namens verzoeker zijn aangevoerd, in dit geval verschoonbaar. Namens verzoeker is bij de mondelinge behandeling toegelicht dat hem door de rechters is voorgehouden het wrakingsprotocol erop na te slaan. Hij heeft het wrakingsprotocol pas na de mondelinge behandeling van 23 mei 2022 kunnen lezen, om vervolgens op basis daarvan een zorgvuldig wrakingsverzoek te formuleren. De verzoeker is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.
Wrakingsgrond 1
3.3.
Uit het wrakingsprotocol volgt dat de wederpartij in de wrakingsprocedure als toehoorder wordt uitgenodigd voor de behandeling van het wrakingsverzoek. Door de wrakingskamer kan en mag ook een toehoorder in de gelegenheid gesteld worden om het woord te voeren. In het wrakingsprotocol zijn daarover geen regels opgenomen en wordt dat niet uitgesloten. De beslissing van de rechters om RFH het woord te geven is dan ook niet in strijd met het wrakingsprotocol. Ook overigens is er geen rechtsregel die zich daartegen verzet. Evenmin is hierdoor blijk gegeven van enige (schijn van) vooringenomenheid van de rechters. Deze wrakingsgrond kan daarom niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Wrakingsgrond 2
3.4.
De wrakingskamer stelt vast dat in de wrakingsprocedure aan verzoeker vragen zijn gesteld over de kantonrechtersformule en dat die vragen mede tot het wrakingsverzoek in deze wrakingsprocedure aanleiding hebben gegeven. De wrakingskamer overweegt dat het de rechters vrij stond om hier ter zitting kritische en indringende vragen over te stellen, teneinde te onderzoeken of, en zo ja, in hoeverre de kantonrechtersformule in het geding was. Immers in het wrakingsverzoek van rechter mr. Van der Burg werd de kantonrechtersformule genoemd. De rechters moesten hier dus onderzoek naar doen. Doordat de rechters meerdere keren zijn teruggekomen op deze formule, heeft verzoeker zich wellicht kritisch benaderd gevoeld. De wrakingskamer kan dit echter niet aanmerken als een vorm van (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid. Ook deze wrakingsgrond kan daarom niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde, [gemachtigde] ;
• RFH;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, voorzitter, mrs. E.A.W. Schippers en R.E. Perquin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2022.
de griffier de voorzitter is buiten staat deze beslissing te
ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.