ECLI:NL:RBDHA:2022:12504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
NL21.18164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Afghaanse eiser en niet-ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Afghaanse eiser, geboren in 2003. Eiser heeft op 24 september 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel op basis van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 augustus 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een gegrondverklaring van de rechtbank Haarlem op 28 juli 2021, waarbij het besluit van 11 augustus 2020 werd vernietigd. In het daaropvolgende besluit van 22 oktober 2021 verleende verweerder eiser een verblijfsvergunning op basis van artikel 29, eerste lid, aanhef onder b, van de Vw, geldig van 24 september 2019 tot 24 september 2024.

Eiser heeft echter opnieuw beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 20 augustus 2021 een besluitmoratorium heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Afghanistan. Ondanks het verstreken van de wettelijke beslistermijn, heeft verweerder de aanvraag van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het asielrelaas van eiser niet geloofwaardig is. Hierdoor komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op de a-grond, maar is hem een vergunning op de b-grond verleend. Verweerder stelde dat eiser geen procesbelang heeft bij het doorprocederen voor de a-grond, aangezien de b-grond dezelfde rechten biedt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, omdat de verleende verblijfsvergunning op de b-grond hem dezelfde rechten biedt als een vergunning op de a-grond. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 24 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18164
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding en procesverloop

Eiser heeft de Afghaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2003. Hij heeft op
24 september 2019 een aanvraag gedaan tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingewet 2000 (Vw).
In het besluit van 11 augustus 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
In de uitspraak van 28 juli 20211 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, dit beroep gegrond verklaard en het besluit van 11 augustus 2020 vernietigd.
In het besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef onder b, van de Vw (de zogenoemde b-grond). De verblijfsvergunning gaat in op 24 september 2019 en is geldig tot 24 september 2024.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 21 maart 2022 een verweerschrift ingediend en zich daarbij op voorhand al afgemeld voor de zitting.
De behandeling ter zitting van het beroepschrift stond gepland op 24 maart 2022. Op verzoek van gemachtigde is de zaak aangehouden. In overleg met partijen heeft de rechtbank besloten om de zaak verder schriftelijk af te doen. Partijen hebben allebei twee keer de gelegenheid gehad om hun standpunten schriftelijk naar voren te brengen. De rechtbank heeft het onderzoek op 20 april 2022 gesloten.

Overwegingen

Het bestreden besluit
1. Bij besluit van 20 augustus 2021 heeft verweerder een besluitmoratorium ingesteld voor de duur van zes maanden voor vreemdelingen die afkomstig zijn uit Afghanistan. Aangezien de wettelijke beslistermijn op de aanvraag van eiser inmiddels is verstreken en verlenging van die termijn niet meer mogelijk is, heeft verweerder op de aanvraag beslist in weerwil van het besluitmoratorium. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Het asielrelaas van eiser heeft verweerder evenwel niet geloofwaardig bevonden. Om die reden komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef onder a, van de Vw (de zogenoemde a-grond). Door de veranderlijke en onzekere situatie in Afghanistan is het voor verweerder niet mogelijk geweest om te concluderen dat eiser bij uitzetting naar dat land geen reëel risico loopt op ernstige schade. Om die reden heeft verweerder eiser een verblijfsvergunning verleend op de b-grond. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser er geen belang bij heeft om door te procederen voor een verblijfsvergunning op de a-grond. Het beroep dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
2. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 28 juli 2021 heeft verweerder opnieuw op de aanvraag van eiser beslist. Ditmaal is verweerder tot inwilliging van de aanvraag gekomen op de b-grond. Verweerder heeft daarbij mogen volstaan met het enkele, niet nader gemotiveerde, standpunt dat hij het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig acht en dat eiser dus niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op de a-grond. Door aldus te beslissen, heeft verweerder niet gehandeld in strijd met de genoemde uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Haarlem.
3. Er is geen sprake van een situatie waarbij eiser in een gunstigere positie kan komen. De verleende verblijfsvergunning op de b-grond verschaft hem namelijk dezelfde rechten en voordelen als een verblijfsvergunning op de a-grond zou doen. Weliswaar heeft verweerder aangegeven dat na afloop van het besluitmoratorium zal worden bezien of een herbeoordeling van de verblijfsaanspraak van eiser in de rede ligt, maar die enkele mededeling maakt niet dat eiser onder de vigeur van de huidige verblijfsvergunning andere of minder rechten of voordelen heeft. Bij een eventuele herbeoordeling kan eiser opkomen tegen het standpunt van verweerder om hem geen verblijfsvergunning op de a-grond te verlenen.
4. Eiser heeft aangevoerd dat artikel 46, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, niet in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd en dat hierop dus ook geen beroep kan worden gedaan in zijn nadeel. Dit betoog kan hem niet baten. De strekking van artikel 46, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, is namelijk al verdisconteerd in de Nederlandse wetgeving. De noodzaak tot implementatie van deze bepaling is er dus niet. Van strijd met het doeltreffendheidsbeginsel is dan niet gebleken. De diverse arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen waarnaar eiser heeft verwezen, leiden niet tot een ander oordeel. Evenmin kan uit de reikwijdte van deze arresten worden afgeleid dat eiser in een gunstigere positie kan komen.
5. Uit het vorenstaande vloeit voort dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep van eiser is daarom niet-ontvankelijk. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.