ECLI:NL:RBDHA:2022:12494
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij familie- of gezinslid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'verblijf bij familie- of gezinslid'. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De staatssecretaris stelde dat er geen sprake was van familieleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, en dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitviel.
Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk recht had op vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat zij samenwoont met haar echtgenoot, die een verblijfsvergunning heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat er geen sprake is van een beschermenswaardig familieleven. De rechtbank wees op tegenstrijdigheden in de overgelegde verklaringen en het feit dat eiseres niet op het adres van haar echtgenoot staat ingeschreven.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, omdat de staatssecretaris terecht had overwogen dat de medische problemen van de echtgenoot van eiseres niet zodanig ernstig waren dat behandeling niet in Marokko of Irak kon plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat het belang van de Nederlandse Staat bij een restrictief migratiebeleid zwaarder woog dan het belang van eiseres om gezinsleven in Nederland uit te oefenen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.