In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2008. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] te dragen. De minderjarige heeft een belast verleden en verblijft al geruime tijd bij de gezinshuisouder, waar zij zich positief heeft ontwikkeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder, ondanks haar goede intenties, niet in staat is om de opvoedbehoeften van [minderjarige01] te vervullen, mede door haar eigen problematiek en een alcoholverslaving. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd, waarbij de gecertificeerde instelling als voogd is benoemd. De rechtbank benadrukt het belang van contact tussen de moeder en [minderjarige01] voor de identiteitsontwikkeling van de minderjarige.