ECLI:NL:RBDHA:2022:12491
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van persoonsgebonden budget wegens schending inlichtingenplicht en onjuiste besteding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een 51-jarige man met ernstige medische beperkingen, en het college van burgemeester en wethouders van Westland. Eiser had een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen voor verschillende zorgvormen, waaronder begeleiding en huishoudelijke ondersteuning. Echter, na een rechtmatigheidsonderzoek bleek dat eiser niet de gedeclareerde zorg had ontvangen, maar in plaats daarvan meer individuele begeleiding had ontvangen dan was geïndiceerd. Dit leidde tot de conclusie dat eiser zijn pgb had gebruikt voor andere zorg dan waarvoor het was verstrekt.
Het college heeft op 21 april 2020 de indicatie voor het pgb ingetrokken, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden en onjuiste gegevens had verstrekt over de besteding van het pgb. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 12 oktober 2022 is eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat hij andere zorg ontving dan waarvoor het pgb was bedoeld.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking van het pgb terecht was, omdat eiser niet aan de voorwaarden voldeed en onjuiste informatie had verstrekt. De rechtbank volgde eiser niet in zijn betoog dat het college in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur handelde, aangezien eiser de mogelijkheid had om een gecontracteerde zorgaanbieder te kiezen, maar hier geen gebruik van had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.