ECLI:NL:RBDHA:2022:12487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
09/209715-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens poging tot doodslag, lokaalvredebreuk en vernieling met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 25 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag een 51-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, wegens poging tot doodslag, lokaalvredebreuk en vernieling. De verdachte heeft op 18 augustus 2022 in Leiden het slachtoffer met aanzienlijke kracht tegen het hoofd geschopt, nadat hij het slachtoffer tegen de grond had gewerkt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank achtte een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk, gezien de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte, die eerder in aanraking was gekomen met justitie voor vergelijkbare delicten.

Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het wederrechtelijk binnendringen in een winkel, ondanks een eerder opgelegd winkelverbod, en voor het vernielen van goederen in het Alrijne ziekenhuis. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte herhaaldelijk agressief gedrag vertoonde en niet in staat leek om zijn emoties te beheersen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht en begeleid wonen, om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/209715-22, 09/279621-21 (t.t.z. gevoegd), 09/208678-21
(t.t.z. gevoegd) en 22-005499-19 (TUL)
Datum uitspraak: 25 november 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlasteleggingen en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen zaak van de officier van justitie met parketnummer 09/209715-22 en in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaken met parketnummer 09/279621-21 en 09/208678-21 tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A. van Kins en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. A.P. Stipdonk (inzake 09/209715-22) en mr. P.B. Spaargaren (inzake 09/279621-21 en 09/208678-21) naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09/209715 (hierna ook: dagvaarding I)
hij op of omstreeks 18 augustus 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] één of meerdere malen (met geschoeide voet(en)) tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
09/279621-21 (hierna ook: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 16 oktober 2021 te Leiden in het besloten lokaal op/aan de [adres 1] bij de Dirk, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 16 oktober 2021 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden;
09/208678-21 (hierna ook: dagvaarding III)
hij op of omstreeks 2 augustus 2021 te Leiden
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer spatscherm(en) en/of een of meer
computerscherm(en) en/of een of meer toetsenbord(en) en/of een bureaublad, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan het Alrijne ziekenhuis, in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt
en/of weggemaakt.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman, mr. Stipdonk, heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van dagvaarding I moet worden vrijgesproken van een poging tot doodslag. Ten aanzien van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft hij zich op het standpunt gesteld dat dit feit bewezen kan worden. Mr. Spaargaren heeft zich ten aanzien van dagvaarding II gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van dagvaarding III vrijspraak bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Dagvaarding I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 45).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 18 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 16-17):
Op 18 augustus 2022 omstreeks 15:50 uur, stond ik voor de hoofdingang van de
daklozenopvang dat gevestigd is het [adres 2] in Leiden. Toen ik voor de ingang stond voelde ik een klap. Door deze klap lag ik op de grond. Toen ik op de grond lag, keek ik gelijk op om te kijken wie mij op de grond duwde. Ik herkende de man die mij op de grond had geduwd als een medewerker van de daklozenopvang. Ik weet niet hoe hij heet, maar ik krijg altijd eten van hem.
2. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , opgemaakt op 18 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 24-25):
Ik keek naar het beveiliging scherm en zag live beelden van een mishandeling. Ik zag
dat de mishandeling net buiten ons terrein was. Tussen de hekken, op fietspad. Toen was ik opgestaan en was ik als een speer naar buiten gerend naar de vechtende mannen. Ik zag dat het slachtoffer op de grond zat. Ik zag de andere man van het terrein af lopen. Ik zag dat die andere man over de Langegracht liep en ging zitten bij het gebouw de Sleutels. Ik hield de verdachte man in de gaten tot dat politie er was. Vanmorgen was er ook al een situatie tussen deze twee mannen. Beide mannen zijn bekend bij ons en zijn bewoners van de Nieuwe Energie.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van [naam 1] , opgemaakt op 19 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 26):
Ik, verbalisant, vroeg [getuige 1] of hij ook wist hoe de man heet die gisteravond de
mishandeling had gepleegd en op zijn aanwijzen was aangehouden. Ik hoorde [getuige 1]
verklaren: " [verdachte] zijn achternaam weet ik helaas niet. Ik ben niet zo goed met
namen." Ik, verbalisant, vroeg [getuige 1] of [verdachte] werkzaamheden verrichte bij de
Nieuwe energie en hoorde hem verklaren: "Het enig wat hij doet is ‘s ochtend achter de
Balie staan bij het ontbijt, hij geeft dan eten uit.'
4. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , opgemaakt op 18 augustus 2022, voor zover inhoudende (p. 27):
Ik zag op de beelden een ruzie tussen [verdachte] en [slachtoffer] . Zij wonen allebei bij ons. Ik ken ze goed. Ik zag dat [verdachte] een trap gaf. Ik zag dat [slachtoffer] op de grond viel.
5. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 11 november 2022, voor zover inhoudende:
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden zichtbaar is dat een man van achteren met
versnelde pas naar de voor hem uitlopende [slachtoffer] loopt. [slachtoffer] loopt op een
stoep. De man trekt hem naar de grond toe en komt daarbij zelf ook ten val. De man staat op
en geeft twee maal met geschoeide voet, met kracht, een trap/schop tegen het achterhoofd
van die [slachtoffer] . Het hoofd en het bovenlichaam van [slachtoffer] komen na beide
trappen/schoppen zichtbaar van de grond.
Dagvaarding II
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Hillegom-Lisse-Teylingen, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 17).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 16 oktober 2021, voor zover inhoudende (p. 4-5):
Op zaterdag 16 oktober 2021 was ik aan het werk als assistent manager bij de Dirk
van der Broek, gelegen op de [adres 1] te Leiden. In de ochtend kwam een meneer
een pakje shag kopen. Omstreeks 13:00 uur kwam de zelfde meneer terug om dit pakje
shag te ruilen. Dit kon niet want het pakje shag was al aangebroken. Toen gooide deze
meneer het pakje shag in mijn gezicht. Toen hebben wij de politie gebeld. Het werd
toen opgelost door meneer een winkelverbod te geven. Dit winkelverbod is ook aan
meneer uitgereikt en deze is door meneer ondertekend. Omstreeks 15:00 uur kwam de
zelfde meneer toch weer terug de Dirk van der Broek in, ondanks het verbod. Deze meneer
stond bij de kassa om bier en een speculaasreep af te rekenen. De kassière riep mij er bij
omdat zij zag dat het de zelfde meneer was als vanmiddag. Ik heb vervolgens die meneer
aangehouden. Toen kwam de politie om de meneer over te nemen.
2. Het geschrift, te weten een winkelverbod, inhoudende de ontzegging van de toegang tot de Dirk Supermarkt, gelegen aan de [adres 1] te Leiden, voor de duur van 12 maanden, vanaf 16 oktober 2021, mede ondertekend door de verdachte (p. 6).
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 november 2022, voor zover inhoudende:
Ik ben bier wezen kopen nadat ik het winkelverbod had gekregen.
Dagvaarding III
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 3] , van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Noord, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 42).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 2 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 17-18):
Op maandag 2 augustus 2021 werd ik rond 13:00 uur gebeld door [naam 4] , eerste medewerker receptie en beveiliging. Die vertelde dat er een incident bij de receptie was gebeurd en of ik gelijk de beelden veilig wilde stellen. Onze collega [naam 5] was hierbij betrokken en die heb ik vervolgens telefonisch gesproken. Zij vertelde dat er een man aan de balie was geweest die een orthopeed wilde zien. Er werd hem gezegd dat hij een
telefonische afspraak moest maken. Hierna heeft hij tegen het spatscherm geslagen en een
computermonitor omver geslagen die hierdoor beschadigd is. De man is hierna weg
gegaan en daarna weer binnen gekomen om ook de andere computermonitor omver te slaan.
Ook deze is beschadigd. Daarnaast zijn er ook stukjes afgebroken van beide toetsenborden en er zit een deuk in het werkblad van de balie. Het spatscherm is ook beschadigd.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 19-20):
Ik reed naar het ziekenhuis en parkeerde voor de deur. Ik hoorde van [naam 5] het volgende dat zij;
- zag dat er een man rond 12:45 a 13:00 uur het ziekenhuis in kwam
- zag dat deze man lang zwart haar had en kalend was bovenop zijn hoofd
- zag dat de man erg boos werd en de resultaten 'eiste'
- zag dat de man hierna terug kwam en erg kwaad was
- zag dat de man tegen de spatschermen begon te slaan bij de receptie
- zag dat hierdoor alle computers omvielen
- zag dat de man hierna vertrok
- zag dat de man hierna terug kwam en weer begon te slaan
- zag dat hij wederom tegen de spatschermen sloeg
Ik vroeg hierna aan de leidinggevende van [naam 5] , [naam 4] , of hij wist wie de man in kwestie was. Niet veel later kreeg ik een briefje met de naam [verdachte] ; [adres 2] in Leiden. Ik zocht in de politiesystemen en kwam uit op;
[verdachte] Geboren [geboortedag] te [geboorteplaats] ).
3. Het proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , opgemaakt op 2 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 24-26):
Ik ben medewerker receptie en beveiliging bij het Alrijne ziekenhuis op de Houtlaan
55 in Leiden. Op maandag 2 augustus 2021 was ik bij de receptie aanwezig toen er rond
13:00 uur een mij onbekende man binnenkwam. Meneer werd boos en liep weg richting de polikliniek orthopedie. Ik liep terug en zag dat hij nu weer bij ons aan de balie stond. Hij werd steeds bozer en ik zag dat hij het corona plexiglas spatscherm een klap gaf met twee handen tegelijk. Hierdoor viel er een computerscherm van de balie af, op de grond. Toen gaf hij het andere spatscherm een ram waardoor ook het andere computerscherm op de grond viel. Hij bleef hierna op het spatscherm slaan. Naderhand heb ik gekeken naar de schade en gezien dat er een spatscherm helemaal gescheurd is en er zijn voetjes van toetsenborden afgebroken. De man zag er als volgt uit:
- getinte huidskleur, noord-Afrikaans uiterlijk
- rond de 50 jaar oud
- kortgeschoren haar bovenop, en een donker, nat krullend matje
- geen voortanden, alleen twee hoektanden.
4. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 2 augustus 2021, voor zover inhoudende (p. 6-7):
Wij, verbalisanten, zijn gaan zoeken naar de verdachte. Wij reden achter het ziekenhuis
Alrijne. Ik zag een manspersoon zitten op de brug ter hoogte van voetbalclub Lugdunem op
de Oegstgeesterweg te Leiden. Ik, heb ons voertuig omgekeerd en wij zijn op de man
afgelopen. Wij, verbalisanten zagen dat de man licht getint is, donkere kleding aan had en
maar 2 tanden in zijn mond heeft. De verdachte legitimeerde als [verdachte]
geboren op [geboortedag] . Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat
het signalement en de gegevens van de verdachte overeen kwamen en wij hebben de
verdachte aangehouden.
5. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 11 november 2022, voor zover inhoudende:
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden te zien is dat een man met een vrijwel kale schedel en een zwart krullend matje op zijn achterhoofd het ziekenhuis in loopt. De man arriveert bij de balie en slaat vervolgens met kracht tegen een spatscherm, waardoor een computerscherm van de balie af valt in de richting van de baliemedewerkster. De man loopt naar buiten en vervolgens weer naar binnen. Vervolgens duwt/gooit hij een ander computerscherm van de balie af.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I
[slachtoffer] verklaart dat hij is toegetakeld door de man die hij herkent van de daklozenopvang en die hem altijd eten geeft. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de beveiliger die het voorval op beelden heeft gezien, direct daarna de verdachte heeft aangewezen als de dader, waarop de verdachte aangehouden is. Hij herkent de beide mannen als [slachtoffer] en [verdachte] . Een andere beveiliger herkent beide mannen ook en verklaart dat de verdachte de ‘mishandeling’, zoals de beveiliger het noemt, heeft gepleegd. Deze man heet volgens die beveiliger [verdachte] en deelt ’s ochtends eten uit bij de daklozenopvang. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat het de verdachte is geweest die op de camerabeelden te zien is als de man die [slachtoffer] naar de grond trekt en twee keer schopt.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden te zien is dat de verdachte het slachtoffer naar beneden trekt. Terwijl het slachtoffer op de grond ligt, geeft de verdachte hem twee maal met geschoeide voet een trap/schop tegen het hoofd. Te zien is bovendien dat de trappen/schoppen met grote snelheid en kracht worden uitgeoefend en wel zodanig dat niet alleen het hoofd van het slachtoffer, maar ook zijn bovenlichaam beide keren een stuk van de grond komt. Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen met geschoeide voet en temeer het met aanzienlijke kracht schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, moet de kans op de dood als gevolg van de gedragingen van verdachte in deze zaak als aanmerkelijk worden aangemerkt. Deze kans is blijkens de aard van die gedragingen ook bewust aanvaard. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen het slachtoffer dodelijk verwond zou raken, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
Dagvaarding II
De rechtbank stelt vast dat uit het geschrift, het winkelverbod, blijkt dat deze op 16 oktober 2021 aan de verdachte is uitgereikt en door hem is ondertekend. Uit de aangifte blijkt dat de verdachte enkele uren later de winkel weer heeft betreden om bier te kopen. De verdachte heeft dit bekend, zij het dat hij het winkelverbod onrechtmatig acht. De rechtbank legt dit verweer naast zich neer, nu gebleken is dat het winkelverbod aan hem is uitgereikt nadat hij zich had misdragen in de winkel. Hij heeft dit ondertekend en heeft vervolgens de winkel weer betreden om bier te kopen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Dagvaarding III
De rechtbank stelt vast dat op 2 augustus 2022 een computerscherm, twee toetsenborden, een spatscherm en een bureaublad zijn vernield en beschadigd. Dit blijkt uit de aangifte, de getuigenverklaring en uit de ter terechtzitting afgespeelde camerabeelden. Daarop is te zien dat een man tegen een spatscherm en een computermonitor slaat en deze van de balie af duwt, wegloopt en vervolgens weer tegen een computerscherm slaat/duwt. De verdachte heeft in het politieverhoor verklaard dat hij dit niet was. Ter terechtzitting heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank overweegt dat de [naam 5] als signalement van de dader een man heeft opgegeven met getinte huidskleur, kort haar bovenop en een lang, donker, krullend matje, zonder voortanden, met alleen hoektanden. Aangever verklaart dat uit het patiëntensysteem blijkt dat de persoon die het feit gepleegd heeft, [verdachte] , de verdachte, is. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt tevens dat de politie een man, genaamd [verdachte] , licht getint en met twee tanden in zijn mond, heeft aangehouden vlakbij het Alrijne ziekenhuis. De rechtbank oordeelt op grond van al het voorgaande dat de verdachte de persoon is die op de camerabeelden te zien is als de persoon die tegen het spatscherm slaat en een computerscherm van de balie duwt, waardoor dat scherm, een spatscherm, twee toetsenborden en het bureaublad vernield en beschadigd zijn.
De rechtbank is met betrekking tot de onder ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
09/209715 (hierna ook: dagvaarding I)
hij op 18 augustus 2022 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, [slachtoffer] meerdere malen met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
09/279621-21 (hierna ook: dagvaarding II)
hij op 16 oktober 2021 te Leiden in het besloten lokaal aan de [adres 1] , bij de Dirk in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 16 oktober 2021 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van 12 maanden;
09/208678-21 (hierna ook: dagvaarding III)
hij op 2 augustus 2021 te Leiden opzettelijk en wederrechtelijk een spatscherm en een computerscherm en een toetsenbord en een bureaublad, die geheel aan het Alrijne ziekenhuis toebehoorden heeft vernield en beschadigd.
4. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht en begeleid wonen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, mr. Stipdonk heeft zich op het standpunt gesteld dat daaraan een voorwaardelijke straf kan worden gekoppeld met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en begeleid wonen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal feiten, die zich alle drie kenmerken door een gebrek aan respect voor andere mensen, dan wel voor de eigendommen van andere mensen. Slechts enkele uren nadat de verdachte een winkelverbod heeft gekregen bij de Dirk supermarkt omdat hij een pakje shag in het gezicht van een medewerker gooit, betreedt hij die winkel weer. De verdachte veroorzaakt hiermee overlast voor de winkel en stress voor de winkelmedewerkers. De vernieling van goederen van het Alrijne ziekenhuis toont gelijkenissen met dat feit. De verdachte krijgt zijn zin niet en slaat vervolgens tegen spatschermen en computerschermen, waardoor die richting de baliemedewerkster vallen. In de eerste plaats is dit alles vervelend omdat dit vermogensschade oplevert voor het ziekenhuis, maar een en ander is des te ernstiger omdat de verdachte deze spullen in de richting van de medewerkster achter de balie duwt, die daar haar werk doet en verdachte te woord staat. Aldus ontstaat een bedreigende situatie voor de betreffende medewerkster en naar haar aard ook een vervelende en schokkende gebeurtenis voor de andere mensen die in de hal van het ziekenhuis aanwezig waren.
Tot slot – en als meest ernstige feit - heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft met volle kracht, met geschoeide voet, meerdere malen tegen het hoofd van het slachtoffer getrapt, een weerloze oudere man die hij van achteren had benaderd en naar de grond had getrokken. Er was op dat moment geen enkele aanleiding toe: het slachtoffer liep in rustige pas op de stoep en bemoeide zich nergens mee. Kennelijk kon de verdachte met de bij het ontbijt opgedane conflictgevoelens ook zo veel later nog steeds niet goed omgaan en ”explodeerde” hij bij het weerzien van het slachtoffer. Dat dit incident geen veel ernstiger afloop heeft gehad, is een gelukkige omstandigheid die zeker niet te danken is aan het handelen van de verdachte. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een van de ernstigste feiten die het Wetboek van Strafrecht kent.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij veelvuldig in aanraking is gekomen met justitie, onder andere ten aanzien van vermogensdelicten en delicten tegen de integriteit van het lichaam. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee.
Hoewel de feiten niet gelijk zijn in ernst, ziet de rechtbank een patroon in deze strafbare feiten. De verdachte raakt telkens op enige wijze geïrriteerd en weet zich niet te beheersen, of dat nu ten koste gaat van de ander of niet. De verdachte neemt zijn verantwoordelijkheid niet en schuift die steeds in de schoenen van de slachtoffers. Ten aanzien van ieder feit verklaart de verdachte dat het de slachtoffers zijn die hém onrecht hebben aangedaan, hetgeen geen steun vindt in de procesdossiers. Integendeel, uit deze dossiers blijkt dat de verdachte keer op keer agressief wordt als iets hem niet zint. De rechtbank rekent de verdachte de feiten zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 10 november 2022. Op basis van het dossier en referenteninformatie kan volgens de reclassering gesteld worden dat indien de verdachte zich geprovoceerd voelt, hij een confrontatie niet uit de weg gaat. In gesprek met de reclassering wil de verdachte nagenoeg alleen spreken over een in zijn ogen onrechtmatige uithuiszetting, waardoor het voor de reclassering moeilijk is om een adequaat en helder beeld te krijgen betreffende de verschillende leefgebieden en deze informatie voornamelijk vanuit dossierinformatie en referentencontact komt. De verdachte lijkt ten aanzien van zijn denkbeelden aangaande de onrechtmatige uithuiszetting niet tot nauwelijks te beïnvloeden en er lijkt geen sprake
van zelfinzicht. Waarom dat zo is, blijft speculeren omdat de verdachte behandelingen en eerdere NIFP-onderzoeken heeft afgewezen. De leefsituatie van de verdachte oogt instabiel. Hij is momenteel dakloos, hij heeft een schorsing ten aanzien van de daklozenopvang tot en met 18 december 2022, heeft geen dagbesteding, een beperkt inkomen en een ogenschijnlijk zeer beperkt netwerk. Vanuit referentencontact blijkt dat betrokkene (al) aangemeld is voor een containerwoning, hetgeen hem eerder een stabiele leefsituatie gaf. Op basis daarvan adviseert de reclassering om een meldplicht en begeleid wonen op te leggen als bijzondere voorwaarden bij een eventueel voorwaardelijk op te leggen strafdeel.
De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt deze tot de hare.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de andere hiervoor genoemde omstandigheden waarmee de rechtbank rekening heeft gehouden, onvoldoende tot uitdrukking komen in de door de officier van justitie gevorderde straf. Daarom zal de rechtbank een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf worden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbonden gedurende een proeftijd van twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 20 oktober 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 22/005499-19 door de politierechter van het gerechtshof Den Haag op 28 september 2020 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 3 weken, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het arrest niet-onherroepelijk is.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat dit arrest niet-onherroepelijk is.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet-ontvankelijk verklaren, nu dit arrest niet-onherroepelijk is.

8.De voorlopige hechtenis

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen nader standpunt ingenomen omtrent de voorlopige hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen, conform het verzoek om aan de verdachte geen langere straf op te leggen dan hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat er nu sprake is van ernstige bezwaren, gezien de inhoud van dit vonnis. De rechtbank oordeelt tevens dat er sprake is van een hoog recidiverisico en dat het belang van strafvordering zwaarder weegt dan het niet nader toegelichte persoonlijke belang om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 138, 287, 350 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
poging tot doodslag;
ten aanzien van dagvaarding II:
in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
ten aanzien van dagvaarding III:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de volgende bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Leger des Heils, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde wordt toegeleid naar een containerwoning en hij zal hierbij woonbegeleiding ontvangen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nader te bepalen moment. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels van de containerwoning;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland, adres Bezuidenhoutseweg 179, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
bepaalt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 22/005499-19 voorwaardelijk opgelegde straf;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.G. Salvadori, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. M.C. Ritsema Van Eck-Van Drempt, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2022.