ECLI:NL:RBDHA:2022:12467
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Duurzaam verblijfsrecht voor Unieburger met zwart werk als relevante factor
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Roemeense eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een document 'duurzaam verblijf burger van de Unie', welke was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ook ongegrond verklaard. Eiser had eerder al een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, maar het bestreden besluit van 28 oktober 2021 bleef ongewijzigd. De rechtbank moest nu beoordelen of eiser gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar rechtmatig verblijf in Nederland had gehad, wat vereist is voor duurzaam verblijfsrecht.
De rechtbank oordeelde dat de periode van verblijf van eiser vanaf augustus 2014 relevant was, maar dat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor de periode van 2010 tot augustus 2014. Eiser stelde dat hij zwart had gewerkt, wat volgens de staatssecretaris niet meetelde voor het rechtmatig verblijf. De rechtbank volgde deze redenering niet en verwees naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd gesteld dat de herkomst van de middelen niet relevant is, zolang deze niet uit criminele activiteiten voortkomen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Het beroep werd gegrond verklaard en het bestreden besluit werd vernietigd, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de staatssecretaris had erkend dat eiser rechtmatig verblijf had in verband met een nieuw dienstverband. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om het griffierecht te vergoeden en veroordeelde hem in de proceskosten van eiser. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.