ECLI:NL:RBDHA:2022:12451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
SGR 20/7238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een hekwerk en de bezwaren van omwonenden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 november 2022, wordt het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een hekwerk beoordeeld. De vergunning is verleend aan de derde-partij, Soesthaege I B.V., door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eisers vrezen dat het achterliggende parkeerterrein in de toekomst bedrijfsmatig zal worden gebruikt, wat volgens hen niet is toegestaan. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning uitsluitend is verleend voor het hekwerk en dat eisers geen bezwaar hebben tegen dit hekwerk zelf. De rechtbank kan niet ingaan op de zorgen van eisers over het toekomstige gebruik van het parkeerterrein, omdat dit buiten de omvang van het geding valt. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen het griffierecht niet terug.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, en [eiser] , eiser, uit [woonplaats] ,

samen: eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Yildirim).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Soesthaege I B.V. uit Den Haag

(gemachtigde: mr. J. Geelhoed).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de aan derde-partij (vergunninghoudster) verleende omgevingsvergunning. Verweerder heeft deze omgevingsvergunning verleend in het besluit van 14 augustus 2020. In het bestreden besluit van 7 oktober 2020 op het bezwaar van eisers heeft verweerder de verleende vergunning in stand gelaten.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van verweerder, [A] namens vergunninghoudster en de gemachtigde van vergunninghoudster. Voor vergunninghoudster was voorts aanwezig R. Wessels (architect).

Beoordeling door de rechtbank

1. Vergunninghoudster heeft op 30 juni 2020 een aanvraag gedaan voor het plaatsen van een hekwerk tussen de panden [straatnaam] [nummer 1] en [nummer 2] in Den Haag ten behoeve van het inrichten van het terrein als parkeergelegenheid.
2. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor het hekwerk verleend. De vergunning is verleend voor de activiteit ‘bouwen’ en – omdat het hekwerk hoger is dan het bestemmingsplan ter plaatse toestaat – voor de activiteit ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’. Volgens verweerder past het gebruik van het achterliggende terrein als parkeergelegenheid in het bestemmingsplan en is het daarom vergunningvrij. Daarom is de vergunning alleen verleend voor het hekwerk.
3. Eisers zijn het niet eens met het bestreden besluit. Zij vrezen dat vergunninghoudster de parkeerplaatsen op het terrein bedrijfsmatig gaat verhuren. Daarmee zou vergunninghoudster het terrein volgens eisers gaan exploiteren als autoparkeerterrein. Volgens eisers is een dergelijk gebruik ter plekke niet toegestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat de omgevingsvergunning uitsluitend is verleend voor het realiseren van het hekwerk. Eisers hebben geen bezwaar tegen dit hekwerk. Ter zitting is dit nogmaals bevestigd door eiser.
5. Niet gebleken is dat het huidige gebruik van het parkeerterrein in strijd is met het bestemmingsplan. Voor zover eisers ongerust zijn over het mogelijke toekomstige gebruik van het parkeerterrein, kan de rechtbank daar niet inhoudelijk op ingaan. Het gebruik van het parkeerterrein valt buiten de omvang van dit geding, omdat de verleende omgevingsvergunning daar geen betrekking heeft. Mocht dit gevreesde gebruik zich in de toekomst voordoen, dan staat het eisers vrij om bij verweerder een verzoek tot handhaving in te dienen. Verweerder zal dan moeten beoordelen of het feitelijke gebruik van het parkeerterrein op dat moment in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Ter zitting heeft vergunninghoudster overigens toegelicht dat zij niet de intentie heeft om het parkeerterrein commercieel te gaan verhuren.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.