ECLI:NL:RBDHA:2022:12426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
09/852021-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zeven verdachten voor medeplichtigheid aan moord na steekincident

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag zeven verdachten veroordeeld voor hun rol in de dood van de 17-jarige Myron Ampofo, die op 6 mei 2021 in Den Haag werd neergestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan medeplichtigheid aan moord. De rechtbank legde aan de hoofdverdachte een jeugddetentie op van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank achtte de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat de schade niet direct aan de verdachte kon worden toegerekend. De zaak kwam voort uit een gewelddadig treffen tussen rivaliserende groepen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk heeft bijgedragen aan de omstandigheden die hebben geleid tot de fatale steekpartij, en dat hij op zijn minst de aanmerkelijke kans voor lief heeft genomen dat er wapens zouden worden gebruikt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte medeplichtigheid aan moord bewezen. De zaak benadrukt de ernst van geweld onder jongeren en de impact van dergelijke daden op de slachtoffers en hun families.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/852021-21
Datum uitspraak: 23 november 2022
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[FN](hierna ook: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2004 te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[locatie 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zittingen van 19 augustus 2021 en 4 november 2021 (pro forma zittingen) en 26 oktober 2022 en 7 november 2022 (inhoudelijke behandelingen) en 9 november 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. K. van Diemen en de advocaat van de verdachte is mr. I. van Straalen te Den Haag. De verdachte is op de zittingen van 26 oktober 2022 en 7 november 2022 verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- Een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van die [slachtoffer] en/of
-geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag),
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die onbekend gebleven perso(o)n(en)
-een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van die [slachtoffer] en/of
- geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag)
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 mei 2021, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk inlichtingen/middelen en/of gelegenheid heeft verschaft, door
- met de auto naar die [slachtoffer] te zoeken en/of zich naar de plek te begeven waar die [slachtoffer] zich toen (in de buurt) bevond en/of
- door te geven waar die [slachtoffer] zich bevond en/of
- die [slachtoffer] te traceren en/of op te wachten en/of te achtervolgen en/of op te jagen en/of In te sluiten en/of aan te wijzen en/of
- die [slachtoffer] te duwen en/of trekken en/of naar de grond werken en/of
- die [slachtoffer] te slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of tegen te houden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [locatie 4] (en nabij de [locatie 2] ), in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het:
- achtervolgen en/of opjagen en/of insluiten en/of aanwijzen van die [slachtoffer] en/of
- duwen en/of trekken en/of naar de grond werken van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- een of meerdere malen (met kracht) steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld de dood ten gevolge heeft gehad, althans zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel, te weten een of meerdere steekverwonding(en) in een of meer hand(en) en/of in de zij, althans in het lichaam voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
In de avond van 6 mei 2021 is de 17-jarige [slachtoffer] op de [locatie 4] in Den Haag het slachtoffer geworden van een steekincident. Hij is in zijn linkerzijde gestoken en ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. De politie is direct een onderzoek gestart. Negen van de verdachten die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen, worden vervolgd voor hun betrokkenheid bij het overlijden van [slachtoffer] . Dit is ten laste gelegd als het medeplegen van moord/doodslag (primair), dan wel medeplichtigheid aan moord/doodslag (subsidiair) dan wel openlijke geweldpleging met de dood ten gevolge (meer subsidiair).
De hoofdvraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden van [slachtoffer] .
Uit het procesdossier komt over de confrontatie op 6 mei 2021 – samengevat en voor zover hier relevant – hetgeen beschreven onder 3.4. naar voren.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft geen enkele bijdrage geleverd aan het feit. Hij is niet dichter dan 20 meter op afstand van [slachtoffer] gekomen. Hij heeft [slachtoffer] niet aangewezen, niet ingesloten, niet opgejaagd en niet aangeraakt. Er is geen enkel bewijs dat de verdachte een rol zou hebben gehad, laat staan een bepalende, bij het maken van plannen die tot de dood van [slachtoffer] of enig ander persoon zouden hebben geleid. Het enkele rondlopen in het [locatie 3] maakt de verdachte niet tot een organisator, voorbereider of uitvoerder van de dood van [slachtoffer] , noch tot een betrokkene op het niveau van medeplichtigheid daaraan. Van deelname aan openlijk geweld in vereniging is evenmin sprake.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
In de avond van 6 mei 2021 rond 20:20 uur werd de 17-jarige [slachtoffer] op de [locatie 4] in Den Haag door meerdere personen aangevallen en daarbij één keer gestoken. Hij overleed ter plaatse aan de gevolgen van deze steekwond. Kort voor deze aanval vond rond 19:00 uur een gewelddadig treffen tussen twee groepen plaats op de [locatie 5] in Den Haag. De ene groep bestond grotendeels uit jongeren uit het [locatie 3] in Den Haag, de andere groep grotendeels uit jongeren uit Delft. Bij dit eerste incident werd [S] in zijn hoofd en rug gestoken. Al vroeg in het politieonderzoek is rekening gehouden met het scenario dat de achtergrond van beide steekpartijen een conflict zou kunnen zijn tussen rivaliserende drillrapgroepen.
Snapchatgesprek
Naar aanleiding van de steekpartij op de [locatie 5] werd de telefoon van [S] onderzocht. Daarin werd een Snapchatgesprek aangetroffen met zestien deelnemende accounts, waaronder de accounts van [S] ( [Snapchat] ), [FN] ( [Snapchat2] ), [M] ( [Snapchat1] ), [D] ( [Snapchat3] ) en [JC] ( [Snapchat4] ). [2] De deelnemers aan dit gesprek waren voor zover bekend leden van de Delftse drillrapgroep [naam 1] . [3] Uit het gesprek blijkt dat [S] op 5 mei 2021 aan [FN] schreef dat hij ‘drill’ (drillrap) maakt. Hij noemde namen zoals ‘ [naam 5] ’ en ‘ [naam 6] ’ van leden van de andere groep, vermoedelijk [naam 2] , een groep met als thuisbasis het [locatie 3] . Ook meldde hij meermalen hoe laat een ontmoeting was geregeld met de andere groep: “Is 7 uur”. Op 6 mei 2021 om 17:03 uur schrijft [FN] dat er messen mee moeten (‘neem kitchen’). [D] schreef om 17.03 uur “Beste gooie er een gwn op die man”. En om 17:47 uur vroeg een deelnemer in het groepsgesprek “heb je alleen die ZK”, waarmee een mes wordt bedoeld. [S] antwoordde er twee te hebben, maar er een aan [FN] te geven. Over een machete schreef [FN] daarna: “dies nodig voor vandaag jonge komt goed van pas.” En: “Vandaag moeten we die tunes waarmaken”. Uit het gesprek blijkt verder dat [FN] op 6 mei 2021 om 17:46 uur plannen maakte voor het geval dat een van hun groep zou worden ‘gecheft’ (gestoken). Hij schreef: “Dan gaat iemand echt plat”. En: “Vandaag als iemand gecheft is ga ik champagne poppen”. [M] schreef dat hij ook wilde komen maar eerst een kitchen stabba (een keukenmes) ging halen en naar osso (huis) ging. Om 19:12 uur, na de steekpartij waarbij [S] zwaargewond raakte, schreef [FN] dat ‘Chef’ het misschien niet ging overleven. Hij vroeg waar de anderen waren. [M] antwoordde dat ze zo kk yusu (kanker serieus) naar [naam 2] ( [locatie 3] ) gingen, me tel osso laten (mijn telefoon thuis laten) en dat iemand plat ging. [FN] schreef dat hij zo een pijp (vuurwapen) kreeg en vroeg of iemand [JD] kon bellen. [D] schreef om 19.20 uur dat hij met 3 minuten op station Hollands Spoor is. [JC] zei dat hij [JD] zou bellen en later dat [JD] onderweg was met een vuurwapen. Uit onderzoek aan onder andere de telefoon van [JD] is gebleken dat ‘ [JD] ’ [JD] betreft. [4] [JD] belde [FN] om 19:29 uur. [5]
Camerabeelden [locatie 6]
Op beveiligingsbeelden van de [locatie 6] , is het volgende te zien. Op 6 mei 2021 om 19:31 uur komt een blauwe personenauto het portiek aan de [locatie 6] te Delft voorbijgereden. Volgens de politie vertoont deze auto grote gelijkenis met een Seat Ibiza. Enkele seconden nadat de blauwe auto door het beeld rijdt, komen twee personen van buiten het portiek in gerend. De personen worden herkend door verbalisanten als [JD] en [GD] . Ze zijn tevens woonachtig aan de [locatie 6] en hun appartement is bereikbaar via voornoemd portiek. Om 19:32 uur gaan beiden via de trap omhoog. Om 19:33 uur komt [GD] naar beneden gerend via de trap. [GD] houdt zijn linkerhand continu in zijn linker jaszak en rent naar buiten. [JD] komt achter [GD] de trap afgerend. [JD] houdt in zijn rechterhand een voorwerp vast, gelijkend op een grote dolk. [JD] rent vervolgens ook het portiek uit. [6]
Seat Ibiza en Opel Insignia
Uit het procesdossier blijkt dat in ieder geval twee auto’s bij het incident op de [locatie 4] waren betrokken.
Uit de gegevens van de meldkamer blijkt dat getuige [getuige1] heeft verklaard dat omstreeks 20:29 uur een voertuig met kenteken [kenteken 1] betrokken is geweest bij het incident op de [locatie 4] . Omstreeks 20:45 uur wordt deze melding aangevuld met een getuigenverklaring van een [getuige2] , inhoudende dat de inzittenden van een Opel Insignia, voorzien van kenteken [kenteken 2] , betrokken zijn geweest bij het incident. [7]
Uit beelden van diverse camera’s met zicht op de [locatie 4] en de nabije omgeving blijkt het volgende. Een blauwe Seat Ibiza met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Seat) komt om 20:02:48 uur in de omgeving van het [locatie 3] op camera’s in beeld. De Seat wordt direct gevolgd door een zwarte Opel Insignia met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Opel). De voertuigen rijden in de richting van de [locatie 7] . Om 20:03:11 uur komt de Seat als eerste over de [locatie 8] gereden. Kort daar achter komt de Opel aangereden. De voertuigen rijden in de richting van de [locatie 9] / [locatie 7] en gaan in de richting van de [locatie 4] . Om 20:06:54 uur komt de Seat in beeld op de [locatie 2] . Slechts één seconde later komt de Opel in beeld. Vervolgens slaan beide voertuigen vanaf de [locatie 2] rechtsaf de [locatie 4] op. De Opel parkeert achteruit in een parkeervak ter hoogte van nummer [nummer 1] . De Seat stopt vervolgens tien seconden naast de Opel. Te zien is dat het rechter raam van de Seat omlaag is zodra deze weer verder rijdt. Tevens stopt een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 3] enkele seconden naast de Opel. Ondertussen komt een groep van zeven personen over de [locatie 2] gelopen en deze personen slaan rechtsaf de [locatie 4] op. De groep gaat richting de [locatie 9] . De Opel parkeert in een parkeervak. De bestuurder van de Opel stapt uit. De bestuurder is geïdentificeerd als [N] . [N] loopt vervolgens achter de groep van zeven personen de [locatie 9] in. [8]
De Seat wordt om 20:07:37 uur op de [locatie 4] geparkeerd ter hoogte van nummer [nummer 2] en de bestuurder, geïdentificeerd als [V] , haalt een glimmend voorwerp tevoorschijn. [9] [V] heeft verklaard dat dit glimmende voorwerp een mes betrof dat hij uit het deurvak van zijn auto heeft gehaald en in zijn broeksband heeft gedaan, waarna hij uit de auto is gestapt. Hij had het mes naar eigen zeggen vóór het uitstappen in zijn broeksband gedaan, omdat hij zich ervan bewust was dat hij zich in een gevaarlijke buurt bevond. [10]
Op camerabeelden op de [locatie 4] is te zien dat er om 20:08:01 uur zeven personen lopen. Ze gaan de [locatie 9] in. De personen worden omschreven als NN03, NN04, NN05, NN06, NN08, NN09 en NN10. [11] Vervolgens stapt [V] uit de Seat en gaat hij om 20:08:26 uur linksaf de [locatie 9] in, alwaar de andere personen zich bevinden. [12]
NN-personen
Om 20:14:02 uur lopen tien personen vanuit de [locatie 9] de [locatie 4] op. [13] Deze personen zijn nadien als volgt geïdentificeerd:
- NN01 zijnde [CR] [14]
- NN02 zijnde [V] [15]
- NN03 zijnde onbekend gebleven (rechtbank: later is gebleken dat dit [M] betreft [16] )
- NN04 zijnde [JD] [17]
- NN05 zijnde [N] [18]
- NN06 zijnde [C] [19]
- NN07 zijnde [FN] [20]
- NN08 zijnde [D] [21]
- NN09 zijnde [P] [22]
- NN010 zijnde [GD] [23]
[V] heeft verklaard dat ‘ [naam 7] ’ en ‘ [naam 8] ’ uit de buurt zouden komen en zij zouden weten wat er zou zijn gebeurd en wie wat gedaan had. [24]
De personen komen uit de [locatie 9] en lopen in de richting van de [locatie 8] . De eerste twee personen kijken zoekend om zich heen. Om 20:19:20 uur lopen vijf personen in de richting van de [locatie 9] . Deze vijf personen stoppen bij de Opel en stappen in. [25] De vijf personen die instappen zijn [N] , [M] , [FN] , [D] en [C] . [26]
Tegelijkertijd lopen vier anderen, te weten [V] , [GD] , [JD] en [P] richting de Seat. Allen, behalve [GD] , stappen in die auto. [27]
Aanval
Uit de beelden van diverse camera’s blijkt het volgende. Om 20:20:06 uur komt [slachtoffer] in beeld. Hij komt, na uit de tram te zijn gestapt, uit de richting van de [locatie 2] en loopt in de richting van de [locatie 8] . [slachtoffer] loopt de Opel voorbij. [28] [FN] en [C] hebben verklaard dat er toen geschreeuwd en gescholden werd. [29]
De deur van de Opel gaat open en [M] stapt uit. [slachtoffer] stopt en kijkt naar achter. Hij sprint vervolgens in de richting van de [locatie 8] . [M] rent achter [slachtoffer] aan. [M] wijst naar [slachtoffer] en roept iets. [30] Ondertussen rennen [N] , [FN] , [D] en [C] achter [M] aan, maar [N] en [FN] stoppen halverwege ter hoogte van de kruising van de [locatie 4] met de [locatie 9] , bij [naam 3] . [31] [D] rent eveneens achter [M] aan, maar draait zich ter hoogte van de [locatie 9] om en rent weg richting de [locatie 2] . [32] [C] rent door in de richting van de vechtpartij. [33]
Getuige [getuige3] heeft verklaard dat hij een zwarte auto zag, die midden op straat stilstond, waarvan de deuren opengingen en waar vier jongens uit kwamen. De langste jongen van ongeveer 1.85 meter probeerde een grijs vuurwapen in zijn linker jaszak weg te stoppen. [34] Getuige [getuige4] heeft verklaard dat er een jongen uit een zwarte geparkeerde stationwagen linksachter uitstapte en uit zijn rechterjaszak een grijs vuurwapen haalde. De jongen was ongeveer 1.80 meter lang. [35] [C] is de langste en breedste van de inzittenden van de Opel en heeft constant zijn handen in zijn zakken. [36] Hij heeft verklaard dat hij links achterin zat. [37] De vier personen rennen vervolgens richting supermarkt. [38]
Getuige [getuige5] heeft verklaard dat hij als bijrijder in een Mercedes reed en ter hoogte van de [naam 4] een man uit een Seat zag komen, waarvoor de bestuurder van de Mercedes moest uitwijken. De man die uitstapte, was lang en mollig en had een zilverkleurig pistool in zijn handen. [39] Getuige [getuige6] heeft verklaard dat er mannen uit een zwarte auto stapten waardoor hij moest remmen en uitwijken. Verder hoorde getuige [getuige6] dat [getuige5] zei dat hij zag dat de man die linksachter uitstapte een vuurwapen vasthad. [40] Uit de beelden volgt dat het niet anders kan dan dat getuigen [getuige6] en [getuige5] voor de zwarte Opel hebben moeten uitwijken en niet voor de blauwe Seat.
Op de camerabeelden is te zien dat [GD] op het moment dat [M] achter [slachtoffer] aanrent, nog bij de Seat staat. [GD] rent vanaf de Seat richting [slachtoffer] , die in tegengestelde richting komt aanrennen. Met zijn linkerhand beweegt hij in de richting van [slachtoffer] om hem vervolgens tegen te houden. [GD] duwt [slachtoffer] richting de gevel ter hoogte van nummer [nummer 3] . [slachtoffer] komt op de grond terecht. [GD] zit bovenop [slachtoffer] . [41] Daarna is te zien dat [GD] met zijn bovenlichaam steeds meer omhoog komt. Daarbij houdt hij zijn beide armen gestrekt en drukt daarmee [slachtoffer] tegen de grond. [M] komt nu bij [GD] staan. [42]
Op de camerabeelden is voorts te zien dat behalve [V] ook [JD] aan de bijrijderszijde uit de Seat stapt. Beiden rennen naar [slachtoffer] toe. Terwijl [slachtoffer] op zijn knieën zit en omhoog probeert te komen, is op de beelden te zien dat [GD] rechtsachter [slachtoffer] staat en [M] aan de linkerzijde van [slachtoffer] . Er ontstaat een worsteling tussen [GD] , [M] en [slachtoffer] . Daarbij is te zien dat [slachtoffer] verder naar de grond wordt gewerkt. [slachtoffer] draait zijn rechterzijde naar de grond. [GD] staat op dat moment achter [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . Op de beelden is de linkerhand van [M] zichtbaar en is te zien dat hij daarin niets vasthoudt. [JD] komt ook in beeld. [slachtoffer] ligt op zijn rug. [M] staat bij zijn voeten. Op de beelden is te zien dat [M] de jas van [slachtoffer] grijpt met zijn linkerhand. [slachtoffer] neemt een soort zittende houding in, waarbij hij met zijn rug tegen de gevel aan zit. [JD] en [V] zijn nu ook bij de vechtpartij gekomen. Op de bewegende beelden is te zien dat [V] met zijn rechtervoet naar het onderlichaam (buik) van [slachtoffer] beweegt. Aan de reactie van [slachtoffer] te zien, raakt [V] hem, omdat hij direct zijn benen intrekt en één been weer uitstrekt. [M] staat nog steeds bij de voeten van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [V] , [M] , [JD] en [GD] staan heel dicht tegen [slachtoffer] aan. [slachtoffer] wordt dichter tegen de gevel aangedrukt. Op de beelden stappen [V] , [M] en [JD] een beetje terug, waardoor [slachtoffer] iets omhoog komt. [JD] staat het dichtstbij aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Vanuit de positie van [JD] gezien, staat [V] rechts van [JD] bij de voeten van [slachtoffer] . [M] staat naast [V] ook bij de voeten van [slachtoffer] .
De linkerarm van [slachtoffer] wordt vastgehouden en hij wordt naar voren getrokken, waardoor hij naar de rechterzijde wordt gedraaid. [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde, steunend op zijn rechterarm. Zijn hoofd is naar beneden gebogen. Hij wordt aan zijn linkerarm van de gevel af getrokken door [M] , die bij de voeten van [slachtoffer] staat. [V] stapt achter [M] langs. [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Hij geeft [slachtoffer] met een gebalde vuist een klap op zijn hoofd. Het hoofd van [slachtoffer] beweegt door de klap omlaag. Linksboven komen de schoenen van [GD] in beeld. [JD] slaat met een gebalde vuist op het hoofd van [slachtoffer] . [GD] schopt [slachtoffer] in zijn rug. Als reactie op de klap beweegt [slachtoffer] zijn rechterhand naar zijn hoofd. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] .
[slachtoffer] wordt aan alle kanten bewogen en er wordt aan hem getrokken. [slachtoffer] maakt zich klein door zijn hoofd en knieën naar elkaar toe te bewegen. De linkerarm van [slachtoffer] wordt nog steeds vastgehouden en er wordt aan getrokken. Doordat er aan de kleding en linkerarm van [slachtoffer] wordt getrokken, komt hij met zijn bovenlichaam iets omhoog. [GD] staat links bovenin beeld. Op de beelden is te zien dat bij het linkerbeen van [GD] iets glimmends in beeld komt. Bij het vergroten lijkt dit op een punt van een scherp voorwerp. Het glimmende voorwerp verdwijnt daarna uit beeld. [slachtoffer] wordt aan zijn linkerarm iets omhoog getrokken. Zijn rechterarm ligt op de grond. Zijn hoofd is nog voorovergebogen. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] , [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] . [slachtoffer] draait met zijn rechter bovenzijde van zijn bovenlichaam richting de grond. De linkerarm van [slachtoffer] wordt vastgehouden. Aan de kleur te zien, is dat door de hand van [M] . [slachtoffer] zit ineengedoken met zijn rug richting de gevel en zijn hoofd bij zijn knieën. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] , [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] bij zijn schoenen, [V] staat achter [JD] en [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde op de grond steunend op zijn rechter ellenboog, met zijn rug tegen de gevel aan. Hij heeft zijn beide knieën opgetrokken. Achter [slachtoffer] , aan zijn linkerzijde, staat [GD] . De andere verdachten staan bij de voeten van [slachtoffer] . Vanaf de positie van [GD] is een snelle beweging te zien van boven naar beneden en weer naar boven. De richting van deze beweging is naar de linkerzijde van [slachtoffer] . Kort na deze snelle beweging gaat [JD] met zijn gehandschoende hand in de richting van de borst van [slachtoffer] . [slachtoffer] houdt zijn linkerarm voor zijn borst. [JD] trekt zijn hand weg van [slachtoffer] , waarbij te zien is dat hij iets in zijn handen vasthoudt. Op de bewegende beelden is te zien dat op een gegeven moment tussen [V] en [JD] een zwart langwerpig voorwerp en meerdere glimmende kleinere voorwerpen op de grond vallen. [slachtoffer] ligt op zijn rug, zijn knieën opgetrokken naar zijn borst. [43]
[M] rent weg van de vechtpartij in de richting van de [locatie 2] . [44] Op het moment dat [M] wegrent, komt [C] aan bij de vechtpartij. [45] Tijdens het wegrennen trekt [M] zijn muts over zijn hoofd en gezicht. [M] komt aan bij [N] en [FN] . [M] , [N] en [FN] rennen vervolgens naar de Opel. [46]
Ondertussen schopt [V] met zijn rechtervoet in de richting van het onderlichaam van [slachtoffer] . [47] [JD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [GD] staat bij het hoofd van [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [slachtoffer] draait op zijn linkerzijde met zijn hoofd naar [JD] toe. [V] stapt naar achteren. [JD] beweegt zijn rechtervoet naar achteren. [GD] staat aan de rugzijde van [slachtoffer] . [JD] maakt een schopbeweging met zijn rechtervoet naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] is naar achteren gestapt. [slachtoffer] beweegt zijn bovenlichaam en hoofd naar achteren door de trap van [JD] . [GD] en [JD] stappen allebei naar achteren, terwijl [slachtoffer] met beide handen naar zijn hoofd grijpt. Hij ligt op zijn rug met zijn hoofd in de richting van de gevel en zijn benen richting fietspad.
[slachtoffer] komt omhoog door zijn bovenlichaam naar voren te bewegen en zijn benen en knieën op te trekken. [JD] stapt weer richting [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [JD] maakt met zijn rechtervoet een schopbeweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [slachtoffer] beweegt na de schopbeweging zijn bovenlichaam naar achteren, alsof hij geraakt is. [V] loopt langzaam naar achteren. [JD] hangt boven [slachtoffer] . [JD] heeft met zijn linkerhand de rechterbovenarm van [slachtoffer] vast. Op de beelden is te zien dat [JD] zijn rechterhand tot een vuist heeft gebald en een stootbeweging maakt naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] loopt ondertussen langzaam terug naar de Seat. [JD] maakt een tweede stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Met zijn linkerhand houdt hij nog steeds de rechter bovenarm van [slachtoffer] vast. [JD] maakt een derde stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Terwijl [JD] drie keer een stoot geeft, komen ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer] de witte schoenen van [GD] weer in beeld. [C] tikt op de rug van [GD] . [48] [C] staat naast [slachtoffer] die op de grond ligt. [49] [GD] maakt met zijn rechterschoen een trappende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [C] rent weg, richting de Opel. [50] [JD] springt dan over de benen van [slachtoffer] en raapt verschillende voorwerpen en het langwerpige zwarte voorwerp van de grond op. [GD] rent terug naar Seat. [slachtoffer] ligt op zijn linkerzij op de grond en beweegt heel weinig. [JD] staat op en loopt terug naar de Seat. Hij kijkt in zijn handen. [JD] stopt iets in het zwarte langwerpige voorwerp. [JD] gaat terug naar [slachtoffer] . [JD] stopt iets in zijn linker jaszak. [JD] pakt met zijn beide handen de rechterarm van [slachtoffer] vast en trekt hem weg van de plek waar hij op dat moment ligt. [JD] pakt een vierde voorwerp van de grond. [JD] rent terug naar de Seat. [slachtoffer] draait zich op zijn buik en blijft liggen op de grond. [51]
[P] stapte kort voor het incident uit de Seat, maar bleef bij het rechter portier staan. [52]
Na het incident stapt [P] als eerste rechtsachter in de Seat, gevolgd door [V] die als bestuurder instapt. [GD] stapt vervolgens ook rechtsachter in en [JD] stapt in als bijrijder. [53]
[M] stapt als eerste als bijrijder in de Opel, gevolgd door [FN] , die rechtsachter plaatsneemt. [N] stapt in als bestuurder en als laatste neemt [C] links achterin plaats in de Opel. [D] rent weg in de richting van de [locatie 10] . De Opel rijdt vervolgens weg. [54]
Huls
Onder het lichaam van [slachtoffer] is een huls gevonden van het kaliber 6.35 mm Browning. Dergelijke patronen worden doorgaans verschoten met semiautomatische pistolen. [55]
Letsel [slachtoffer]
Uit sectie is gebleken dat [slachtoffer] één keer is gestoken in zijn linkerzij. De verwonding had een lengte van circa 4,7 centimeter en een diepte van circa 17,5 centimeter. Het letsel is bij leven ontstaan door perforerende krachtinwerking met een scherprandig voorwerp, zoals een mes. Hierbij was er onder meer perforatie van de linkerborstholte, linkerlong, de milt, de lichaamsslagader (volledige doorsnijding), de onderste holle ader en de lever. Dit heeft geleid tot ernstig bloedverlies op basis waarvan het overlijden zonder meer kan worden verklaard. [56]
Forensisch onderzoek
Bij forensisch onderzoek aan de Seat is aan de achterzijde van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel een bloedspoor aangetroffen. Dit bloedspoor is vergeleken met de profielen van onder andere [slachtoffer] , [V] , [P] , [GD] en [JD] . Het DNA op de hoofdsteun is afkomstig van minimaal drie personen, te weten [slachtoffer] (bewijskracht: meer dan één miljard) en minimaal twee onbekende personen. [57] Tevens is bij forensisch onderzoek aan de Opel op de bijrijderszijde aan de binnenkant van de auto op de deurgreep een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, onder wie [M] (matchkans ongeveer 41 miljoen) en minimaal drie onbekenden personen. [58]
Op de linkermouw van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de onderarm (rondom) is met behulp van forensisch onderzoek een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, waaronder een relatief grote hoeveelheid DNA van [slachtoffer] en een relatief kleine hoeveelheid DNA van [GD] (matchkans van ongeveer 17 miljoen). [59] Aan de buitenkant van het linker voorpand van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de borstregio, is een DNA-profiel gevonden van minimaal drie personen, waaronder een relatief grote hoeveelheid van [slachtoffer] en [M] (matchkans van meer dan één miljard). [60] Tot slot is op het rechter jukbeen van [slachtoffer] een profiel DNA-profiel verkregen van minimaal drie personen, onder wie [slachtoffer] en [GD] (matchkans meer dan één miljard). [61]
Verklaring van de verdachte
[FN] heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij geen geweldshandelingen heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . Hij heeft op een afstand gezien wat er met [slachtoffer] gebeurde en is toen omgedraaid. [FN] ontkent dat hij de initiatiefnemer is geweest om wraak te nemen na de steekpartij op zijn vriend [S] . Hij heeft via Snapchat de anderen uit de groep op de hoogte gebracht van wat er eerder die avond met [S] is gebeurd, maar hij heeft daarbij nooit de bedoeling gehad om wraak te nemen. [FN] ontkent ook dat hij op de hoogte was van het feit dat anderen wapens zouden meenemen. Dat hij zelf het bericht heeft gestuurd dat hij een pijp zou meenemen, was grootspraak. Op de beelden is immers niet te zien dat hij een wapen bij zich droeg. Ze gingen naar het [locatie 3] om met die jongens te praten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de aangehaalde bewijsmiddelen het volgende af.
Op 6 mei 2021 om 19:00 uur werd op de [locatie 5] in Den Haag bij een treffen tussen twee rivaliserende jeugdgroepen de 14-jarige [S] gestoken. Hij raakte zwaargewond. [FN] , een vriend van [S] , was actief bij de afspraak voor dit treffen betrokken. Hij spoorde anderen aan om messen mee te nemen, die zouden goed van pas komen. Ook maakte [FN] voorafgaand aan het treffen in een Snapchatgesprek plannen voor het geval daarbij iemand van zijn groep gestoken zou worden: dan zou echt iemand plat gaan en als er dan iemand gestoken zou zijn, zou hij champagne gaan poppen. [FN] was aanwezig bij het treffen op de [locatie 5] en hij heeft gezien dat zijn vriend zwaargewond raakte. [slachtoffer] was eveneens bij het treffen op de [locatie 5] aanwezig, als lid van de andere jeugdgroep.
Direct na deze steekpartij meldde [FN] in het Snapchatgesprek wat er gebeurd was. In het groepsgesprek werd vervolgens door [M] gesproken over kanker serieus naar het [locatie 3] gaan en ook dat er eentje plat zou gaan en dat hij zijn telefoon ging thuislaten. [FN] zei dat hij zo een vuurwapen zou krijgen en vroeg om 19:20 uur of iemand direct [JD] kon bellen. [JC] zei dat hij [JD] zou bellen en later dat deze onderweg was met een vuurwapen. Om 19:29 uur belde [JD] naar het telefoonnummer van [FN] . De verdachten zijn vervolgens met zijn tienen naar het [locatie 3] gegaan. Negen verdachten reden om 20:02 uur in twee auto’s – een Opel en een Seat – enige tijd door de buurt. Daarna hebben ze ongeveer een kwartier gezamenlijk door de buurt rondgelopen, op zoek naar betrokkenen bij de eerdere steekpartij.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn berichten in het Snapchatgesprek over het meenemen van messen naar de [locatie 5] en over het meenemen van messen en vuurwapens naar het [locatie 3] , alleen maar stoer wilde doen. De rechtbank acht dat ongeloofwaardig, gelet op de gebeurtenissen die op beide locaties plaatsvonden, waarbij aantoonbaar sprake is geweest van een gewelddadige confrontatie met messen in de [locatie 5] terwijl daarna op de [locatie 4] bij de aanval een mes en een vuurwapen werden gebruikt. Terwijl ze in het [locatie 3] rondliepen, was [V] bewapend met een mes, was [JD] in het bezit van een grote dolk en een pistool en had ook [C] een (imitatie)vuurwapen in zijn bezit.
Dat [C] een op een vuurwerp gelijkend voorwerp in zijn bezit had, baseert de rechtbank op het volgende. Door verschillende getuigen is waargenomen dat een lange jongen, die linksachter uitstapte toen [slachtoffer] de Opel passeerde, een vuurwapen vast had. Ofschoon de rechtbank niet kan vaststellen dat het om een écht vuurwapen ging, staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast dat het [C] is geweest die met een (imitatie)vuurwapen werd gezien. Hij heeft immers zelf verklaard dat hij links achter in de Opel zat, hij voldoet aan het door de getuigen opgegeven signalement en er is tot slot geen reden om op dit punt te twijfelen aan de waarnemingen van getuigen, omdat twee getuigen onafhankelijk van twee andere getuigen hierover hebben verklaard. Daar komt nog bij dat de politie op de beelden heeft waargenomen dat [C] , al rennend in de richting van het slachtoffer en later in de richting van de Opel, steeds zijn rechterhand in zijn jaszak houdt. Zijn verklaring bij de politie dat hij in die jaszak papieren, heel veel pasjes en meerdere sleutels had zitten en om die reden tijdens het rennen zijn rechterhand in zijn jaszak hield, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Toen de verdachten niemand konden vinden, zijn ze om 20:19 uur weer in de twee auto’s gestapt. Om 20:20 uur stapte [slachtoffer] uit de tram en liep langs de Opel. Hij werd opgemerkt door [M] . Er werd toen in de auto geschreeuwd en gescholden. [M] stapte direct uit de Opel en rende al roepend en wijzend achter [slachtoffer] aan. [FN] en de andere inzittenden stapten ook uit de Opel en holden achter [M] aan. [FN] en [N] stopten halverwege ter hoogte van de kruising van de [locatie 4] met de [locatie 9] , [D] draaide zich ter hoogte van de [locatie 9] om en rende weg richting de [locatie 2] . [C] rende door in de richting van de vechtpartij.
[slachtoffer] is vervolgens in de richting van de Seat gerend waar [GD] hem tegenhield en tegen de grond heeft gewerkt. Vervolgens kwamen [M] , [JD] en [V] erbij. [JD] en [GD] hebben [slachtoffer] geschopt en geslagen en [V] heeft hem eenmaal geschopt. Op enig moment hield [M] de linkerarm van [slachtoffer] vast en is [slachtoffer] door [GD] in zijn linkerzij gestoken. Daarna zijn de verdachten weer
– met uitzondering van [D] – in de twee auto’s gestapt en weggereden. [slachtoffer] is enkele minuten later, op de stoep waar hij werd neergestoken, overleden.
Dat het [GD] was die de fatale steekwond toebracht, baseert de rechtbank op het volgende.
Uit de camerabeelden die van het incident zijn gemaakt, blijkt dat bij [GD] op een gegeven moment een (glimmend) voorwerp met een punt is te zien. De rechtbank heeft dit zelf ook waargenomen. Kort daarna is er een snelle beweging te zien in de richting van de linkerzijde van het [slachtoffer] . De positie van [GD] ten opzichte van [slachtoffer] op het moment van deze snelle beweging past ook bij de plaats van de toegebrachte steekwond en het inwendige verloop daarvan. Dat [GD] degene is die heeft gestoken, wordt ondersteund door het feit dat aan de achterkant van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel van de Seat bloed van [slachtoffer] is aangetroffen, terwijl [GD] na het incident achter deze bijrijdersstoel is ingestapt en het, gelet op het feit dat [slachtoffer] al snel veel bloed verloor, aannemelijk is dat degene die heeft gestoken bloed van [slachtoffer] op zijn hand heeft gekregen.
Voorts vindt de stelling dat [GD] heeft gestoken steun in de beelden die zijn gemaakt in het portiek van de flat waar hij woonachtig is. Op die beelden is te zien dat [GD] en [JD] zich, nadat de blauwe Seat om 19:32 uur door het beeld rijdt, naar boven haasten en na ongeveer één minuut weer naar beneden komen. In de hand van [JD] is daarbij een grote dolk te zien. [GD] heeft tijdens het lopen continu zijn hand op zijn linker jaszak.
Hoewel [JD] op de beelden van de flat met een dolk te zien is, gaat de rechtbank er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat [JD] ten tijde van het daadwerkelijke incident op de plaats delict een vuurwapen bij zich had en dit heeft gebruikt om [slachtoffer] mee te slaan. Na het incident werd onder het lichaam van [slachtoffer] een huls gevonden van het kaliber 6.35 mm Browning. De rechtbank komt tot de conclusie dat het langwerpige voorwerp dat tijdens het incident op enig moment op de grond valt een losgeraakte patroonhouder is en dat de voorwerpen die [JD] direct na het incident haastig opraapt, patronen betreffen. Voorts blijkt uit de beelden van het incident dat [JD] tijdens de geweldshandelingen iets in zijn hand heeft.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat [GD] en [JD] kort voor het incident thuis een vuurwapen en een dolk hebben opgehaald en deze wapens op de plaats delict ook bij zich hadden. [GD] is degene geweest die de fatale steekwond aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Voorbedachte raad
De samenwerking tussen in ieder geval [M] , [JD] en [GD] , heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende kenmerken van een rechtstreekse en substantiële bijdrage aan het vervullen van de centrale delictsbestanddelen van moord. Er is voldoende tijd en gelegenheid geweest om na te denken over het voorgenomen plan. Immers, om 19:12 uur startte het Snapchatgesprek en waren er andere onderlinge contacten tussen deze drie verdachten, vervolgens zijn door [JD] en [GD] thuis wapens opgehaald, vervolgens zijn de negen verdachten met twee auto’s naar het [locatie 3] gegaan waar zij om 20:02 uur aankwamen en enige tijd door de buurt reden. Daarna hebben [M] , [JD] en [GD] samen met de andere zes verdachten bijna een kwartier rondgelopen, op zoek naar een betrokkene bij de eerdere steekpartij. Om 20:20 uur zagen ze [slachtoffer] , een van de betrokkenen bij het neersteken van [S] . Al die tijd hebben [M] , [JD] en [GD] zich kunnen beraden op hun voornemen om – met behulp van wapens – iemand plat te laten gaan. De rechtbank oordeelt anders ten aanzien van [V] , bij hem zijn er geen aanknopingspunten dat hij bij deze snapchatberichten betrokken is geweest of andere aanknopingspunten waaruit kan volgen dat hij zowel een voornemen om iemand van het leven te beroven had en kalm beraad of rustig overleg daartoe.
Medeplegen
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat de door [FN] geleverde bijdrage, zoals die uit het dossier kan worden afgeleid, van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [FN] , [M] , [GD] , [JD] en [V] . Niet is komen vast te staan dat [FN] , [M] , [GD] , [JD] en [V] hebben te gelden als min of meer gelijkwaardige participanten, en dat hun aandeel in het delict van vergelijkbare betekenis is. [FN] is immers niet ter plaatse geweest toen het geweld dat tot de dood van [slachtoffer] heeft geleid gepleegd werd. Het standpunt van de officier van justitie dat de Opel en Seat bewust op de verschillende straathoeken waren geparkeerd teneinde een potentieel slachtoffer in elk geval in handen van één van de groep inzittenden (van de Seat dan wel de Opel) te doen vallen, deelt de rechtbank niet. Voor een dergelijke planmatige afstemming tussen de inzittenden van de Seat enerzijds en die van de Opel anderzijds biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. [FN] dient vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde.
Medeplichtigheid
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of [FN] medeplichtig was aan de moord op [slachtoffer] . Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan moord is vereist dat een verdachte behulpzaam is geweest bij het plegen van die moord, dan wel gelegenheid, middelen of inlichtingen daartoe heeft verschaft, waardoor de door die ander begane moord is bevorderd of vergemakkelijkt.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [FN] een cruciale rol heeft gespeeld in de opmaat naar de dood van [slachtoffer] . Al voorafgaand aan het steekincident waarbij [S] werd neergestoken, heeft hij in het Snapchatgesprek berichten verstuurd dat er wraak zou moeten worden genomen als bij de treffen tussen beide groepen iemand van zijn groep zou worden neergestoken. Toen dat inderdaad gebeurde, is hij degene geweest die andere verdachten daarover informeerde. Hij heeft gezegd dat [JD] moest worden gebeld en dat er messen en vuurwapens meegenomen moesten worden toen het plan werd besproken om naar het [locatie 3] gaan en daar iemand plat te laten gaan. Vervolgens is hij met de andere acht verdachten naar het [locatie 3] gegaan en heeft hij – aanvankelijk vergeefs – geholpen om een betrokkene bij de eerdere steekpartij te vinden. Toen [slachtoffer] bij toeval langs de Opel liep en als betrokkene werd geïdentificeerd, heeft hij deze met de vier andere inzittenden achtervolgd, met als gevolg dat meteen de aandacht van [GD] en vervolgens die van [JD] en [V] op het slachtoffer kon worden gevestigd. Door aldus te handelen heeft [FN] niet alleen gelegenheid, inlichtingen en middelen verschaft die de dood van [slachtoffer] mogelijk hebben gemaakt, maar is hij daartoe ook behulpzaam geweest.
Gelet op zijn berichten in het Snapchatgesprek en het eerdere gebeurde op de [locatie 5] waarvan hij getuige was, heeft [FN] verder op zijn minst de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat er wapens meegenomen zouden worden naar het [locatie 3] en dat die wapens ook daadwerkelijk zouden worden gebruikt. Daarbij betrekt de rechtbank ook de omstandigheid dat [FN] samen met [C] op de achterbank van de Opel zat en in ieder geval toen de mogelijkheid heeft gehad diens (imitatie)vuurwapen te zien of daarover te spreken. De rechtbank is daarom van oordeel dat [FN] het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Eindconclusie
De rechtbank komt op grond van hetgeen hierboven is overwogen tot de slotsom dat [FN] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan moord.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
subsidiair
één of meer personen op 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven hebben beroofd, immers hebben die personen
-
eenmaal(met kracht) met een mes in de zij gestoken van die [slachtoffer] en
- geschopt en geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag) ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 6 mei 2021, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk behulpzaam is geweest en gelegenheid heeft verschaft, door
- met de auto te zoeken en zich naar de plek te begeven waar die [slachtoffer] zich toen (in de buurt) bevond en
- die [slachtoffer] te traceren en te achtervolgen en op te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.(vul de feitaanduidingen in)

5.De straf

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft bovendien geëist dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het geringe aandeel van de verdachte. Indien er een locatieverbod wordt opgelegd, verzoekt de verdediging om rekening te houden met de schoolgang van de verdachte. Er is geen aanleiding om de verdachte te verplichten mee te werken aan een eventuele ambulante behandeling. Op dit moment is een behandeling niet geïndiceerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 6 mei 2021 als 16-jarige jongen schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer] . [slachtoffer] is geslagen, geschopt en in zijn zij gestoken. [slachtoffer] had geen schijn van kans tegen de verdachte en zijn medeverdachten. Het slachtoffer is door de messteek in zijn zij om het leven gebracht.
Voor [slachtoffer] moeten deze laatste momenten van zijn leven vol angst en pijn zijn geweest. Uit het handelen van de verdachte volgt dat hij geweld niet schuwt. De rechtbank neemt dit alles de verdachte zeer kwalijk.
[slachtoffer] is ter plaatse overleden aan een diepe steekwond. De ouders van [slachtoffer] zijn door anderen geïnformeerd en ze zijn direct naar de plaats delict gegaan. Dit moet voor hen een enorm angstige en emotionele situatie zijn geweest, die ze waarschijnlijk hun verdere leven met zich mee moeten dragen. Daarbij heeft dit incident in de avond plaatsgevonden toen het nog licht was, op de openbare weg, waardoor omstanders en voorbijgangers ongewild zijn geconfronteerd met het steekincident en de gevolgen ervan.
Door het gedrag van onder andere de verdachte is de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed aangedaan. Ze zijn hun 17-jarige zoon en broer voor altijd kwijtgeraakt. Het immense gemis van [slachtoffer] is namens de ouders, het broertje en het zusje van [slachtoffer] ter terechtzitting zeer treffend naar voren gebracht. De ouders van [slachtoffer] hebben zich onder andere afgevraagd waarom dergelijke conflicten met wapens moeten worden opgelost. Het gemak waarmee jonge jongens die avond met wapens op zak liepen, baart ook de rechtbank ernstig zorgen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 oktober 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Na invulling van het Risico-taxatie instrument en de weging van de risico- en recidivefactoren is er geen advies tot (voortzetting) van een begeleidingsmaatregel gekomen. Het contact met de jeugdreclasseerder verloopt zonder problemen. Maar door de afwachtende en afhoudende houding van de verdachte, het passieve gedrag van zijn ouders en het ontbreken van een hulpvraag heeft voortzetting van een begeleidingsmaatregel door de jeugdreclassering geen meerwaarde. De volwassen reclassering is minder ‘outreachend’ dan de jeugdreclassering. Afgezet tegen het verloop van de reclasseringsbegeleiding van het afgelopen anderhalf jaar en het vermijdende gedrag van de verdachte en zijn ouders ziet de Raad inhoudelijk ook geen meerwaarde in een reclasseringsmaatregel voor volwassenen. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen, gelijk aan het voorarrest. Indien er nog een nadere straf noodzakelijk is, adviseert de Raad om dit strafdeel op te leggen in de vorm van een werkstraf.
De deskundige M. Bijkerk, werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting het advies gehandhaafd. Door de jeugdreclassering is er bij de verdachte geen ingang gevonden om hem te begeleiden. Indien er een voorwaardelijke straf wordt opgelegd, adviseert de Raad om de verdachte te laten begeleiden door Reclassering Nederland en niet door de jeugdreclassering.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de justitiële documentatie, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het raadsadvies en hetgeen door betrokkenen ter terechtzitting naar voren is gebracht. In het nadeel van de verdachte weegt de ernst van het feit en de gevolgen die het feit teweeg heeft gebracht. Ook zijn instrumentele rol weegt de rechtbank in zijn nadeel mee. Hij was de aanjager tot het plegen van het feit.
Alles afwegende zal de rechtbank een jeugddetentie van 16 maanden opleggen. Deze straf wordt naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden geacht om de ernst van het feit te benadrukken. De rechtbank zal een deel van de op te leggen jeugddetentie, te weten zes maanden, voorwaardelijk opleggen, omdat zij, met de Raad, begeleiding en bijzondere voorwaarden voor de verdachte noodzakelijk acht, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

6.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[BP1] , [BP2] , [BP3] en [BP4] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [BP1] (de vader van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 4.901,84 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP2] (de moeder van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 5.982,23 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP3] (de zus van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP4] (de broer van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de gevorderde schade.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen, omdat vrijspraak is bepleit, maar ook omdat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht. Bovendien moet er rekening worden gehouden met een vorm van eigen schuld aan de kant van [slachtoffer] . De verdachte heeft door het eerdere steekincident op 6 mei 2021 zelf een trauma opgelopen. De vorderingen zijn naar de mening van de verdediging te ingewikkeld om in het strafproces te behandelen. Subsidiair moet om die reden de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde schade door [BP1] en [BP2] ten aanzien van de vliegtickets en de kleding is de verdediging van mening dat het rechtstreeks verband met het feit onvoldoende is.
Voorts verzoekt de verdediging om de schade te matigen gezien de jonge leeftijd van de verdachte en zijn geringe aandeel in het feit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de gebeurtenissen van 6 mei 2021 een enorme impact hebben gehad op alle betrokkenen en tot groot verdriet hebben geleid. Dit zal op geen enkele wijze kunnen worden gecompenseerd. De rechtbank benadrukt dit omdat de beoordeling van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen een juridische beoordeling is die onmogelijk ook de mate van verdriet van de nabestaanden om het gemis van hun zoon en broer tot uitdrukking kan brengen. Om in deze situatie te stellen dat aan de kant van [slachtoffer] een vorm van eigen schuld aanwezig is, zoals de verdediging doet, getuigt naar het oordeel van de rechtbank van weinig empathie.
De rechtbank overweegt als volgt. In het kader van de vordering van de benadeelde partij zijn de deelnemers aan een strafbaar feit hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door dit feit is veroorzaakt. Het strafrecht kent vier soorten deelnemers: zij die een delict medeplegen, doen plegen, uitlokken en zij die aan een misdrijf medeplichtig zijn. De rechter zal in die gevallen steeds moeten beslissen of de gestelde schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Een belangrijk onderdeel van die toetsing is of sprake is van causaal verband tussen de daad en de geleden schade.
De verdachte heeft, als medeplichtige, in mindere mate dan degenen die als medeplegers worden aangemerkt, een onmiddellijke, actieve bijdrage geleverd aan de dood van het slachtoffer en daarmee aan de als gevolg daarvan gestelde ontstane schades bij de benadeelden. De handelingen van de verdachte die zien op zijn behulpzaamheid staan in dat opzicht in een verder verwijderd verband tot de gestelde schade dan bij de medeplegers.
Desalniettemin is dat verband er wel en zou de schade aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Hoofdelijke aansprakelijkheid van de volledige schade acht de rechtbank in dit geval echter niet billijk, gelet op de beperktere rol van de verdachte ten opzichte van de medeplegers van de moord/doodslag. De bepaling van de omvang van de aansprakelijkheid van de verdachte acht de rechtbank thans dermate complex dat daarvoor nader onderzoek nodig is. Dat is evenwel een onevenredige belasting van dit strafproces. Daarom zal de rechtbank de benadeelden niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering. De benadeelden kunnen de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

7.Beslag

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de (vul de feitaanduidingen in)in beslag genomen iPhone(vul de feitaanduidingen in) terug te geven aan de verdachte.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de telefoon aan de verdachte terug te geven.
7.3
Beoordeling
Ten aanzien van (vul de feitaanduidingen in)de in beslag genomen iPhone(vul de feitaanduidingen in) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 48 en 289 van het Wetboek van Strafrecht(vul de feitaanduidingen in)(vul de feitaanduidingen in).
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en kwalificeert dit als
medeplichtigheid aan moord;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
16 (zestien) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij Reclassering Nederland en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
- zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk of school;
- gedurende de proeftijd niet zal bevinden in [locatie 3] en Delft zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [M] ( [geboortedatum 2] 2004 te [geboorteplaats 2] ), [V] ( [geboortedatum 3] 2000 te [geboorteplaats 3] ), [P] ( [geboortedatum 4] 2000 te [geboorteplaats 4] ), [N] ( [geboortedatum 5] 1999 te [geboorteplaats 5] ), [GD] ( [geboortedatum 6] 1998 te [geboorteplaats 6] ), [JD] ( [geboortedatum 7] 2000 te [geboorteplaats 7] ), [C] ( [geboortedatum 8] 2005 te [geboorteplaats 8] ), [D] ( [geboortedatum 9] 2003 te [geboorteplaats 9] ) en de groep waartoe het slachtoffer [slachtoffer] behoort, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
vorderingen benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
beslag
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van: 1.00 STK Telefoontoestel Kl: roze Apple [nummer 4] ;
voorlopige hechtenis
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
en mr. A.P. Sno , kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 23 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL [nummer 5] , van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1288), het forensisch proces-verbaal met nummer PL [nummer 5] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, met bijlagen (doorgenummerd, p. 1 t/m 688), het proces-verbaal persoonsdossier [M] met het nummer PL [nummer 5] , van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 130), het proces-verbaal persoonsdossier [C] met het nummer PL [nummer 5] , van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 91) en het proces-verbaal persoonsdossier [FN] met het nummer PL [nummer 5] , van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 116).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520 tot en met 576
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1146 tot en met 1149
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 819 tot en met 825
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 820 en 821
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 261 tot en met 266
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 451 tot en met 456 en proces-verbaal van bevindingen, p. 787 tot en met 801
9.Proces-verbaal van bevindingen p. 283 tot en met 286
10.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 207
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 433
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [M] , p. 53 (persoonsdossier)
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 203, proces-verbaal van bevindingen, p. 225, proces-verbaal van bevindingen p. 229 en proces-verbaal van bevindingen, p. 234
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 587 en proces-verbaal van bevindingen, p. 627
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 406 en proces-verbaal van bevindingen, p. 420
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 386, Proces-verbaal van bevindingen, p. 398 en proces-verbaal van bevindingen, p. 401
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339, proces-verbaal van bevindingen, p. 351
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 238, proces-verbaal van bevindingen, p. 250, proces-verbaal van bevindingen, p. 256
24.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 456, proces-verbaal van bevindingen, p. 639 en 640
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
29.Proces-verbaal van verhoor [FN] , p. 58 en 64 (persoonsdossier) en proces-verbaal van verhoor [C] , p. 67 (persoonsdossier)
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129 en proces-verbaal van bevindingen, p. 418
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 392 tot en met 394
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige3] , p. 103 en 104
35.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige4] , p. 106 en 107
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 639 tot en met 641
37.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige3] , p. 103 en 104
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige5] , p. 100
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige6] , p. 720
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 744 e.v.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 e.v.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 tot en met 762
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 621
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 623
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 711
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602 tot en met 605
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 604
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762 tot en met 773
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
53.Proces-verbaal van bevindingen p. 774 tot en met 775
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 459 tot en met 462
55.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 560 en 561 (forensisch dossier)
56.Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 juni 2021, nummer [nummer 6] , opgemaakt door D.J. Rijken
57.Proces-verbaal van bevindingen, p. 684 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 691
58.Proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig, p. 200 (forensisch dossier) en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 572 en 573 (forensisch dossier)
59.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 571 en 573 (forensisch dossier)
60.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573 (forensisch dossier)
61.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573