ECLI:NL:RBDHA:2022:12416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
09-852020-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zeven verdachten voor medeplichtigheid aan moord na steekincident

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag zeven verdachten veroordeeld voor hun rol in de dood van de 17-jarige Myron Ampofo, die op 6 mei 2021 in Den Haag werd gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [D] opzettelijk behulpzaam is geweest bij de moord door samen met anderen naar de plek te gaan waar het slachtoffer zich bevond, met de intentie om hem te achtervolgen en aan te vallen. De rechtbank legde [D] een jeugddetentie op van zestien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De benadeelde partijen, waaronder de ouders en zus van het slachtoffer, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de rechtbank vond dat de rol van [D] in de zaak niet voldoende was om hoofdelijke aansprakelijkheid voor de schade te dragen. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden, en dat het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten heeft geleid tot onherstelbaar leed voor de familie van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/852020-21
Datum uitspraak: 23 november 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[D](hierna ook: de verdachte),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 augustus 2021, 4 november 2021, 13 mei 2022 (telkens pro forma), 26 oktober 2022 en 7 november 2022 (inhoudelijke behandeling) en 9 november 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Harlequin naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- Een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van [slachtoffer] en/of
-geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag),
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die onbekend gebleven perso(o)n(en)
-een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van [slachtoffer] en/of
- geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag)
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 mei 2021, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk inlichtingen/middelen en/of gelegenheid heeft verschaft, door
- met de auto naar [slachtoffer] te zoeken en/of zich naar de plek te begeven waar [slachtoffer] zich toen (in de buurt) bevond en/of
- door te geven waar [slachtoffer] zich bevond en/of
- [slachtoffer] te traceren en/of op te wachten en/of te achtervolgen en/of op te jagen en/of In te sluiten en/of aan te wijzen en/of
- [slachtoffer] te duwen en/of trekken en/of naar de grond werken en/of
- [slachtoffer] te slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of tegen te houden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [locatie 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het:
- achtervolgen en/of opjagen en/of insluiten en/of aanwijzen van [slachtoffer] en/of
- duwen en/of trekken en/of naar de grond werken van [slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van [slachtoffer] en/of
- een of meerdere malen (met kracht) steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen, althans het lichaam van [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld de dood ten gevolge heeft gehad, althans zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel, te weten een of meerdere steekverwonding(en) in een of meer hand(en) en/of in de zij, althans in het lichaam voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
In de avond van 6 mei 2021 is de 17-jarige [slachtoffer] op [locatie 1] in Den Haag in zijn linkerzijde gestoken en ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. De politie is direct een onderzoek gestart. Negen van de verdachten die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen, worden vervolgd voor hun betrokkenheid bij het overlijden van [slachtoffer] . Dit is ten laste gelegd als het medeplegen van moord/doodslag (primair), dan wel medeplichtigheid aan moord/doodslag (subsidiair) dan wel openlijke geweldpleging met de dood ten gevolge (meer subsidiair).
De hoofdvraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden van [slachtoffer] .
Uit het procesdossier komt over de confrontatie op 6 mei 2021 – samengevat en voor zover hier relevant – hetgeen beschreven onder 3.4. naar voren.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw – kortgezegd – het volgende aangevoerd. [D] moest spullen ophalen in de buurt van [locatie 1] . Hij heeft, toen hij vlakbij Hollands Spoor was, een lift aangeboden gekregen van onder andere [FN] . Hij heeft vervolgens niet zoekend rondgelopen op [locatie 1] . Hij was slechts nieuwsgierig naar wat er gaande was. Hij voelde de spanning en wilde op een gegeven moment weg en heeft zich van het geweld gedistantieerd door weg te lopen richting [locatie 2] . Verder is niet vast komen te staan dat hij de enige gebruiker was van het Snapchataccount ( [Snapchat3] ) en ook is niet vast komen te staan dat [D] alle berichten in de Snapchatgesprekken heeft gelezen, omdat [D] op dat moment geen mobiel internet had en dus alleen berichten kon ontvangen als hij een wifi-verbinding had. De raadsvrouw heeft daarom een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van een deskundige om opheldering te krijgen over de werking van Snapchat hieromtrent, hetgeen relevant is voor de vragen van artikelen 348 en 350 Sv.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
In de avond van 6 mei 2021 rond 20:20 uur werd de 17-jarige [slachtoffer] op [locatie 1] in Den Haag door meerdere personen aangevallen en daarbij één keer gestoken. Hij overleed ter plaatse aan de gevolgen van deze steekwond. Kort voor deze aanval vond rond 19:00 uur een gewelddadig treffen tussen twee groepen plaats op [locatie 3] in Den Haag. De ene groep bestond grotendeels uit jongeren uit [locatie 4] in Den Haag, de andere groep grotendeels uit jongeren uit Delft. Bij dit eerste incident werd [S] in zijn hoofd en rug gestoken. Al vroeg in het politieonderzoek is rekening gehouden met het scenario dat de achtergrond van beide steekpartijen een conflict zou kunnen zijn tussen rivaliserende drillrapgroepen.
Snapchatgesprek
Naar aanleiding van de steekpartij op [locatie 3] werd de telefoon van [S] onderzocht. Daarin werd een Snapchatgesprek aangetroffen met zestien deelnemende accounts, waaronder de accounts van [S] ( [Snapchat] ), [FN] ( [Snapchat2] ), [M] ( [Snapchat1] ), [D] ( [Snapchat3] ) en [JC] ( [Snapchat4] ). [2] De deelnemers aan dit gesprek waren voor zover bekend leden van de Delftse drillrapgroep [naam 1] . [3] Uit het gesprek blijkt dat [S] op 5 mei 2021 aan [FN] schreef dat hij ‘drill’ (drillrap) maakt. Hij noemde namen zoals ‘Blacks’ en ‘Striker’ van leden van de andere groep, vermoedelijk [naam 2] , een groep met als thuisbasis [locatie 4] . Ook meldde hij meermalen hoe laat een ontmoeting was geregeld met de andere groep: “Is 7 uur”. Op 6 mei 2021 om 17:03 uur schrijft [FN] dat er messen mee moeten (‘neem kitchen’). [D] schreef om 17.03 uur “Beste gooie er een gwn op die man”. En om 17:47 uur vroeg een deelnemer in het groepsgesprek “heb je alleen die ZK”, waarmee een mes wordt bedoeld. [S] antwoordde er twee te hebben, maar er een aan [FN] te geven. Over een machete schreef [FN] daarna: “dies nodig voor vandaag jonge komt goed van pas.” En: “Vandaag moeten we die tunes waarmaken”. Uit het gesprek blijkt verder dat [FN] op 6 mei 2021 om 17:46 uur plannen maakte voor het geval dat een van hun groep zou worden ‘gecheft’ (gestoken). Hij schreef: “Dan gaat iemand echt plat”. En: “Vandaag als iemand gecheft is ga ik champagne poppen”. [M] schreef dat hij ook wilde komen maar eerst een kitchen stabba (een keukenmes) ging halen en naar osso (huis) ging. Om 19:12 uur, na de steekpartij waarbij [S] zwaargewond raakte, schreef [FN] dat ‘Chef’ het misschien niet ging overleven. Hij vroeg waar de anderen waren. [M] antwoordde dat ze zo kk yusu (kanker serieus) naar Skess ( [locatie 4] ) gingen, me tel osso laten (mijn telefoon thuis laten) en dat iemand plat ging. [FN] schreef dat hij zo een pijp (vuurwapen) kreeg en vroeg of iemand [bijnaam] kon bellen. [D] schreef om 19.20 uur dat hij met 3 minuten op station Hollands Spoor is. [JC] zei dat hij [bijnaam] zou bellen en later dat [bijnaam] onderweg was met een vuurwapen. Uit onderzoek aan onder andere de telefoon van [JD] is gebleken dat ‘ [bijnaam] ’ [JD] betreft. [4] [JD] belde [FN] om 19:29 uur. [5]
Camerabeelden Chopinlaan
Op beveiligingsbeelden van [locatie 5] , is het volgende te zien. Op 6 mei 2021 om 19:31 uur komt een blauwe personenauto het portiek aan [locatie 5] te Delft voorbijgereden. Volgens de politie vertoont deze auto grote gelijkenis met een Seat Ibiza. Enkele seconden nadat de blauwe auto door het beeld rijdt, komen twee personen van buiten het portiek in gerend. De personen worden herkend door verbalisanten als [JD] en [GD] . Ze zijn tevens woonachtig aan [locatie 5] en hun appartement is bereikbaar via voornoemd portiek. Om 19:32 uur gaan beiden via de trap omhoog. Om 19:33 uur komt [GD] naar beneden gerend via de trap. [GD] houdt zijn linkerhand continu in zijn linker jaszak en rent naar buiten. [JD] komt achter [GD] de trap afgerend. [JD] houdt in zijn rechterhand een voorwerp vast, gelijkend op een grote dolk. [JD] rent vervolgens ook het portiek uit. [6]
Seat Ibiza en Opel Insignia
Uit het procesdossier blijkt dat in ieder geval twee auto’s bij het incident op [locatie 1] waren betrokken.
Uit de gegevens van de meldkamer blijkt dat [Getuige1] heeft verklaard dat omstreeks 20:29 uur een voertuig met [kenteken 1] betrokken is geweest bij het incident op [locatie 1] . Omstreeks 20:45 uur wordt deze melding aangevuld met een getuigenverklaring van [Getuige2] , inhoudende dat de inzittenden van een Opel Insignia, voorzien van [kenteken 2] , betrokken zijn geweest bij het incident. [7]
Uit beelden van diverse camera’s met zicht op [locatie 1] en de nabije omgeving blijkt het volgende. Een blauwe Seat Ibiza met [kenteken 1] (hierna: de Seat) komt om 20:02:48 uur in de omgeving van [locatie 4] op camera’s in beeld. De Seat wordt direct gevolgd door een zwarte Opel Insignia met [kenteken 2] (hierna: de Opel). De voertuigen rijden in de richting van [locatie 6] . Om 20:03:11 uur komt de Seat als eerste over [locatie 7] gereden. Kort daar achter komt de Opel aangereden. De voertuigen rijden in de richting van [locatie 8] / [locatie 6] en gaan in de richting van [locatie 1] . Om 20:06:54 uur komt de Seat in beeld op [locatie 9] . Slechts één seconde later komt de Opel in beeld. Vervolgens slaan beide voertuigen vanaf [locatie 9] rechtsaf [locatie 1] op. De Opel parkeert achteruit in een parkeervak ter hoogte van nummer 302. De Seat stopt vervolgens tien seconden naast de Opel. Te zien is dat het rechter raam van de Seat omlaag is zodra deze weer verder rijdt. Tevens stopt een Volkswagen Polo met [kenteken 3] enkele seconden naast de Opel. Ondertussen komt een groep van zeven personen over [locatie 9] gelopen en deze personen slaan rechtsaf [locatie 1] op. De groep gaat richting [locatie 8] . De Opel parkeert in een parkeervak. De bestuurder van de Opel stapt uit. De bestuurder is geïdentificeerd als [N] . [N] loopt vervolgens achter de groep van zeven personen [locatie 8] in. [8]
De Seat wordt om 20:07:37 uur op [locatie 1] geparkeerd ter hoogte van nummer 282 en de bestuurder. [9]
Op camerabeelden op [locatie 1] is te zien dat er om 20:08:01 uur zeven personen lopen. Ze gaan [locatie 8] in. De personen worden omschreven als NN03, NN04, NN05, NN06, NN08, NN09 en NN10. [10] Vervolgens stapt [V] uit de Seat en gaat hij om 20:08:26 uur linksaf [locatie 8] in, alwaar de andere personen zich bevinden. [11]
NN-personen
Om 20:14:02 uur lopen tien personen vanuit [locatie 8] [locatie 1] op. [12] Deze personen zijn nadien als volgt geïdentificeerd:
- NN01 zijnde [CR] [13]
- NN02 zijnde [V] [14]
- NN03 zijnde onbekend gebleven (rechtbank: later is gebleken dat dit [M] betreft [15] )
- NN04 zijnde [JD] [16]
- NN05 zijnde [N] [17]
- NN06 zijnde [C] [18]
- NN07 zijnde [FN] [19]
- NN08 zijnde [D] [20]
- NN09 zijnde [P] [21]
- NN010 zijnde [GD] [22]
De personen komen uit [locatie 8] en lopen in de richting van [locatie 7] . De eerste twee personen kijken zoekend om zich heen. Om 20:19:20 uur lopen vijf personen in de richting van [locatie 8] . Deze vijf personen stoppen bij de Opel en stappen in. [23] De vijf personen die instappen zijn [N] , [M] , [FN] , [D] en [C] . [24]
Tegelijkertijd lopen vier anderen, te weten [V] , [GD] , [JD] en [P] richting de Seat. Allen, behalve [GD] , stappen in die auto. [25]
Aanval
Uit de beelden van diverse camera’s blijkt het volgende. Om 20:20:06 uur komt [slachtoffer] in beeld. Hij komt, na uit de tram te zijn gestapt, uit de richting van [locatie 9] en loopt in de richting van [locatie 7] . [slachtoffer] loopt de Opel voorbij. [26] [FN] en [C] hebben verklaard dat er toen geschreeuwd en gescholden werd. [27]
De deur van de Opel gaat open en [M] stapt uit. [slachtoffer] stopt en kijkt naar achter. Hij sprint vervolgens in de richting van [locatie 7] . [M] rent achter [slachtoffer] aan. [M] wijst naar [slachtoffer] en roept iets. [28] Ondertussen rennen [N] , [FN] , [D] en [C] achter [M] aan, maar [N] en [FN] stoppen halverwege ter hoogte van de kruising van [locatie 1] met [locatie 8] , bij [bedrijf] . [29] [D] rent eveneens achter [M] aan, maar draait zich ter hoogte van [locatie 8] om en rent weg richting [locatie 9] . [30] [C] rent door in de richting van de vechtpartij. [31]
[Getuige3] heeft verklaard dat hij een zwarte auto zag, die midden op straat stilstond, waarvan de deuren opengingen en waar vier jongens uit kwamen. De langste jongen van ongeveer 1.85 meter probeerde een grijs vuurwapen in zijn linker jaszak weg te stoppen. [32] [Getuige4] heeft verklaard dat er een jongen uit een zwarte geparkeerde stationwagen linksachter uitstapte en uit zijn rechterjaszak een grijs vuurwapen haalde. De jongen was ongeveer 1.80 meter lang. [33] [C] is de langste en breedste van de inzittenden van de Opel en heeft constant zijn handen in zijn zakken. [34] Hij heeft verklaard dat hij links achterin zat. [35] De vier personen rennen vervolgens richting supermarkt. [36]
[Getuige5] heeft verklaard dat hij als bijrijder in een Mercedes reed en ter hoogte van de Yildirim supermarkt een man uit een Seat zag komen, waarvoor de bestuurder van de Mercedes moest uitwijken. De man die uitstapte, was lang en mollig en had een zilverkleurig pistool in zijn handen. [37] [Getuige6] heeft verklaard dat er mannen uit een zwarte auto stapten waardoor hij moest remmen en uitwijken. Verder hoorde [Getuige6] dat [Getuige5] zei dat hij zag dat de man die linksachter uitstapte een vuurwapen vasthad. [38] Uit de beelden volgt dat het niet anders kan dan dat [Getuige6] en [Getuige5] voor de zwarte Opel hebben moeten uitwijken en niet voor de blauwe Seat.
Op de camerabeelden is te zien dat [GD] op het moment dat [M] achter [slachtoffer] aanrent, nog bij de Seat staat. [GD] rent vanaf de Seat richting [slachtoffer] , die in tegengestelde richting komt aanrennen. Met zijn linkerhand beweegt hij in de richting van [slachtoffer] om hem vervolgens tegen te houden. [GD] duwt [slachtoffer] richting de gevel ter hoogte van nummer 284. [slachtoffer] komt op de grond terecht. [GD] zit bovenop [slachtoffer] . [39] Daarna is te zien dat [GD] met zijn bovenlichaam steeds meer omhoog komt. Daarbij houdt hij zijn beide armen gestrekt en drukt daarmee [slachtoffer] tegen de grond. [M] komt nu bij [GD] staan. [40]
Op de camerabeelden is voorts te zien dat behalve [V] ook [JD] aan de bijrijderszijde uit de Seat stapt. Beiden rennen naar [slachtoffer] toe. Terwijl [slachtoffer] op zijn knieën zit en omhoog probeert te komen, is op de beelden te zien dat [GD] rechtsachter [slachtoffer] staat en [M] aan de linkerzijde van [slachtoffer] . Er ontstaat een worsteling tussen [GD] , [M] en [slachtoffer] . Daarbij is te zien dat [slachtoffer] verder naar de grond wordt gewerkt. [slachtoffer] draait zijn rechterzijde naar de grond. [GD] staat op dat moment achter [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . Op de beelden is de linkerhand van [M] zichtbaar en is te zien dat hij daarin niets vasthoudt. [JD] komt ook in beeld. [slachtoffer] ligt op zijn rug. [M] staat bij zijn voeten. Op de beelden is te zien dat [M] de jas van [slachtoffer] grijpt met zijn linkerhand. [slachtoffer] neemt een soort zittende houding in, waarbij hij met zijn rug tegen de gevel aan zit. [JD] en [V] zijn nu ook bij de vechtpartij gekomen. Op de bewegende beelden is te zien dat [V] met zijn rechtervoet naar het onderlichaam (buik) van [slachtoffer] beweegt. Aan de reactie van [slachtoffer] te zien, raakt [V] hem, omdat hij direct zijn benen intrekt en één been weer uitstrekt. [M] staat nog steeds bij de voeten van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [V] , [M] , [JD] en [GD] staan heel dicht tegen [slachtoffer] aan. [slachtoffer] wordt dichter tegen de gevel aangedrukt. Op de beelden stappen [V] , [M] en [JD] een beetje terug, waardoor [slachtoffer] iets omhoog komt. [JD] staat het dichtstbij aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Vanuit de positie van [JD] gezien, staat [V] rechts van [JD] bij de voeten van [slachtoffer] . [M] staat naast [V] ook bij de voeten van [slachtoffer] .
De linkerarm van [slachtoffer] wordt vastgehouden en hij wordt naar voren getrokken, waardoor hij naar de rechterzijde wordt gedraaid. [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde, steunend op zijn rechterarm. Zijn hoofd is naar beneden gebogen. Hij wordt aan zijn linkerarm van de gevel af getrokken door [M] , die bij de voeten van [slachtoffer] staat. [V] stapt achter [M] langs. [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Hij geeft [slachtoffer] met een gebalde vuist een klap op zijn hoofd. Het hoofd van [slachtoffer] beweegt door de klap omlaag. Linksboven komen de schoenen van [GD] in beeld. [JD] slaat met een gebalde vuist op het hoofd van [slachtoffer] . [GD] schopt [slachtoffer] in zijn rug. Als reactie op de klap beweegt [slachtoffer] zijn rechterhand naar zijn hoofd. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] .
[slachtoffer] wordt aan alle kanten bewogen en er wordt aan hem getrokken. [slachtoffer] maakt zich klein door zijn hoofd en knieën naar elkaar toe te bewegen. De linkerarm van [slachtoffer] wordt nog steeds vastgehouden en er wordt aan getrokken. Doordat er aan de kleding en linkerarm van [slachtoffer] wordt getrokken, komt hij met zijn bovenlichaam iets omhoog. [GD] staat links bovenin beeld. Op de beelden is te zien dat bij het linkerbeen van [GD] iets glimmends in beeld komt. Bij het vergroten lijkt dit op een punt van een scherp voorwerp. Het glimmende voorwerp verdwijnt daarna uit beeld. [slachtoffer] wordt aan zijn linkerarm iets omhoog getrokken. Zijn rechterarm ligt op de grond. Zijn hoofd is nog voorovergebogen. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] , [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] . [slachtoffer] draait met zijn rechter bovenzijde van zijn bovenlichaam richting de grond. De linkerarm van [slachtoffer] wordt vastgehouden. Aan de kleur te zien, is dat door de hand van [M] . [slachtoffer] zit ineengedoken met zijn rug richting de gevel en zijn hoofd bij zijn knieën. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] , [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] bij zijn schoenen, [V] staat achter [JD] en [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde op de grond steunend op zijn rechter ellenboog, met zijn rug tegen de gevel aan. Hij heeft zijn beide knieën opgetrokken. Achter [slachtoffer] , aan zijn linkerzijde, staat [GD] . De andere verdachten staan bij de voeten van [slachtoffer] . Vanaf de positie van [GD] is een snelle beweging te zien van boven naar beneden en weer naar boven. De richting van deze beweging is naar de linkerzijde van [slachtoffer] . Kort na deze snelle beweging gaat [JD] met zijn gehandschoende hand in de richting van de borst van [slachtoffer] . [slachtoffer] houdt zijn linkerarm voor zijn borst. [JD] trekt zijn hand weg van [slachtoffer] , waarbij te zien is dat hij iets in zijn handen vasthoudt. Op de bewegende beelden is te zien dat op een gegeven moment tussen [V] en [JD] een zwart langwerpig voorwerp en meerdere glimmende kleinere voorwerpen op de grond vallen. [slachtoffer] ligt op zijn rug, zijn knieën opgetrokken naar zijn borst. [41]
[M] rent weg van de vechtpartij in de richting van [locatie 9] . [42] Op het moment dat [M] wegrent, komt [C] aan bij de vechtpartij. [43] Tijdens het wegrennen trekt [M] zijn muts over zijn hoofd en gezicht. [M] komt aan bij [N] en [FN] . [M] , [N] en [FN] rennen vervolgens naar de Opel. [44]
Ondertussen schopt [V] met zijn rechtervoet in de richting van het onderlichaam van [slachtoffer] . [45] [JD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [GD] staat bij het hoofd van [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [slachtoffer] draait op zijn linkerzijde met zijn hoofd naar [JD] toe. [V] stapt naar achteren. [JD] beweegt zijn rechtervoet naar achteren. [GD] staat aan de rugzijde van [slachtoffer] . [JD] maakt een schopbeweging met zijn rechtervoet naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] is naar achteren gestapt. [slachtoffer] beweegt zijn bovenlichaam en hoofd naar achteren door de trap van [JD] . [GD] en [JD] stappen allebei naar achteren, terwijl [slachtoffer] met beide handen naar zijn hoofd grijpt. Hij ligt op zijn rug met zijn hoofd in de richting van de gevel en zijn benen richting fietspad.
[slachtoffer] komt omhoog door zijn bovenlichaam naar voren te bewegen en zijn benen en knieën op te trekken. [JD] stapt weer richting [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [JD] maakt met zijn rechtervoet een schopbeweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [slachtoffer] beweegt na de schopbeweging zijn bovenlichaam naar achteren, alsof hij geraakt is. [V] loopt langzaam naar achteren. [JD] hangt boven [slachtoffer] . [JD] heeft met zijn linkerhand de rechterbovenarm van [slachtoffer] vast. Op de beelden is te zien dat [JD] zijn rechterhand tot een vuist heeft gebald en een stootbeweging maakt naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] loopt ondertussen langzaam terug naar de Seat. [JD] maakt een tweede stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Met zijn linkerhand houdt hij nog steeds de rechter bovenarm van [slachtoffer] vast. [JD] maakt een derde stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Terwijl [JD] drie keer een stoot geeft, komen ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer] de witte schoenen van [GD] weer in beeld. [C] tikt op de rug van [GD] . [46] [C] staat naast [slachtoffer] die op de grond ligt. [47] [GD] maakt met zijn rechterschoen een trappende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [C] rent weg, richting de Opel. [48] [JD] springt dan over de benen van [slachtoffer] en raapt verschillende voorwerpen en het langwerpige zwarte voorwerp van de grond op. [GD] rent terug naar Seat. [slachtoffer] ligt op zijn linkerzij op de grond en beweegt heel weinig. [JD] staat op en loopt terug naar de Seat. Hij kijkt in zijn handen. [JD] stopt iets in het zwarte langwerpige voorwerp. [JD] gaat terug naar [slachtoffer] . [JD] stopt iets in zijn linker jaszak. [JD] pakt met zijn beide handen de rechterarm van [slachtoffer] vast en trekt hem weg van de plek waar hij op dat moment ligt. [JD] pakt een vierde voorwerp van de grond. [JD] rent terug naar de Seat. [slachtoffer] draait zich op zijn buik en blijft liggen op de grond. [49]
[P] stapte kort voor het incident uit de Seat, maar bleef bij het rechter portier staan. [50]
Na het incident stapt [P] als eerste rechtsachter in de Seat, gevolgd door [V] die als bestuurder instapt. [GD] stapt vervolgens ook rechtsachter in en [JD] stapt in als bijrijder. [51]
[M] stapt als eerste als bijrijder in de Opel, gevolgd door [FN] , die rechtsachter plaatsneemt. [N] stapt in als bestuurder en als laatste neemt [C] links achterin plaats in de Opel. [D] rent weg in de richting van [locatie 2] . De Opel rijdt vervolgens weg. [52]
Huls
Onder het lichaam van [slachtoffer] is een huls gevonden van het kaliber 6.35 mm Browning. Dergelijke patronen worden doorgaans verschoten met semiautomatische pistolen. [53]
Letsel [slachtoffer]
Uit sectie is gebleken dat [slachtoffer] één keer is gestoken in zijn linkerzij. De verwonding had een lengte van circa 4,7 centimeter en een diepte van circa 17,5 centimeter. Het letsel is bij leven ontstaan door perforerende krachtinwerking met een scherprandig voorwerp, zoals een mes. Hierbij was er onder meer perforatie van de linkerborstholte, linkerlong, de milt, de lichaamsslagader (volledige doorsnijding), de onderste holle ader en de lever. Dit heeft geleid tot ernstig bloedverlies op basis waarvan het overlijden zonder meer kan worden verklaard. [54]
Forensisch onderzoek
Bij forensisch onderzoek aan de Seat is aan de achterzijde van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel een bloedspoor aangetroffen. Dit bloedspoor is vergeleken met de profielen van onder andere [slachtoffer] , [V] , [P] , [GD] en [JD] . Het DNA op de hoofdsteun is afkomstig van minimaal drie personen, te weten [slachtoffer] (bewijskracht: meer dan één miljard) en minimaal twee onbekende personen. [55] Tevens is bij forensisch onderzoek aan de Opel op de bijrijderszijde aan de binnenkant van de auto op de deurgreep een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, onder wie [M] (matchkans ongeveer 41 miljoen) en minimaal drie onbekenden personen. [56]
Op de linkermouw van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de onderarm (rondom) is met behulp van forensisch onderzoek een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, waaronder een relatief grote hoeveelheid DNA van [slachtoffer] en een relatief kleine hoeveelheid DNA van [GD] (matchkans van ongeveer 17 miljoen). [57] Aan de buitenkant van het linker voorpand van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de borstregio, is een DNA-profiel gevonden van minimaal drie personen, waaronder een relatief grote hoeveelheid van [slachtoffer] en [M] (matchkans van meer dan één miljard). [58] Tot slot is op het rechter jukbeen van [slachtoffer] een profiel DNA-profiel verkregen van minimaal drie personen, onder wie [slachtoffer] en [GD] (matchkans meer dan één miljard). [59]
Verklaring van de verdachte
[D] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 6 mei 2021 op [locatie 1] was, zoals op de camerabeelden te zien valt, maar dat hij niet wist wat er zou gebeuren. Hij moest immers spullen ophalen bij de nicht van zijn vriendin. Toen hij op station Hollands Spoor was, kwam hij op enig moment [FN] tegen en is hij ergens in Laak bij hem in de auto gestapt. Hij kon namelijk een lift krijgen richting de nicht van zijn vriendin waar hij spullen moest ophalen. In totaal zaten er vijf jongens in de auto. Op enig moment zijn ze uitgestapt en toen ze op [locatie 1] liepen, voelde [D] spanning in de groep. [D] was op dat moment nieuwsgierig en was in gesprek met [FN] . [FN] vroeg hem om in de auto te stappen om even te praten. Toen iedereen weer in de auto was gestapt, vertelde [FN] dat [S] was gestoken. Tegelijkertijd kwam [slachtoffer] langs de auto gelopen. Toen [M] de auto uitstapte, voelde [D] adrenaline en angst en daarom besloot hij direct de andere kant op te lopen. [D] is niet mee gerend met [M] .
Voorts heeft [D] desgevraagd verklaard dat hij inderdaad de gebruiker is van het Snapchat-account [Snapchat3] en dat hij de berichten van 6 mei 2021 heeft gestuurd. Hij wilde daarmee echter alleen maar ‘stoer’ te doen. Voorts heeft hij verklaard dat hij de berichten over het ‘plat gaan’ in de Snapchatgroep niet heeft gelezen. Destijds had hij geen mobiel internet, waardoor hij de berichten alleen kon lezen als hij verbonden was met een wifinetwerk. De reeds verzonden berichten kwamen dan niet op volgorde binnen, maar in één keer. Om de berichten te lezen, moest hij dan terug scrollen. De gevoerde gesprekken van [D] gaan bovendien niet over het incident aan [locatie 1] , maar over het incident in [locatie 3] . [D] heeft naar eigen zeggen niets met drillrap te maken. Voor het overige heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt de conclusies uit het voorlopige sectierapport over en oordeelt op grond daarvan dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van één steekwond in zijn linkerflank.
Wie heeft de steekwond toegebracht?
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen vastgesteld kan worden dat [GD] degene is geweest die [slachtoffer] daadwerkelijk heeft gestoken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de camerabeelden die van het incident zijn gemaakt, blijkt dat bij [GD] op een gegeven moment een (glimmend) voorwerp met een punt is te zien. De rechtbank heeft dit zelf ook waargenomen. Kort daarna is er een snelle beweging te zien in de richting van de linkerzijde van het [slachtoffer] . De positie van [GD] ten opzichte van [slachtoffer] op het moment van deze snelle beweging past ook bij de plaats van de toegebrachte steekwond en het inwendige verloop daarvan. Dat [GD] degene is die heeft gestoken, wordt ondersteund door het feit dat aan de achterkant van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel van de Seat bloed van [slachtoffer] is aangetroffen, terwijl [GD] na het incident achter deze bijrijdersstoel is ingestapt en het, gelet op het feit dat [slachtoffer] al snel veel bloed verloor, aannemelijk is dat degene die heeft gestoken bloed van [slachtoffer] op zijn hand heeft gekregen.
Voorts vindt de stelling dat [GD] heeft gestoken steun in de beelden die zijn gemaakt in het portiek van de flat waar hij woonachtig is. Op die beelden is te zien dat [GD] en [JD] zich, nadat de blauwe Seat om 19:32 uur door het beeld rijdt, naar boven haasten en na ongeveer één minuut weer naar beneden komen. In de hand van [JD] is daarbij een grote dolk te zien. [GD] heeft tijdens het lopen continu zijn hand op zijn linker jaszak.
Hoewel [JD] op de beelden van de flat met een dolk te zien is, gaat de rechtbank er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat [JD] ten tijde van het daadwerkelijke incident op de plaats delict een vuurwapen bij zich had en dit heeft gebruikt om [slachtoffer] mee te slaan. Na het incident werd onder het lichaam van [slachtoffer] een huls gevonden van het kaliber 6.35 mm Browning. De rechtbank komt tot de conclusie dat het langwerpige voorwerp dat tijdens het incident op enig moment op de grond valt een losgeraakte patroonhouder is en dat de voorwerpen die [JD] direct na het incident haastig opraapt, patronen betreffen. Voorts blijkt uit de beelden van het incident dat [JD] tijdens de geweldshandelingen iets in zijn hand heeft.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat [GD] en [JD] kort voorafgaand aan het incident thuis een vuurwapen en een dolk hebben opgehaald en deze wapens op de plaats delict ook bij zich hadden. [GD] is degene geweest die de fatale steekwond aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
Voorbedachte raad
De samenwerking tussen in ieder geval [M] , [JD] en [GD] , heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende kenmerken van een rechtstreekse en substantiële bijdrage aan het vervullen van de centrale delictsbestanddelen van moord. Er is voldoende tijd en gelegenheid geweest om na te denken over het voorgenomen plan. Immers, om 19:12 uur startte het Snapchatgesprek en waren er andere onderlinge contacten tussen deze drie verdachten, vervolgens zijn door [JD] en [GD] thuis wapens opgehaald, vervolgens zijn de negen verdachten met twee auto’s naar [locatie 4] gegaan waar zij om 20:02 uur aankwamen en enkele minuten door de buurt reden. Daarna hebben [M] , [JD] en [GD] samen met de andere zes verdachten bijna een kwartier rondgelopen, op zoek naar een betrokkene. Om 20:20 uur zagen zij [slachtoffer] , een van de betrokkenen bij het neersteken van [S] . Al die tijd hebben [M] , [JD] en [GD] zich kunnen beraden op hun voornemen om – met behulp van wapens - iemand plat te laten gaan. De rechtbank oordeelt anders ten aanzien van [V] , bij hem zijn er geen aanknopingspunten dat hij bij deze snapchatberichten betrokken is geweest of andere aanknopingspunten waaruit kan volgen dat hij zowel een voornemen om iemand van het leven te beroven en kalm beraad of rustig overleg daartoe.
Welke rol had [D] ?
[D] heeft, direct nadat hij via Snapchat op de hoogte raakte van het steekincident waarbij [S] gewond raakte, besloten om samen met anderen naar [locatie 4] te gaan. Zijn verklaring dat hij naar een nicht van zijn vriendin ging om spullen op te halen en nadat hij op station Hollands Spoor was aangekomen een lift kreeg aangeboden, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Binnen ongeveer twee minuten na het bericht van [M] in het Snapchatgesprek “dat ze zo kk yusu (kanker serieus) naar Skess ( [locatie 4] ) gingen, dat iemand ‘plat’ ging en het bericht van [FN] dat hij zo een pijp (vuurwapen) kreeg, reageerde [D] met de mededeling dat hij in drie minuten op station Hollands Spoor zou zijn. De rechtbank acht de verklaring van [D] dat hij, door het ontbreken van een wifinetwerk, niet op de hoogte was van de berichten van [FN] en [M] over het voorval op [locatie 3] , de wapens en het “plat gaan”, volstrekt ongeloofwaardig. Niet is gebleken dat de berichten in één keer aangekomen zijn, sterker nog, [D] geeft in het snapchatgesprek op een logische manier antwoord, namelijk dat hij naar Den Haag zou komen en bijna bij station Hollands Spoor was.
[D] is vervolgens, zoals hij zelf heeft verklaard, met het openbaar vervoer naar station Hollands Spoor gegaan en is op enig moment bij [FN] en drie anderen in de Opel gestapt. Daarna zijn ze naar [locatie 4] gereden. Hij heeft vervolgens met negen anderen, onder wie de inzittenden van de Seat (die gelet op diverse camerabeelden vanaf ongeveer 20.02 uur in de directe nabijheid van de Opel dezelfde route als de Opel door [locatie 4] aflegde), op [locatie 1] en in de directe nabijheid daarvan, zoekend rondgelopen, op zoek naar een betrokkene bij de eerdere steekpartij. Hierbij was [V] bewapend met een mes, was [JD] in het bezit van een pistool en een dolk en had [C] een (imitatie)pistool in zijn bezit.
Dat [C] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn bezit had baseert de rechtbank op het volgende. Door verschillende getuigen is waargenomen dat een lange jongen, die linksachter uitstapte toen [slachtoffer] de Opel passeerde, een vuurwapen vast had. Ofschoon de rechtbank niet kan vaststellen dat het om een écht vuurwapen ging, staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast dat het [C] is geweest die met een (imitatie)vuurwapen werd gezien. Hij heeft immers zelf verklaard dat hij links achter in de Opel zat, hij voldoet aan het door de getuigen opgegeven signalement en er is tot slot geen reden om op dit punt te twijfelen aan de waarnemingen van getuigen, nu twee getuigen onafhankelijk van twee andere getuigen hierover hebben verklaard. Daar komt nog bij dat de politie op de beelden heeft waargenomen dat [C] , al rennend in de richting van het slachtoffer en later in de richting van de Opel, steeds zijn rechterhand in zijn jaszak houdt. Zijn verklaring bij de politie dat hij in die jaszak papieren, heel veel pasjes en meerdere sleutels had zitten en om die reden tijdens het rennen zijn rechterhand in zijn jaszak hield, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Toen de verdachten niemand konden vinden, zijn ze om 20:19 uur weer in de twee auto’s gestapt. Om 20:20 uur stapte [slachtoffer] uit de tram en liep langs de Opel. Hij werd opgemerkt door [M] . Er werd toen in de auto geschreeuwd en gescholden. [M] stapte direct uit de Opel en rende al roepend en wijzend achter [slachtoffer] aan. [D] en de andere inzittenden stapten ook uit de Opel en holden achter [M] aan. [FN] en [N] stopten halverwege ter hoogte van de kruising van [locatie 1] met [locatie 8] . [D] draaide zich ter hoogte van [locatie 8] om en is, als enige te voet, vertrokken via [locatie 2] . [C] rende door in de richting van de vechtpartij.
[slachtoffer] is vervolgens in de richting van de Seat gerend alwaar [GD] hem tegen de grond heeft gewerkt. Vervolgens kwamen [JD] , [M] en [V] aan bij [slachtoffer] . [JD] , [GD] en [V] hebben [slachtoffer] geschopt en geslagen. Op enig moment werd de linkerarm van [slachtoffer] door [M] vastgehouden en is [slachtoffer] door [GD] in zijn linkerzij gestoken. [D] stond op dat moment ongeveer ter hoogte van [locatie 8] .
De rechtbank is van oordeel dat uit bovengenoemde gedragingen van [D] geen materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht kan worden afgeleid om te kunnen oordelen dat hij als medepleger verantwoordelijk kan worden gehouden voor de dood van [slachtoffer] . Het standpunt van de officier van justitie dat de Opel en Seat bewust op de verschillende straathoeken waren geparkeerd teneinde een potentieel slachtoffer in elk geval in handen van één van de groep inzittenden (van de Seat dan wel de Opel) te doen vallen, deelt de rechtbank niet. Voor een dergelijke planmatige afstemming tussen de inzittenden van de Seat enerzijds en die van de Opel anderzijds biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de rol van [D] , al zijn gedragingen daarbij in aanmerking genomen, geenszins als min of meer gelijkwaardig aan die van [M] , [GD] , [JD] en [V] kan worden gezien. Van een nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen is geen sprake, zodat [D] zal worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Medeplichtigheid
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of [D] medeplichtig is aan de ten laste gelegde moord op [slachtoffer] . Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan moord is vereist dat een verdachte behulpzaam is geweest bij het plegen van die moord, dan wel gelegenheid, middelen of inlichtingen daartoe heeft verschaft, waardoor de door die ander begane moord is bevorderd of vergemakkelijkt.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [D] behulpzaam is geweest bij het medeplegen van de moord op [slachtoffer] . Nadat hij via Snapchat op de hoogte raakte van het steekincident waarbij [S] gewond raakte, is hij samen met anderen naar [locatie 4] gegaan. Hij wist dat er wapens meegenomen zouden worden en hij wist dat er iemand ‘plat’ moest. Vervolgens is hij met de andere acht verdachten naar [locatie 4] gegaan en heeft toen – aanvankelijk vergeefs - geholpen om een betrokkene bij de eerdere steekpartij te vinden door in totaal 18 minuten door de wijk te rijden en te lopen. Toen [slachtoffer] bij toeval langs de Opel liep en als betrokkene werd geïdentificeerd, heeft hij hem met de vier andere inzittenden achtervolgd, met als gevolg dat meteen de aandacht van [GD] , en vervolgens van [JD] en [V] op het slachtoffer kon worden gevestigd.
Door aldus te handelen is [D] behulpzaam geweest bij de moord op [slachtoffer] . De rechtbank acht daarbij zowel zijn opzet op de behulpzaamheid als zijn opzet, in de voorwaardelijke vorm, op het delict wettig en overtuigend bewezen. Onder de voornoemde omstandigheden, waaronder zijn wetenschap van de steekpartij van [S] en van het voornemen (van anderen) om naar aanleiding daarvan met wapens naar [locatie 4] te gaan, omdat ‘er een plat zou gaan’, hetgeen uit de snapchatberichten van tussen 19.12 uur en 19.34 uur naar voren kwam, heeft [D] immers bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat iemand (en in dit geval [slachtoffer] ) om het leven zou komen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van een deskundige om opheldering te krijgen over de werking van Snapchat, hetgeen van belang zou zijn voor de vragen van artikelen 348 en 350 Sv. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek getoetst dient te worden aan het noodzakelijkheidscriterium. Het verzoek is onvoldoende onderbouwd en niet noodzakelijk en dient derhalve te worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw tot het horen van een deskundige aangaande de werking van Snapchat onvoldoende is onderbouwd. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Eindconclusie
De rechtbank komt op grond van hetgeen hierboven is overwogen tot de slotsom dat [D] schuldig is aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Meerderepersonen op 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven hebben beroofd, immers hebben die personen
-
eenmaal(met kracht) met een mes, in de zij gestoken van [slachtoffer] en
- geschopt en geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag),
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op 6 mei 2021, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk behulpzaam is geweest en gelegenheid heeft verschaft, door
- met de auto te zoeken en zich naar de plek te begeven waar [slachtoffer] zich toen (in de buurt) bevond
- [slachtoffer] te traceren en te achtervolgen en op te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft bovendien geëist dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden en verzoekt de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord. Het destijds 17-jarige slachtoffer [slachtoffer] heeft mede door het handelen van de verdachte het leven gelaten. In de avond van 6 mei 2021 is [slachtoffer] door anderen om het leven gebracht. De verdachte is bij dit misdrijf behulpzaam geweest door doelbewust samen met anderen naar betrokkenen bij een steekincident dat eerder die avond plaatsvond te zoeken en door nadat het slachtoffer als één van die betrokkenen was geïdentificeerd hem samen met anderen op te jagen. Mede als gevolg van deze gedragingen van de verdachte viel [slachtoffer] in handen van degenen die hem uiteindelijk met zijn vieren van het leven hebben beroofd. Eén van die vier personen heeft [slachtoffer] gestoken.
[slachtoffer] is ter plaatste overleden aan een zeer diepe steekwond. Voor [slachtoffer] moeten deze laatste momenten van zijn leven vol angst en pijn zijn geweest. Uit het handelen van de verdachte volgt dat hij op zoek is naar sensatie en geweld niet schuwt. De rechtbank neemt dit alles de verdachte kwalijk.
Veel personen zijn getuige geweest van het uiterst treurige incident. De ouders van Myron zijn door anderen geïnformeerd en zij zijn direct naar de plaats delict gegaan. Dit moet voor hen een enorm angstige en emotionele situatie zijn geweest, die ze waarschijnlijk hun verdere leven met zich mee moeten dragen. Daarbij heeft dit incident in de avond plaatsgevonden toen het nog licht was, op de openbare weg, waardoor omstanders en voorbijgangers ongewild zijn geconfronteerd met het steekincident en de gevolgen ervan. Door het gedrag van onder andere de verdachte is de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed aangedaan. Ze zullen hem voor altijd moeten missen. Het immense gemis is namens de ouders, het broertje en het zusje van [slachtoffer] ter terechtzitting zeer treffend naar voren gebracht. De ouders hebben zich onder andere afgevraagd waarom dergelijke confrontaties met wapens moeten worden opgelost. Het gemak waarmee jonge jongens die avond met wapens op zak liepen, baart ook de rechtbank ernstige zorgen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 4 oktober 2022, waaruit volgt dat de verdachte op 30 juni 2022 is veroordeeld voor een diefstal met geweld. Voorafgaand aan de onderhavige zaak is de verdachte niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage, opgesteld door drs. T. ’t Hoen, gezondheidspsycholoog, van 22 januari 2022 waaruit volgt dat de verdachte wel zijn medewerking heeft willen verlenen aan het opstellen van het rapport, maar dat de rapporteur geen advies heeft kunnen uitbrengen over de mate van toerekenbaarheid, gelet op de proceshouding van de verdachte. Dezelfde terughoudendheid hanteert de rapporteur bij het advies omtrent het recidiverisico. Uit het onderzoek komt de verdachte naar voren als een jongen met een beneden gemiddeld intelligentieniveau die angstig en verlegen is aangelegd. De verdachte is opgegroeid in een gespannen thuissituatie, waarbij de ouders zijn gescheiden. Moeder toont zich erg beschermend en controlerend met betrekking tot de verdachte, hetgeen leidt tot spanningen. De vader van de verdachte wordt omschreven als iemand met een ‘kort lontje’. De verdachte woont daarom afwisselend bij moeder, vader en oma. In november 2020 rezen er sterke vermoedens dat de verdachte betrokken was bij de drillrapscene, hetgeen ontkend wordt door de verdachte. De verdachte heeft toen begeleiding gekregen vanuit Delft Support, maar de verdachte bleef omgang houden met een groep probleemjongeren, hetgeen lijkt te hebben bijgedragen aan het onderhavige feit. Van een scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling is wat onderzoeker betreft weliswaar geen sprake, maar de geschetste recente ontwikkeling is wat onderzoeker betreft wel zorgelijk en verdient aandacht. Indien deze ontwikkeling, met name onder invloed van verkeerde sociale invloeden, zich onveranderd voortzet, is het niet uit te sluiten dat zich bij de verdachte een persoonlijkheidsstoornis kan ontwikkelen. In die zin kan er wat onderzoeker betreft worden gesproken van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Tegelijkertijd laat de verdachte inmiddels wel het nodige probleembesef zien, geeft hij aan afstand te willen nemen van jongeren die een negatieve invloed op hem hebben en wil hij serieus met zijn leven aan de slag. Hierbij doelt hij bijvoorbeeld op een opleiding, werken en huisvesting. Hij heeft realistische en haalbare toekomstplannen en hij stelt zich goed te begeleiden op ten aanzien van de begeleiding die hij momenteel krijgt (vanuit Delft Support en de reclassering). Ook zijn omgeving toont zich betrokken en steunend. Dit zijn allemaal beschermende factoren. Concluderend is de inschatting dat bij voldoende controle en toezicht de bedreigde ontwikkeling van de verdachte kan worden gekeerd, waarmee het risico op recidive af zal nemen. Een pedagogische aanpak is mogelijk en kan ook helpend zijn. De verdachte woont nog thuis en daarmee is ook een gezinsgerichte aanpak mogelijk. Tevens is hij nog met school bezig. De psycholoog adviseert daarom toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 7 oktober 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte thans in een begeleide woonvorm van Maaszicht te Rotterdam verblijft, waar het naar eigen zeggen goed gaat. De verdachte volgt een mbo-opleiding niveau 2 en hij is werkzaam als freelancer. In september van dit jaar is hij vader van een dochter geworden en hij probeert haar dagelijks te bezoeken. Daarnaast heeft de verdachte zijn voetbalcarrière voortgezet. Er lijkt geen sprake te zijn van middelengebruik of van schuldenproblematiek. Hoewel de reclassering geen direct verband kan leggen tussen de persoonlijke omstandigheden en de onderhavige zaak, heeft de reclassering haar zorgen geuit over het sociale netwerk waarin de verdachte zich bevond en dan met name de drillrapscene. Concluderend stelt de reclassering dat de verdachte goed op weg is om zijn leven op een positieve en volwassen manier vorm te geven. De reclassering acht het wenselijk dat de verdachte gedurende langere periode wordt gemonitord om te bezien of hij in staat blijkt om los te komen van het negatieve sociale netwerk en ondersteund kan worden bij het behalen van maatschappelijk geaccepteerde doelen. Ook de reclassering ziet redenen voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert daarom oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met medeverdachten en zich inzetten voor een zinvolle dagbesteding.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en legt die ten grondslag aan haar oordeel.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht een jeugddetentie voor de duur van 16 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, te weten 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, thans geen aanleiding te bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
[BP1] , [BP2] , [BP3] en [BP4] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [BP1] (de vader van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 4.901,84 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP2] (de moeder van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 5.982,23 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP3] (de zus van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP4] (de broer van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk integraal toegewezen dienen te worden met oplegging van de maatregel van schadevergoeding en de wettelijke rente, omdat de vorderingen deugdelijk zijn onderbouwd en de bedragen billijk zijn.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
In het kader van de vordering van de benadeelde partij zijn de deelnemers aan een strafbaar feit hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door dit feit is veroorzaakt. Het strafrecht kent vier soorten deelnemers: zij die een delict medeplegen, doen plegen, uitlokken en zij die aan een misdrijf medeplichtig zijn. De rechter zal in die gevallen steeds moeten beslissen of de gestelde schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Een belangrijk onderdeel van die toetsing is of sprake is van causaal verband tussen de daad en de geleden schade.
De verdachte heeft, als simultaan medeplichtige, in mindere mate dan degenen die als medeplegers worden aangemerkt, een onmiddellijke, actieve bijdrage geleverd aan de dood van het slachtoffer en daarmee aan de als de gevolg daarvan gestelde ontstane schades bij de benadeelden. De handelingen van de verdachte die zien op zijn behulpzaamheid staan in dat opzicht in een verder verwijderd verband tot de gestelde schade dan bij de medeplegers het geval is. Desalniettemin is dat verband er wel en zou de schade aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Hoofdelijke aansprakelijkheid van de volledige schade acht de rechtbank in dit geval echter niet billijk gelet op de beperktere rol van de verdachte ten opzichte van de medeplegers van de moord/doodslag. De bepaling van de omvang van de aansprakelijkheid van de verdachte acht de rechtbank thans dermate complex, dat zulks nader onderzoek zou vereisen. Dat is evenwel een onevenredige belasting van dit strafproces.
Daarom zal de rechtbank de benadeelden niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering. De benadeelden kunnen de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 63, 48, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 77zz en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan het medeplegen van moord;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
16 (zestien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met:
o
[GD];
o
[JD];
o
[V];
o
[N];
o
[FN];
o
[C];
o
[M];
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Humanitas of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Maaszicht of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich gedurende de proeftijd actief inzet voor het behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van het volgen van onderwijs, vrijwilligerswerk of (betaald) werk;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Prosperini, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1288), het forensisch proces-verbaal met nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, met bijlagen (doorgenummerd, p. 1 t/m 688), het proces-verbaal persoonsdossier [M] met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 130), het proces-verbaal persoonsdossier [M] met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 91) en het proces-verbaal persoonsdossier [FN] met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 116).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520 tot en met 576
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1146 tot en met 1149
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 819 tot en met 825
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 820 en 821
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 261 tot en met 266
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 451 tot en met 456 en proces-verbaal van bevindingen, p. 787 tot en met 801
9.Proces-verbaal van bevindingen p. 283 tot en met 286
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 207
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 433
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [M] , p. 53 (persoonsdossier)
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 203, proces-verbaal van bevindingen, p. 225, proces-verbaal van bevindingen p. 229 en proces-verbaal van bevindingen, p. 234
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 587 en proces-verbaal van bevindingen, p. 627
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 406 en proces-verbaal van bevindingen, p. 420
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 386, Proces-verbaal van bevindingen, p. 398 en proces-verbaal van bevindingen, p. 401
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339, proces-verbaal van bevindingen, p. 351
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 238, proces-verbaal van bevindingen, p. 250, proces-verbaal van bevindingen, p. 256
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 456, proces-verbaal van bevindingen, p. 639 en 640
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
27.Proces-verbaal van verhoor [FN] , p. 58 en 64 (persoonsdossier) en proces-verbaal van verhoor [C] p. 67 (persoonsdossier)
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129 en proces-verbaal van bevindingen, p. 418
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 392 tot en met 394
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601
32.Proces-verbaal van verhoor [Getuige3] , p. 103 en 104
33.Proces-verbaal van verhoor [Getuige4] , p. 106 en 107
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 639 tot en met 641
35.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm
36.Proces-verbaal van verhoor [Getuige3] , p. 103 en 104
37.Proces-verbaal van verhoor [Getuige5] , p. 100
38.Proces-verbaal van verhoor [Getuige6] , p. 720
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 744 e.v.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 e.v.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 tot en met 762
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 621
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 623
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 711
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602 tot en met 605
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 604
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762 tot en met 773
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
51.Proces-verbaal van bevindingen p. 774 tot en met 775
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 459 tot en met 462
53.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 560 en 561 (forensisch dossier)
54.Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 juni 2021, nummer 2021.05.07.172, opgemaakt door D.J. Rijken
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 684 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 691
56.Proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig, p. 200 (forensisch dossier) en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 572 en 573 (forensisch dossier)
57.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 571 en 573 (forensisch dossier)
58.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573 (forensisch dossier)
59.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573