ECLI:NL:RBDHA:2022:12415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
09-837036-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zeven verdachten voor openlijke geweldpleging met dodelijke afloop

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag zeven verdachten veroordeeld in verband met het overlijden van Myron Ampofo, die op 6 mei 2021 in Den Haag werd neergestoken. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank legde aan de hoofdverdachte, [C], een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De benadeelde partijen, waaronder de ouders en zus van het slachtoffer, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet zelf de dodelijke steekwond had toegebracht, maar wel een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, en dat het incident had plaatsgevonden in het openbaar, wat de schokkende aard ervan vergrootte. De verdachte werd vrijgesproken van medeplegen van moord, maar schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging in vereniging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/837036-21
Datum uitspraak: 23 november 2022
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[C](hierna ook: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten zittingen van 19 augustus 2021 en 4 november 2021 (pro forma zittingen) en 18 oktober 2022 en 21 oktober 2022 (inhoudelijke behandelingen) en 9 november 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De officier van justitie in deze zaak is mr. K. van Diemen en de advocaat van de verdachte is mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- Een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van [slachtoffer] en/of
-geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag),
tengevolge waarvan voornoemde Ampofo is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die onbekend gebleven perso(o)n(en)
-een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van [slachtoffer] en/of
- geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag)
tengevolge waarvan voornoemde Ampofo is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 mei 2021, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk inlichtingen/middelen en/of gelegenheid heeft verschaft, door
- met de auto naar [slachtoffer] te zoeken en/of zich naar de plek te begeven waar [slachtoffer] zich toen (in de buurt) bevond en/of
- door te geven waar [slachtoffer] zich bevond en/of
- [slachtoffer] te traceren en/of op te wachten en/of te achtervolgen en/of op te jagen en/of In te sluiten en/of aan te wijzen en/of
- [slachtoffer] te duwen en/of trekken en/of naar de grond werken en/of
- [slachtoffer] te slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of tegen te houden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [locatie 1] (en nabij [locatie 8] ) , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het:
- achtervolgen en/of opjagen en/of insluiten en/of aanwijzen van [slachtoffer] en/of
- duwen en/of trekken en/of naar de grond werken van [slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van [slachtoffer] en/of
- een of meerdere malen (met kracht) steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen, althans het lichaam van [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld de dood ten gevolge heeft gehad, althans zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel, te weten een of meerdere steekverwonding(en) in een of meer hand(en) en/of in de zij, althans in het lichaam voor [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

In de avond van 6 mei 2021 is de 17-jarige [slachtoffer] op [locatie 1] in Den Haag het slachtoffer geworden van een steekincident. Hij is in zijn linkerzijde gestoken en ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. De politie is direct een onderzoek gestart. Negen van de verdachten die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen, worden vervolgd voor hun betrokkenheid bij het overlijden van [slachtoffer] . Dit is ten laste gelegd als het medeplegen van moord/doodslag (primair), dan wel medeplichtigheid aan moord/doodslag (subsidiair) dan wel openlijke geweldpleging met de dood ten gevolge (meer subsidiair).
De hoofdvraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden van [slachtoffer] .
Uit het procesdossier komt over de confrontatie op 6 mei 2021 – samengevat en voor zover hier relevant – hetgeen beschreven onder 3.4. naar voren.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
De verdachte ontkent dat hij naar Den Haag ging om verhaal te halen. Hij was onderweg naar zijn vader en kwam onderweg een vriend tegen. Vervolgens is hij bij bekenden van die vriend in de auto gestapt om ergens iets te gaan eten. De verdachte wist niets van het eerdere incident op [locatie 2] , zit niet in de app ‘clubhouse’ en ook niet in de groepsapp van [naam 1] . Hij is niet betrokken bij een drillrapgroep. Uit het dossier blijkt niet dat er in de auto of bij het rondlopen gesproken is over de bedoeling daarvan. Hij heeft bij de medeverdachten ook geen wapens gezien. Zelf had hij ook geen wapen bij zich. Hij is slechts een paar seconden op de plaats delict geweest. Op dat moment was de ernst van de situatie niet duidelijk. Op enig moment is hij weggegaan omdat hij geen onderdeel van de gebeurtenissen die hij waarnam wilde uitmaken. De verdachte heeft geen geweldshandeling verricht. Ook van een nauwe en bewuste samenwerking met de geweldplegers is geen sprake. Gelet hierop dient de verdachte vrijgesproken te worden van het medeplegen van de moord/doodslag.
Ook moet de verdachte worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan de moord/doodslag. Hij wist niet dat er iets ging gebeuren en heeft geen zinvolle bijdrage geleverd, ook niet door enkel erbij te zijn. Bovendien moeten er twee situaties worden onderscheiden. De eerste situatie is het rondlopen en de andere situatie is dat men in de auto zat en [slachtoffer] voorbij loopt. Bij het rondlopen kon men niemand vinden. Het eerdere zoeken heeft derhalve geen zinvolle ondersteunende bijdrage (inlichtingen of behulpzaam bij) geleverd aan de moord/doodslag, hetgeen wel een vereiste is voor medeplichtigheid. Ook door achter [M] aan te rennen, kan niet gezegd worden dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweldsincident.
Tenslotte moet de verdachte ook worden vrijgesproken van het openlijk geweld de dood ten gevolge hebbend. De verdachte heeft zelf geen geweld gepleegd. Het enkel getalsmatig versterken van een groep is niet voldoende. Ook het achterna rennen van [slachtoffer] is geen wezenlijke bijdrage aan het geweld.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Inleiding
In de avond van 6 mei 2021 rond 20:20 uur werd de 17-jarige [slachtoffer] op [locatie 1] in Den Haag door meerdere personen aangevallen en daarbij één keer gestoken. Hij overleed ter plaatse aan de gevolgen van deze steekwond. Kort voor deze aanval vond rond 19:00 uur een gewelddadig treffen tussen twee groepen plaats op [locatie 2] in Den Haag. De ene groep bestond grotendeels uit jongeren uit [locatie 3] in Den Haag, de andere groep grotendeels uit jongeren uit Delft. Bij dit eerste incident werd [S] in zijn hoofd en rug gestoken. Al vroeg in het politieonderzoek is rekening gehouden met het scenario dat de achtergrond van beide steekpartijen een conflict zou kunnen zijn tussen rivaliserende drillrapgroepen.
Snapchatgesprek
Naar aanleiding van de steekpartij op [locatie 2] werd de telefoon van [S] onderzocht. Daarin werd een Snapchatgesprek aangetroffen met zestien deelnemende accounts, waaronder de accounts van [S] ( [Snapchat] ), [FN] ( [Snapchat2] ), [M] ( [Snapchat1] ), [D] ( [Snapchat3] ) en [JC] ( [Snapchat4] ). [2] De deelnemers aan dit gesprek waren voor zover bekend leden van de Delftse drillrapgroep [naam 1] . [3] Uit het gesprek blijkt dat [S] op 5 mei 2021 aan [FN] schreef dat hij ‘drill’ (drillrap) maakt. Hij noemde namen zoals ‘Blacks’ en ‘Striker’ van leden van de andere groep, vermoedelijk [naam 2] , een groep met als thuisbasis [locatie 3] . Ook meldde hij meermalen hoe laat een ontmoeting was geregeld met de andere groep: “Is 7 uur”. Op 6 mei 2021 om 17:03 uur schrijft [FN] dat er messen mee moeten (‘neem kitchen’). [D] schreef om 17.03 uur “Beste gooie er een gwn op die man”. En om 17:47 uur vroeg een deelnemer in het groepsgesprek “heb je alleen die ZK”, waarmee een mes wordt bedoeld. [S] antwoordde er twee te hebben, maar er een aan [FN] te geven. Over een machete schreef [FN] daarna: “dies nodig voor vandaag jonge komt goed van pas.” En: “Vandaag moeten we die tunes waarmaken”. Uit het gesprek blijkt verder dat [FN] op 6 mei 2021 om 17:46 uur plannen maakte voor het geval dat een van hun groep zou worden ‘gecheft’ (gestoken). Hij schreef: “Dan gaat iemand echt plat”. En: “Vandaag als iemand gecheft is ga ik champagne poppen”. [M] schreef dat hij ook wilde komen maar eerst een kitchen stabba (een keukenmes) ging halen en naar osso (huis) ging. Om 19:12 uur, na de steekpartij waarbij [S] zwaargewond raakte, schreef [FN] dat ‘Chef’ het misschien niet ging overleven. Hij vroeg waar de anderen waren. [M] antwoordde dat ze zo kk yusu (kanker serieus) naar Skess ( Schipperskwartier ) gingen, me tel osso laten (mijn telefoon thuis laten) en dat iemand plat ging. [FN] schreef dat hij zo een pijp (vuurwapen) kreeg en vroeg of iemand [bijnaam] kon bellen. [D] schreef om 19.20 uur dat hij met 3 minuten op station Hollands Spoor is. [JC] zei dat hij [bijnaam] zou bellen en later dat [bijnaam] onderweg was met een vuurwapen. Uit onderzoek aan onder andere de telefoon van [JD] is gebleken dat ‘ [bijnaam] ’ [JD] betreft. [4] [JD] belde [FN] om 19:29 uur. [5]
Camerabeelden Chopinlaan
Op beveiligingsbeelden van [locatie 4] , is het volgende te zien. Op 6 mei 2021 om 19:31 uur komt een blauwe personenauto het portiek aan [locatie 4] te Delft voorbijgereden. Volgens de politie vertoont deze auto grote gelijkenis met een Seat Ibiza. Enkele seconden nadat de blauwe auto door het beeld rijdt, komen twee personen van buiten het portiek in gerend. De personen worden herkend door verbalisanten als [JD] en [GD] . Ze zijn tevens woonachtig aan [locatie 4] en hun appartement is bereikbaar via voornoemd portiek. Om 19:32 uur gaan beiden via de trap omhoog. Om 19:33 uur komt [GD] naar beneden gerend via de trap. [GD] houdt zijn linkerhand continu in zijn linker jaszak en rent naar buiten. [JD] komt achter [GD] de trap afgerend. [JD] houdt in zijn rechterhand een voorwerp vast, gelijkend op een grote dolk. [JD] rent vervolgens ook het portiek uit. [6]
Seat Ibiza en Opel Insignia
Uit het procesdossier blijkt dat in ieder geval twee auto’s bij het incident op [locatie 1] waren betrokken.
Uit de gegevens van de meldkamer blijkt dat [Getuige1] heeft verklaard dat omstreeks 20:29 uur een voertuig met [kenteken 1] betrokken is geweest bij het incident op [locatie 1] . Omstreeks 20:45 uur wordt deze melding aangevuld met een getuigenverklaring van [Getuige2] , inhoudende dat de inzittenden van een Opel Insignia, voorzien van [kenteken 2] , betrokken zijn geweest bij het incident. [7]
Uit beelden van diverse camera’s met zicht op [locatie 1] en de nabije omgeving blijkt het volgende. Een blauwe Seat Ibiza met [kenteken 1] (hierna: de Seat) komt om 20:02:48 uur in de omgeving van [locatie 3] op camera’s in beeld. De Seat wordt direct gevolgd door een zwarte Opel Insignia met [kenteken 2] (hierna: de Opel). De voertuigen rijden in de richting van [locatie 5] . Om 20:03:11 uur komt de Seat als eerste over [locatie 6] gereden. Kort daar achter komt de Opel aangereden. De voertuigen rijden in de richting van [locatie 7] / [locatie 5] en gaan in de richting van [locatie 1] . Om 20:06:54 uur komt de Seat in beeld op [locatie 8] . Slechts één seconde later komt de Opel in beeld. Vervolgens slaan beide voertuigen vanaf [locatie 8] rechtsaf [locatie 1] op. De Opel parkeert achteruit in een parkeervak ter hoogte van nummer 302. De Seat stopt vervolgens tien seconden naast de Opel. Te zien is dat het rechter raam van de Seat omlaag is zodra deze weer verder rijdt. Tevens stopt een Volkswagen Polo met [kenteken 3] enkele seconden naast de Opel. Ondertussen komt een groep van zeven personen over [locatie 8] gelopen en deze personen slaan rechtsaf [locatie 1] op. De groep gaat richting [locatie 7] . De Opel parkeert in een parkeervak. De bestuurder van de Opel stapt uit. De bestuurder is geïdentificeerd als [N] . [N] loopt vervolgens achter de groep van zeven personen [locatie 7] in. [8]
De Seat wordt om 20:07:37 uur op [locatie 1] geparkeerd ter hoogte van nummer 282 en de bestuurder. [9]
Op camerabeelden op [locatie 1] is te zien dat er om 20:08:01 uur zeven personen lopen. Ze gaan [locatie 7] in. De personen worden omschreven als NN03, NN04, NN05, NN06, NN08, NN09 en NN10. [10] Vervolgens stapt [V] uit de Seat en gaat hij om 20:08:26 uur linksaf [locatie 7] in, alwaar de andere personen zich bevinden. [11]
NN-personen
Om 20:14:02 uur lopen tien personen vanuit [locatie 7] [locatie 1] op. [12] Deze personen zijn nadien als volgt geïdentificeerd:
- NN01 zijnde [R] [13]
- NN02 zijnde [V] [14]
- NN03 zijnde onbekend gebleven (rechtbank: later is gebleken dat dit [M] betreft [15] )
- NN04 zijnde [JD] [16]
- NN05 zijnde [N] [17]
- NN06 zijnde [C] [18]
- NN07 zijnde [FN] [19]
- NN08 zijnde [D] [20]
- NN09 zijnde [P] [21]
- NN010 zijnde [GD] [22]
De personen komen uit [locatie 7] en lopen in de richting van [locatie 6] . De eerste twee personen kijken zoekend om zich heen. Om 20:19:20 uur lopen vijf personen in de richting van [locatie 7] . Deze vijf personen stoppen bij de Opel en stappen in. [23] De vijf personen die instappen zijn [N] , [M] , [FN] , [D] en [C] . [24]
Tegelijkertijd lopen vier anderen, te weten [V] , [GD] , [JD] en [P] richting de Seat. Allen, behalve [GD] , stappen in die auto. [25]
Aanval
Uit de beelden van diverse camera’s blijkt het volgende. Om 20:20:06 uur komt [slachtoffer] in beeld. Hij komt, na uit de tram te zijn gestapt, uit de richting van [locatie 8] en loopt in de richting van [locatie 6] . [slachtoffer] loopt de Opel voorbij. [26] [FN] en [C] hebben verklaard dat er toen geschreeuwd en gescholden werd. [27]
De deur van de Opel gaat open en [M] stapt uit. [slachtoffer] stopt en kijkt naar achter. Hij sprint vervolgens in de richting van [locatie 6] . [M] rent achter [slachtoffer] aan. [M] wijst naar [slachtoffer] en roept iets. [28] Ondertussen rennen [N] , [FN] , [D] en [C] achter [M] aan, maar [N] en [FN] stoppen halverwege ter hoogte van de kruising van [locatie 1] met [locatie 7] , bij [bedrijf2 2] . [29] [D] rent eveneens achter [M] aan, maar draait zich ter hoogte van [locatie 7] om en rent weg richting [locatie 8] . [30] [C] rent door in de richting van de vechtpartij. [31]
[Getuige3] heeft verklaard dat hij een zwarte auto zag, die midden op straat stilstond, waarvan de deuren opengingen en waar vier jongens uit kwamen. De langste jongen van ongeveer 1.85 meter probeerde een grijs vuurwapen in zijn linker jaszak weg te stoppen. [32] [Getuige4] heeft verklaard dat er een jongen uit een zwarte geparkeerde stationwagen linksachter uitstapte en uit zijn rechterjaszak een grijs vuurwapen haalde. De jongen was ongeveer 1.80 meter lang. [33] [C] is de langste en breedste van de inzittenden van de Opel en heeft constant zijn handen in zijn zakken. [34] Hij heeft verklaard dat hij links achterin zat. [35] De vier personen rennen vervolgens richting supermarkt. [36]
[Getuige5] heeft verklaard dat hij als bijrijder in een Mercedes reed en ter hoogte van de [bedrijf2 1] een man uit een Seat zag komen, waarvoor de bestuurder van de Mercedes moest uitwijken. De man die uitstapte, was lang en mollig en had een zilverkleurig pistool in zijn handen. [37] [Getuige6] heeft verklaard dat er mannen uit een zwarte auto stapten waardoor hij moest remmen en uitwijken. Verder hoorde [Getuige6] dat [Getuige5] zei dat hij zag dat de man die linksachter uitstapte een vuurwapen vasthad. [38] Uit de beelden volgt dat het niet anders kan dan dat [Getuige6] en [Getuige5] voor de zwarte Opel hebben moeten uitwijken en niet voor de blauwe Seat.
Op de camerabeelden is te zien dat [GD] op het moment dat [M] achter [slachtoffer] aanrent, nog bij de Seat staat. [GD] rent vanaf de Seat richting [slachtoffer] , die in tegengestelde richting komt aanrennen. Met zijn linkerhand beweegt hij in de richting van [slachtoffer] om hem vervolgens tegen te houden. [GD] duwt [slachtoffer] richting de gevel ter hoogte van nummer 284. [slachtoffer] komt op de grond terecht. [GD] zit bovenop [slachtoffer] . [39] Daarna is te zien dat [GD] met zijn bovenlichaam steeds meer omhoog komt. Daarbij houdt hij zijn beide armen gestrekt en drukt daarmee [slachtoffer] tegen de grond. [M] komt nu bij [GD] staan. [40]
Op de camerabeelden is voorts te zien dat behalve [V] ook [JD] aan de bijrijderszijde uit de Seat stapt. Beiden rennen naar [slachtoffer] toe. Terwijl [slachtoffer] op zijn knieën zit en omhoog probeert te komen, is op de beelden te zien dat [GD] rechtsachter [slachtoffer] staat en [M] aan de linkerzijde van [slachtoffer] . Er ontstaat een worsteling tussen [GD] , [M] en [slachtoffer] . Daarbij is te zien dat [slachtoffer] verder naar de grond wordt gewerkt. [slachtoffer] draait zijn rechterzijde naar de grond. [GD] staat op dat moment achter [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . Op de beelden is de linkerhand van [M] zichtbaar en is te zien dat hij daarin niets vasthoudt. [JD] komt ook in beeld. [slachtoffer] ligt op zijn rug. [M] staat bij zijn voeten. Op de beelden is te zien dat [M] de jas van [slachtoffer] grijpt met zijn linkerhand. [slachtoffer] neemt een soort zittende houding in, waarbij hij met zijn rug tegen de gevel aan zit. [JD] en [V] zijn nu ook bij de vechtpartij gekomen. Op de bewegende beelden is te zien dat [V] met zijn rechtervoet naar het onderlichaam (buik) van [slachtoffer] beweegt. Aan de reactie van [slachtoffer] te zien, raakt [V] hem, omdat hij direct zijn benen intrekt en één been weer uitstrekt. [M] staat nog steeds bij de voeten van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [V] , [M] , [JD] en [GD] staan heel dicht tegen [slachtoffer] aan. [slachtoffer] wordt dichter tegen de gevel aangedrukt. Op de beelden stappen [V] , [M] en [JD] een beetje terug, waardoor [slachtoffer] iets omhoog komt. [JD] staat het dichtstbij aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Vanuit de positie van [JD] gezien, staat [V] rechts van [JD] bij de voeten van [slachtoffer] . [M] staat naast [V] ook bij de voeten van [slachtoffer] .
De linkerarm van [slachtoffer] wordt vastgehouden en hij wordt naar voren getrokken, waardoor hij naar de rechterzijde wordt gedraaid. [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde, steunend op zijn rechterarm. Zijn hoofd is naar beneden gebogen. Hij wordt aan zijn linkerarm van de gevel af getrokken door [M] , die bij de voeten van [slachtoffer] staat. [V] stapt achter [M] langs. [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Hij geeft [slachtoffer] met een gebalde vuist een klap op zijn hoofd. Het hoofd van [slachtoffer] beweegt door de klap omlaag. Linksboven komen de schoenen van [GD] in beeld. [JD] slaat met een gebalde vuist op het hoofd van [slachtoffer] . [GD] schopt [slachtoffer] in zijn rug. Als reactie op de klap beweegt [slachtoffer] zijn rechterhand naar zijn hoofd. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] .
[slachtoffer] wordt aan alle kanten bewogen en er wordt aan hem getrokken. [slachtoffer] maakt zich klein door zijn hoofd en knieën naar elkaar toe te bewegen. De linkerarm van [slachtoffer] wordt nog steeds vastgehouden en er wordt aan getrokken. Doordat er aan de kleding en linkerarm van [slachtoffer] wordt getrokken, komt hij met zijn bovenlichaam iets omhoog. [GD] staat links bovenin beeld. Op de beelden is te zien dat bij het linkerbeen van [GD] iets glimmends in beeld komt. Bij het vergroten lijkt dit op een punt van een scherp voorwerp. Het glimmende voorwerp verdwijnt daarna uit beeld. [slachtoffer] wordt aan zijn linkerarm iets omhoog getrokken. Zijn rechterarm ligt op de grond. Zijn hoofd is nog voorovergebogen. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] , [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] . [slachtoffer] draait met zijn rechter bovenzijde van zijn bovenlichaam richting de grond. De linkerarm van [slachtoffer] wordt vastgehouden. Aan de kleur te zien, is dat door de hand van [M] . [slachtoffer] zit ineengedoken met zijn rug richting de gevel en zijn hoofd bij zijn knieën. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] , [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] bij zijn schoenen, [V] staat achter [JD] en [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde op de grond steunend op zijn rechter ellenboog, met zijn rug tegen de gevel aan. Hij heeft zijn beide knieën opgetrokken. Achter [slachtoffer] , aan zijn linkerzijde, staat [GD] . De andere verdachten staan bij de voeten van [slachtoffer] . Vanaf de positie van [GD] is een snelle beweging te zien van boven naar beneden en weer naar boven. De richting van deze beweging is naar de linkerzijde van [slachtoffer] . Kort na deze snelle beweging gaat [JD] met zijn gehandschoende hand in de richting van de borst van [slachtoffer] . [slachtoffer] houdt zijn linkerarm voor zijn borst. [JD] trekt zijn hand weg van [slachtoffer] , waarbij te zien is dat hij iets in zijn handen vasthoudt. Op de bewegende beelden is te zien dat op een gegeven moment tussen [V] en [JD] een zwart langwerpig voorwerp en meerdere glimmende kleinere voorwerpen op de grond vallen. [slachtoffer] ligt op zijn rug, zijn knieën opgetrokken naar zijn borst. [41]
[M] rent weg van de vechtpartij in de richting van [locatie 8] . [42] Op het moment dat [M] wegrent, komt [C] aan bij de vechtpartij. [43] Tijdens het wegrennen trekt [M] zijn muts over zijn hoofd en gezicht. [M] komt aan bij [N] en [FN] . [M] , [N] en [FN] rennen vervolgens naar de Opel. [44]
Ondertussen schopt [V] met zijn rechtervoet in de richting van het onderlichaam van [slachtoffer] . [45] [JD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [GD] staat bij het hoofd van [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [slachtoffer] draait op zijn linkerzijde met zijn hoofd naar [JD] toe. [V] stapt naar achteren. [JD] beweegt zijn rechtervoet naar achteren. [GD] staat aan de rugzijde van [slachtoffer] . [JD] maakt een schopbeweging met zijn rechtervoet naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] is naar achteren gestapt. [slachtoffer] beweegt zijn bovenlichaam en hoofd naar achteren door de trap van [JD] . [GD] en [JD] stappen allebei naar achteren, terwijl [slachtoffer] met beide handen naar zijn hoofd grijpt. Hij ligt op zijn rug met zijn hoofd in de richting van de gevel en zijn benen richting fietspad.
[slachtoffer] komt omhoog door zijn bovenlichaam naar voren te bewegen en zijn benen en knieën op te trekken. [JD] stapt weer richting [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [JD] maakt met zijn rechtervoet een schopbeweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [slachtoffer] beweegt na de schopbeweging zijn bovenlichaam naar achteren, alsof hij geraakt is. [V] loopt langzaam naar achteren. [JD] hangt boven [slachtoffer] . [JD] heeft met zijn linkerhand de rechterbovenarm van [slachtoffer] vast. Op de beelden is te zien dat [JD] zijn rechterhand tot een vuist heeft gebald en een stootbeweging maakt naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] loopt ondertussen langzaam terug naar de Seat. [JD] maakt een tweede stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Met zijn linkerhand houdt hij nog steeds de rechter bovenarm van [slachtoffer] vast. [JD] maakt een derde stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Terwijl [JD] drie keer een stoot geeft, komen ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer] de witte schoenen van [GD] weer in beeld. [C] tikt op de rug van [GD] . [46] [C] staat naast [slachtoffer] die op de grond ligt. [47] [GD] maakt met zijn rechterschoen een trappende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [C] rent weg, richting de Opel. [48] [JD] springt dan over de benen van [slachtoffer] en raapt verschillende voorwerpen en het langwerpige zwarte voorwerp van de grond op. [GD] rent terug naar Seat. [slachtoffer] ligt op zijn linkerzij op de grond en beweegt heel weinig. [JD] staat op en loopt terug naar de Seat. Hij kijkt in zijn handen. [JD] stopt iets in het zwarte langwerpige voorwerp. [JD] gaat terug naar [slachtoffer] . [JD] stopt iets in zijn linker jaszak. [JD] pakt met zijn beide handen de rechterarm van [slachtoffer] vast en trekt hem weg van de plek waar hij op dat moment ligt. [JD] pakt een vierde voorwerp van de grond. [JD] rent terug naar de Seat. [slachtoffer] draait zich op zijn buik en blijft liggen op de grond. [49]
[P] stapte kort voor het incident uit de Seat, maar bleef bij het rechter portier staan. [50]
Na het incident stapt [P] als eerste rechtsachter in de Seat, gevolgd door [V] die als bestuurder instapt. [GD] stapt vervolgens ook rechtsachter in en [JD] stapt in als bijrijder. [51]
[M] stapt als eerste als bijrijder in de Opel, gevolgd door [FN] , die rechtsachter plaatsneemt. [N] stapt in als bestuurder en als laatste neemt [C] links achterin plaats in de Opel. [D] rent weg in de richting van de Laakburg. De Opel rijdt vervolgens weg. [52]
Huls
Onder het lichaam van [slachtoffer] is een huls gevonden van het kaliber 6.35 mm Browning. Dergelijke patronen worden doorgaans verschoten met semiautomatische pistolen. [53]
Letsel [slachtoffer]
Uit sectie is gebleken dat [slachtoffer] één keer is gestoken in zijn linkerzij. De verwonding had een lengte van circa 4,7 centimeter en een diepte van circa 17,5 centimeter. Het letsel is bij leven ontstaan door perforerende krachtinwerking met een scherprandig voorwerp, zoals een mes. Hierbij was er onder meer perforatie van de linkerborstholte, linkerlong, de milt, de lichaamsslagader (volledige doorsnijding), de onderste holle ader en de lever. Dit heeft geleid tot ernstig bloedverlies op basis waarvan het overlijden zonder meer kan worden verklaard. [54]
Forensisch onderzoek
Bij forensisch onderzoek aan de Seat is aan de achterzijde van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel een bloedspoor aangetroffen. Dit bloedspoor is vergeleken met de profielen van onder andere [slachtoffer] , [V] , [P] , [GD] en [JD] . Het DNA op de hoofdsteun is afkomstig van minimaal drie personen, te weten [slachtoffer] (bewijskracht: meer dan één miljard) en minimaal twee onbekende personen. [55] Tevens is bij forensisch onderzoek aan de Opel op de bijrijderszijde aan de binnenkant van de auto op de deurgreep een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, onder wie [M] (matchkans ongeveer 41 miljoen) en minimaal drie onbekenden personen. [56]
Op de linkermouw van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de onderarm (rondom) is met behulp van forensisch onderzoek een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, waaronder een relatief grote hoeveelheid DNA van [slachtoffer] en een relatief kleine hoeveelheid DNA van [GD] (matchkans van ongeveer 17 miljoen). [57] Aan de buitenkant van het linker voorpand van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de borstregio, is een DNA-profiel gevonden van minimaal drie personen, waaronder een relatief grote hoeveelheid van [slachtoffer] en [M] (matchkans van meer dan één miljard). [58] Tot slot is op het rechter jukbeen van [slachtoffer] een profiel DNA-profiel verkregen van minimaal drie personen, onder wie [slachtoffer] en [GD] (matchkans meer dan één miljard). [59]
Verklaring van de verdachte
[C] heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij slechts was meegereden in de Opel, omdat hij met een vriend ergens iets zou eten. Ze hebben vervolgens in de buurt rondgelopen, maar [C] was nog steeds in de veronderstelling dat er ergens iets gegeten zou worden. Dat de medeverdachten op zoek waren naar iemand die meer wist van de eerdere steekpartij op [locatie 2] , was [C] niet van op de hoogte. Toen [M] vervolgens uit de Opel stapte en achter [slachtoffer] aanrende, was [C] alleen nieuwsgierig naar wat er ging gebeuren en is daarom [M] achterna gerend. Hij heeft verklaard dat hij geen enkele geweldshandeling heeft verricht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de aangehaalde bewijsmiddelen het volgende af.
Op 6 mei 2021 om 19:00 uur werd op [locatie 2] in Den Haag bij een treffen tussen twee rivaliserende jeugdgroepen de 14-jarige [S] gestoken. Hij raakte zwaargewond. [FN] maakte voorafgaand aan het treffen in een Snapchatgesprek plannen voor het geval daarbij iemand van zijn groep gestoken zou worden: dan zou echt iemand plat gaan en als er dan iemand gestoken zou zijn, zou hij champagne gaan poppen. Direct na deze steekpartij meldde [FN] in het Snapchatgesprek wat er gebeurd was. In het groepsgesprek werd door [M] gesproken over kanker serieus naar [locatie 3] gaan en ook dat er eentje plat zou gaan en dat hij zijn telefoon ging thuislaten. Door [FN] werd gesproken over een vuurwapen meenemen. Uit het dossier blijkt niet dat [C] heeft deelgenomen aan dit groepsgesprek. Wel staat vast dat hij op enig moment met vier anderen, waaronder [FN] en [M] , in een Opel is gestapt die richting [locatie 3] reed. Tegelijkertijd reed ook een Seat met vier inzittenden naar [locatie 3] . Om 20:02 uur reden beide auto’s enige tijd achter elkaar door de buurt. Vervolgens zijn de verdachten uitgestapt en hebben ze ongeveer een kwartier gezamenlijk door de buurt rondgelopen. Terwijl ze daar rondliepen, was [V] bewapend met een mes. [JD] was in het bezit van een grote dolk en een pistool.
Toen de verdachten niemand konden vinden, zijn ze om 20:19 uur weer in de twee auto’s gestapt. Om 20:20 uur stapte [slachtoffer] uit de tram. Hij werd vervolgens opgemerkt door [M] . Er werd toen in de auto geschreeuwd en gescholden. [M] stapte direct uit de Opel en rende al roepend en wijzend achter [slachtoffer] aan. [C] en de andere inzittenden stapten ook uit de Opel en holden achter [M] aan. [N] en [FN] stopten halverwege ter hoogte van de kruising van [locatie 1] met [locatie 7] , [D] draaide zich ter hoogte van [locatie 7] om en rende weg richting [locatie 8] . [C] rende door in de richting van de vechtpartij.
Toen [M] , met daarachter [C] , [N] , [FN] en [D] de achtervolging van [slachtoffer] hadden ingezet, rende [slachtoffer] in de richting van de Seat. Daar werd hij tegengehouden door [GD] en tegen de grond gewerkt. Vervolgens kwamen [M] , [JD] en [V] erbij. [JD] heeft [slachtoffer] geschopt en geslagen. [V] heeft hem eenmaal geschopt. [M] hield de linkerarm van [slachtoffer] vast en [GD] heeft daarna [slachtoffer] in zijn linkerzij gestoken.
Nadat [GD] de steekwond bij [slachtoffer] had toegebracht, rende [M] in de richting van de Opel. Hij passeerde [C] , die doorliep naar de plek waar [slachtoffer] op de grond lag. [GD] maakte toen een trapbeweging naar het hoofd van [slachtoffer] . Ook [JD] stond nog naast [slachtoffer] . Of [V] op dat moment al was teruggegaan naar de Seat, kan de rechtbank op grond van het dossier niet vaststellen. [C] heeft er – toen er nog geweld op [slachtoffer] werd uitgeoefend – even bij gestaan, heeft [GD] op zijn rug getikt en is daarna weer terug naar de auto gerend.
Korte tijd later zijn alle verdachten weer – met uitzondering van Dap – in de twee auto’s gestapt en weggereden. [slachtoffer] is enkele minuten later, op de stoep waar hij werd neergestoken, overleden.
Droeg [C] een (imitatie) vuurwapen bij zich?
Door verschillende getuigen is waargenomen dat een lange jongen, die linksachter uit de Opel stapte toen [slachtoffer] de Opel passeerde, een vuurwapen vast had. Ofschoon de rechtbank niet kan vaststellen dat het om een écht vuurwapen ging, staat naar het oordeel van de rechtbank wel vast dat het [C] is geweest die met een (imitatie)vuurwapen werd gezien. Hij heeft immers zelf verklaard dat hij linksachter in de Opel zat, hij voldoet aan het door de getuigen opgegeven signalement en er is tot slot geen reden om op dit punt te twijfelen aan de waarnemingen van de getuigen, aangezien meerdere getuigen onafhankelijk van elkaar hierover hebben verklaard. Daar komt nog bij dat de politie op de beelden heeft waargenomen dat [C] , al rennend in de richting van het slachtoffer en later in de richting van de Opel, steeds zijn rechterhand in zijn jaszak houdt. Zijn verklaring bij de politie dat hij in die jaszak papieren, heel veel pasjes en meerdere sleutels had zitten en om die reden tijdens het rennen zijn rechterhand in zijn jaszak hield, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Wist [C] van het voorgenomen plan en de meegenomen wapens?
[C] heeft verklaard dat hij niet wist wat het plan van de andere verdachten was en er ook niet van op de hoogte was dat anderen bewapend waren. Hoewel de rechtbank de nodige vraagtekens bij deze verklaring zet, kan zij uit de omstandigheid dat hij (a) in het bezit was van een (imitatie)vuurwapen en (b) samen met andere verdachten naar [locatie 3] reed en (c) daar vervolgens bijna een kwartier meeliep met de hele groep, niet met voldoende zekerheid afleiden dat hij met een vooropgezet plan mee is gegaan met de anderen, op zoek naar een betrokkene bij de eerdere steekpartij van [S] , en dat deze betrokkene plat moest gaan. Omdat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte betrokken was bij een vooropgezet plan om een ander van het leven te beroven en van kalm beraad of rustig overleg daartoe, zal de rechtbank de verdachte dienen vrij te spreken van het onderdeel voorbedachte raad en daarmee van medeplegen van moord.
Voorwaardelijk opzet
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals hierboven beschreven, is de rechtbank van oordeel dat evenmin vastgesteld kan worden dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan onvoldoende worden afgeleid dat de verdachte ervan op de hoogte was waarom zijn medeverdachten kort voorafgaand aan het incident in [locatie 3] rondliepen en dat hij zich aldus willens en wetens heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] . De uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen kort vóór, tijdens en na het steekincident acht de rechtbank daarvoor onvoldoende. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte dient vrij te spreken van het medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan doodslag.
Openlijk geweld in vereniging
De rechtbank is wel van oordeel dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijk geweld in vereniging gepleegd en overweegt daartoe als volgt.
Onmiddellijk nadat [slachtoffer] de Opel passeerde, werd er geschreeuwd en gescholden en sprong [M] uit de auto om achter [slachtoffer] aan te rennen. [C] moet in ieder geval op dat moment hebben geweten dat er een aanval op iemand werd ingezet. Hij heeft zich daar niet van gedistantieerd, maar heeft zich daarentegen samen met drie anderen onmiddellijk aangesloten bij de achtervolging, terwijl hij op dat moment een (imitatie)vuurwapen op zak had. Ook toen de anderen stopten en [M] terugkwam van de plaats delict, is [C] verder gerend en heeft hij zich gevoegd bij de groep die om [slachtoffer] heen stond en die geweld op hem uitoefende. Hij heeft daar bijgestaan en is vervolgens weer teruggekeerd naar de Opel om samen met zijn medeverdachten te vertrekken. Door het slachtoffer samen met andere verdachten op te jagen en in te sluiten en vervolgens de groep die het slachtoffer tegen de grond werkte en geweld uitoefende getalsmatig te versterken zonder het slachtoffer te hulp te schieten, heeft [C] naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage geleverd aan het uitgeoefende geweld. Dat hij zelf geen geweldshandelingen heeft gepleegd en het slachtoffer al gestoken en zwaargewond was voordat hij ter plaatse kwam, maakt dit niet anders.
Aangezien de verdachte niet zelf de dodelijke steekwond heeft toegebracht en de strafverhoging van artikel 141 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) alleen geldt voor de verdachte van wie komt vast te staan dat deze zelf het geweld heeft gepleegd dat het dodelijke gevolg heeft gehad, zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Eindconclusie
De rechtbank komt op grond van hetgeen hierboven is overwogen tot de slotsom dat [C] schuldig is aan openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [locatie 1] (en nabij [locatie 8] ) , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het:
- achtervolgen en/of opjagen en/of insluiten en/of aanwijzen van [slachtoffer] en
- duwen en/of trekken en/of naar de grond werken van [slachtoffer] en
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam van [slachtoffer] en
- vastpakken en/of vasthouden van [slachtoffer] en
- een
maal(met kracht) steken met een mes in de zij van [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.(vul de feitaanduidingen in)

5.De straf

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij strafoplegging geen locatieverbod op te leggen. De verdachte wil weer in de gelegenheid worden gesteld om zijn vader te bezoeken. Daarnaast vindt de verdachte zijn opleiding heel belangrijk. Hij wil die voort kunnen zetten en niet belemmerd worden door het ondergaan van een jeugddetentie.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 6 mei 2021 als vijftienjarige jongen schuldig gemaakt aan openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer] . [slachtoffer] is geslagen, geschopt en in zijn zij gestoken. [slachtoffer] had geen schijn van kans tegen de verdachte en zijn medeverdachten.
[slachtoffer] is ter plaatse overleden aan een diepe steekwond. Veel personen zijn hier getuige van geweest. De ouders van [slachtoffer] zijn door anderen geïnformeerd en ze zijn direct naar de plaats delict gegaan. Dit moet voor hen een enorm angstige en emotionele situatie zijn geweest, die ze waarschijnlijk hun verdere leven met zich mee moeten dragen. Daarbij heeft dit incident in de avond plaatsgevonden toen het nog licht was, op de openbare weg, waardoor omstanders en voorbijgangers ongewild zijn geconfronteerd met het steekincident en de gevolgen ervan.
Door het gedrag van onder andere de verdachte is de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed aangedaan. Ze zullen [slachtoffer] voor altijd moeten missen. Het immense gemis van [slachtoffer] is namens de ouders, het broertje en het zusje van [slachtoffer] ter terechtzitting zeer treffend naar voren gebracht. De ouders van [slachtoffer] hebben zich onder andere afgevraagd waarom dergelijke confrontaties met wapens moeten worden opgelost. Het gemak waarmee jonge jongens die avond met wapens op zak liepen, baart ook de rechtbank ernstige zorgen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 september 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
GZ-psycholoog A.J. van den Dorpel heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 oktober 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is een jongen met cognitieve capaciteiten op zwakbegaafd tot licht verstandelijk beperkt niveau. Ondanks een gemiddelde verwerkingssnelheid betekent dit dat hij in het dagelijkse leven beperkt wordt door zijn intelligentie. Door de beperkte cognitieve vermogens is het voor de verdachte extra moeilijk om de (kwade) intenties van anderen te doorzien, wat hem verhoogd beïnvloedbaar maakt. Hiervoor komen uit de collaterale informatie meerdere aanwijzingen naar voren. Hij heeft daarnaast moeite met het uiten van zijn emoties. Op basis van de klinische indruk, de informatie van moeder en de gespreksinformatie van de verdachte lijken er geen aanwijzingen te zijn om problemen in de hechting te vermoeden. Moeder maakt een betrokken en adequate indruk en er wordt niet gesproken over opvallend gedrag in de omgang met andere volwassenen.
Diagnostisch gezien kan dan dus worden gesproken van een jongen met een cognitieve beperking, waarbij deze geclassificeerd kan worden als zwakbegaafdheid. Door deze beperking is de verdachte aangewezen op ondersteuning en begeleiding bij zijn schoolse werk. Het is niet ondenkbaar dat de cognitieve beperking invloed heeft op de sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling, getuige ook de uitkomsten van het testpsychologisch onderzoek. De verdachte loopt achter in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en heeft onvoldoende zicht op zijn onderliggende kwetsbaarheid. In onderhavig onderzoek wordt echter op gedragsniveau geen patroon van disfunctioneren vastgesteld en ook geen psychische stoornis. Voorstelbaar is dat bij oplopende stress en spanning of bij complexe (sociale) situaties of problemen de verdachte minder makkelijk tot de juiste oplossingen kan komen. Er wordt geen patroon van externaliserend gedrag gezien en de ontwikkeling van de functies van het geweten, de emotieregulatie, de impulscontrole en de frustratietolerantie lijkt niet verstoord.
Op basis van onderhavig onderzoek kan worden gesteld dat de verdachte vanuit zijn pathologie (zwakbegaafdheid) verhoogd beïnvloedbaar is. De impact van de zwakbegaafdheid (moeite om sociale situaties juist in te schatten, intenties van anderen moeilijker kunnen taxeren, problemen om geaccepteerde oplossingen te vinden voor problemen) is dermate groot op het functioneren van de verdachte en daarmee op zijn handelen en zijn gedragskeuzes, dat het niet anders kan dan dat dit ook zo was ten tijde van het tenlastegelegde, indien bewezen. Derhalve adviseert de psycholoog om de verdachte het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Het risico op toekomstig gewelddadig of crimineelgedrag wordt als laag tot matig ingeschat.
Vanuit gedragskundig oogpunt wordt gezien dat de verdachte beïnvloedbaar is en afhankelijk is van ondersteuning en begeleiding van anderen. Een deel van deze ondersteuning en begeleiding kan worden gegeven voor moeder en een deel van de familie. De verdachte heeft echter ook ondersteuning nodig in het vinden en vasthouden van een gestructureerde dag- en vrijetijdsbesteding en heeft begeleiding nodig bij zijn huiswerk. Hij lijkt onvoldoende in staat weerstand te bieden tegen negatieve invloed van zijn peergroup en heeft begeleiding nodig om hier actief weerstand tegen te bieden. De verdachte heeft ondersteuning nodig om hier actief op te reflecteren om zodoende juiste keuzes te blijven maken. Hiervoor lijkt de ondersteuning en begeleiding door de jongerencoach te volstaan. Voornoemde begeleiding en ondersteuning in zijn ontwikkeling richting de volwassenheid, kan bijdragen aan een zo positief mogelijk ontwikkeling van de verdachte. De psycholoog adviseert voornoemde ondersteuning, begeleiding op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Een maatregel van toezicht en begeleiding kan hierbij worden overwogen om deze zorg voor langere tijd aan te kunnen blijven bieden, zodat betrokkene zich voor langere tijd kan committeren aan een passende dag- en vrijetijdsbesteding, omdat externe structuur noodzakelijk is.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 maart 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De Raad schat het risico op herhaling in als 'midden'. Het grootste risico dat de Raad op basis van de beschikbare informatie ziet, is dat de verdachte een jongen is die functioneert op een laag niveau en dat hij als gevolg hiervan gemakkelijk kan worden beïnvloed door leeftijdsgenoten die een negatieve invloed op hem kunnen hebben. Daarnaast ziet de Raas dat de verdachte een grote kerel is die er ouder uitziet dan zijn kalenderleeftijd. Dit maakt, naast zijn lage niveau, dat hij snel overvraagd kan worden.
De Raad kan zich vinden in de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek en sluit zich hierbij aan. Dit betekent dat, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, de Raad van mening is dat hij in het kader van zijn bijzondere voorwaarden gebaat is bij de jeugdreclasseringsmaatregel 'toezicht en begeleiding', die, gezien zijn lage niveau, wordt gecontinueerd bij de William Schrikker Stichting (WSS). De Raad is van mening dat de WSS zich de komende tijd kan blijven richten op de beschermende factoren op het gebied van zijn schoolgang, dagbesteding en vriendenkeuze. Het is daarnaast vooral belangrijk dat de verdachte beter sociale situaties op een juist wijze leert in te schatten en dat hij (nog) meer inzicht verkrijgt in oorzaak en gevolg van zijn gedrag. De Raad ziet dat de verdachte een goede klik heeft met zijn coach dhr. Hni (Its4Sure) en dat ze al goede stappen hebben gezet op deze gebieden. De Raad vind het daarom ook van belang dat dit coachingstraject wordt gecontinueerd, mede omdat ze samen met de politie en handhaving beter zicht kunnen houden op het risico dat de verdachte loopt op een gewelddadige tegenreactie van de groep waar het slachtoffer toe behoorde.
Daarnaast heeft de Raad ook een werkstraf en de leerstraffen So Cool en TACt Plus overwogen. Zowel de Raad als de WSS zien op dit moment geen meerwaarde om een werk- en/of een leerstraf te adviseren, mede omdat de verdachte al forse consequenties heeft ervaren met zijn voorlopige hechtenis en zich goed heeft gehouden aan de zeer strikte schorsende voorwaarden. Daarnaast heeft de verdachte laten zien dat hij een leerproces doormaakt, waarbij duidelijk is geworden dat hij op een juiste wijze kan reflecteren op het delict en weet wat hij moet doen en laten om niet opnieuw in een situatie zoals deze terecht te komen. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, adviseert de Raad dan ook een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie (waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis) met als bijzondere voorwaarde dat hij zich voor de periode van twee jaren zal houden aan de aanwijzingen van de WSS. Vanwege de ernst van het delict, de bestaande risicofactoren en het feit dat het risico op het herhaling hoger kan uitvallen wanneer blijkt dat zijn rol in het delict groter is dan aanvankelijk werd aangenomen, adviseert de Raad de rechtbank te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De deskundige M. Bijkerk, werkzaam bij de Raad, heeft ter terechtzitting het advies gehandhaafd. Het is belangrijk dat de begeleiding vanuit de jeugdreclassering en de coach wordt gecontinueerd. Ook het contactverbod moet in stand worden gehouden.
De deskundige A.H. Hni, werkzaam als coach bij Its4Sure, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte in het begin heel bewust bezig was met zijn eigen veiligheid buiten. Hij probeerde niet doelloos op straat te hangen. De verdachte heeft zich goed aan de afspraken gehouden.
De deskundige M.A.L. Pelgrim, werkzaam bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat de verdachte zich begeleidbaar heeft opgesteld. Vanwege de veiligheid van de verdachte, maar ook vanwege de veiligheid van anderen, is de verdachte begonnen aan een andere opleiding dan dat hij wilde. Dit verloopt positief.
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank baseert haar oordeel voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid op de conclusies van de deskundigen en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de justitiële documentatie, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het psychologisch onderzoek, het raadsadvies en hetgeen door betrokkenen ter terechtzitting naar voren is gebracht. In het nadeel van de verdachte weegt de ernst van het feit en de gevolgen die het feit teweeg hebben gebracht.
Alles afwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van zes maanden. Deze straf wordt naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden geacht om de ernst van het feit te benadrukken. De rechtbank zal een deel van de op te leggen jeugddetentie, te weten vier maanden, voorwaardelijk opleggen, omdat zij, met de jeugdreclassering, de Raad en de psycholoog, begeleiding en bijzondere voorwaarden voor de verdachte noodzakelijk acht, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Namens de verdachte is verzocht om niet als bijzondere voorwaarde op te leggen dat hij zich moet houden aan een locatieverbod. De rechtbank zal deze verplichting echter wel opleggen. Door de deskundigen zijn de zorgen geuit dat de verdachte nog steeds gevaar loopt. De mate waarin die bijzondere voorwaarde belemmerend en belastend is voor de verdachte weegt niet op tegen het beschermende karakter van de voorwaarde om recidive te voorkomen. Als de reclassering deze voorwaarde niet langer noodzakelijk acht, kan de verdachte weer zijn vader bezoeken.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten openlijke geweldpleging. Uit de rapportages van de psycholoog en de Raad komt naar voren dat de verdachte een jongen is met cognitieve capaciteiten op zwakbegaafd tot licht verstandelijk beperkt niveau. Ondanks een gemiddelde verwerkingssnelheid betekent dit dat hij in het dagelijkse leven beperkt wordt door zijn intelligentie. Door de beperkte cognitieve vermogens is het voor de verdachte extra moeilijk om de (kwade) intenties van anderen te doorzien, wat hem verhoogd beïnvloedbaar maakt. Gelet hierop en op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

6.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[BP1] , [BP2] , [BP3] en [BP4] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [BP1] (de vader van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 4.901,84 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP2] (de moeder van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 5.982,23 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP3] (de zus van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP4] (de broer van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de gevorderde schade.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen moeten worden afgewezen, omdat vrijspraak is bepleit, maar ook omdat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de gebeurtenissen van 6 mei 2021 een enorme impact hebben gehad op alle betrokkenen en tot groot verdriet hebben geleid. Dit zal op geen enkele wijze kunnen worden gecompenseerd.
Aangezien, gelet op de bewezenverklaring, de rol van de verdachte bij deze gebeurtenissen en met name bij het overlijden van [slachtoffer] een wezenlijk andere is dan die van andere verdachten, is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van de vordering en het bepalen van de mate van aansprakelijkheid van de verdachte ten opzichte van de andere verdachten een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Deze kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, en 141 van het Wetboek van Strafrecht(vul de feitaanduidingen in).
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals ie ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en kwalificeert dit als:
openlijke geweldpleging;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal melden bij de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- zal deelnemen aan een coachingtraject van Its4Sure, of een soortgelijke instelling;
- zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk of school;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [M] , [V] , [P] , [N] , [GD] , [JD] , [FN] , [D] en de groep waartoe het slachtoffer [slachtoffer] behoorde, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Laakkwartier, Schipperskwartier en Delft zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
schadevergoeding
verklaart de benadeelde partijen [BP1] . [BP2] , [BP3] en [BP4] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen [BP1] . [BP2] , [BP3] en [BP4] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,
en mr. A.P. Sno , kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 23 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1288), het forensisch proces-verbaal met nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, met bijlagen (doorgenummerd, p. 1 t/m 688), het proces-verbaal persoonsdossier [M] met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 130), het proces-verbaal persoonsdossier [C] met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 91) en het proces-verbaal persoonsdossier [FN] met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 116).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520 tot en met 576
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1146 tot en met 1149
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 819 tot en met 825
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 820 en 821
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 261 tot en met 266
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 451 tot en met 456 en proces-verbaal van bevindingen, p. 787 tot en met 801
9.Proces-verbaal van bevindingen p. 283 tot en met 286
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 207
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 433
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [M] , p. 53 (persoonsdossier)
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 203, proces-verbaal van bevindingen, p. 225, proces-verbaal van bevindingen p. 229 en proces-verbaal van bevindingen, p. 234
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 587 en proces-verbaal van bevindingen, p. 627
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 406 en proces-verbaal van bevindingen, p. 420
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 386, Proces-verbaal van bevindingen, p. 398 en proces-verbaal van bevindingen, p. 401
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339, proces-verbaal van bevindingen, p. 351
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 238, proces-verbaal van bevindingen, p. 250, proces-verbaal van bevindingen, p. 256
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 456, proces-verbaal van bevindingen, p. 639 en 640
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
27.Proces-verbaal van verhoor [FN] , p. 58 en 64 (persoonsdossier) en proces-verbaal van verhoor [C] , p. 67 (persoonsdossier)
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129 en proces-verbaal van bevindingen, p. 418
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 392 tot en met 394
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601
32.Proces-verbaal van verhoor [Getuige3] , p. 103 en 104
33.Proces-verbaal van verhoor [Getuige4] , p. 106 en 107
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 639 tot en met 641
35.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm
36.Proces-verbaal van verhoor [Getuige3] , p. 103 en 104
37.Proces-verbaal van verhoor [Getuige5] , p. 100
38.Proces-verbaal van verhoor [Getuige6] , p. 720
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 744 e.v.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 e.v.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 tot en met 762
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 621
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 623
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 711
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602 tot en met 605
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 604
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762 tot en met 773
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
51.Proces-verbaal van bevindingen p. 774 tot en met 775
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 459 tot en met 462
53.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 560 en 561 (forensisch dossier)
54.Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 juni 2021, nummer 2021.05.07.172, opgemaakt door D.J. Rijken
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 684 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 691
56.Proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig, p. 200 (forensisch dossier) en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 572 en 573 (forensisch dossier)
57.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 571 en 573 (forensisch dossier)
58.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573 (forensisch dossier)
59.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573