ECLI:NL:RBDHA:2022:12414

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
09-730080-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zeven verdachten in zaak rondom het overlijden van Myron Ampofo, met vrijspraak voor verdachte P en veroordeling voor wapenbezit

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen zeven verdachten in verband met het overlijden van de 17-jarige Myron Ampofo, die op 6 mei 2021 in Den Haag werd gestoken. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat verdachte P zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten van moord of doodslag, en sprak hem vrij. Echter, P werd wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een omgebouwde gasrevolver, waarvoor hij een gevangenisstraf van drie maanden kreeg opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte P onvoldoende bewijs had geleverd voor een significante rol in het geweldsincident, waarbij de andere verdachten wel betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat GD degene was die de fatale steekwond toebracht aan het slachtoffer, en dat de andere verdachten, waaronder JD, ook betrokken waren bij het geweld. De zaak was complex, met meerdere verdachten en een lange rechtsgang, waarbij de rechtbank rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte P, zoals zijn verstandelijke beperking en ADHD. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat P werd vrijgesproken van de meest ernstige aanklachten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/730080-21 en 09/807896-19 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 23 november 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[P] ,
geboren [geboortedag] 1997 [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 januari 2020 (dagvaarding II), 5 augustus 2021, 21 oktober 2021, 10 januari 2022 en 13 mei 2022 (telkens pro forma) en 19 oktober 2022 (inhoudelijke behandeling) en 9 november 2022 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. K. van Diemen en D. Kortekaas en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman M.A. de Weerd.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I: 09/730080-21
Hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/ hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- Een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van die [slachtoffer] en/of
-geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag),
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer (vooralsnog) onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die onbekend gebleven perso(o)n(en)
-een of meermalen (met kracht) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen en/of het lichaam gestoken van die [slachtoffer] en/of
- geschopt en/of geslagen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] (terwijl deze op de grond lag)
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 6 mei 2021, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk inlichtingen/middelen en/of gelegenheid heeft verschaft, door
- met de auto naar die [slachtoffer] te zoeken en/of zich naar de plek te begeven waar die [slachtoffer] zich toen (in de buurt) bevond en/of
- door te geven waar die [slachtoffer] zich bevond en/of
- die [slachtoffer] te traceren en/of op te wachten en/of te achtervolgen en/of op te jagen en/of In te sluiten en/of aan te wijzen en/of
- die [slachtoffer] te duwen en/of trekken en/of naar de grond werken en/of
- die [slachtoffer] te slaan en/of schoppen tegen het lichaam en/of
- die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of tegen te houden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2021 te 's-Gravenhage, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [locatie 1] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het:
- achtervolgen en/of opjagen en/of insluiten en/of aanwijzen van die [slachtoffer] en/of
- duwen en/of trekken en/of naar de grond werken van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- een of meerdere malen (met kracht) steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of handen, althans het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl dit door hem gepleegde geweld de dood ten gevolge heeft gehad, althans zwaar lichamelijk letsel, althans enig letsel, te weten een of meerdere steekverwonding(en) in een of meer hand(en) en/of in de zij, althans in het lichaam voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Dagvaarding II: 09/807896-19
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Delft een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde gasrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 6 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
In de avond van 6 mei 2021 is de 17-jarige [slachtoffer] op [locatie 1] in Den Haag slachtoffer geworden van een steekincident. Hij werd in zijn linkerzijde gestoken en is ter plaatse aan zijn verwondingen overleden. De politie is direct een onderzoek gestart. Negen van de verdachten die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen, worden vervolgd voor hun betrokkenheid bij het overlijden van [slachtoffer] . Dit is ten laste gelegd als het medeplegen van moord/doodslag (primair), dan wel medeplichtigheid aan moord/doodslag (subsidiair) dan wel openlijke geweldpleging met de dood ten gevolge (meer subsidiair).
De hoofdvraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden van [slachtoffer] .
Uit het procesdossier komt over de confrontatie op 6 mei 2021 – samengevat en voor zover hier relevant – hetgeen beschreven onder 3.4. naar voren.
Daarnaast wordt de verdachte ervan verdacht dat hij op 1 oktober 2019 een omgebouwde gasrevolver voorhanden heeft gehad.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde bij dagvaarding I en tot bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd bij dagvaarding II.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Dagvaarding I
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal vrijgesproken dient te worden van het tenlastegelegde, omdat er voor geen van de tenlastegelegde gedachtestreepjes bewijs is voor een significante rol of bijdrage daaraan van de verdachte. Voorts is er geen bewijs van wetenschap en opzet bij de verdachte in welke vorm dan ook. Er is immers louter vast te stellen dat hij op de plaats delict is gearriveerd met de medeverdachten, dat hij meegelopen heeft met een groep en dat hij vervolgens onverrichterzake in de Seat gaat zitten. Vervolgens kwam [slachtoffer] langsgelopen en is er door een groot aantal personen geweld gebruikt tegen [slachtoffer] . De verdachte is daarbij uitgestapt, maar hij heeft verder niet bewogen of een andere handeling uitgevoerd. Vervolgens is de verdachte achterin de auto ingestapt en met de medeverdachten weggereden. Verder is niet vast te stellen of de verdachte in het bezit was van een wapen.
Dagvaarding II
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van dagvaarding I
Inleiding
In de avond van 6 mei 2021 rond 20:20 uur werd de 17-jarige [slachtoffer] op [locatie 1] in Den Haag door meerdere personen aangevallen en daarbij één keer gestoken. Hij overleed ter plaatse aan de gevolgen van deze steekwond. Kort voor deze aanval vond rond 19:00 uur een gewelddadig treffen tussen twee groepen plaats op de [locatie 2] in Den Haag. De ene groep bestond grotendeels uit jongeren uit het [buurt] in Den Haag, de andere groep grotendeels uit jongeren uit Delft. Bij dit eerste incident werd [S] in zijn hoofd en rug gestoken. Al vroeg in het politieonderzoek is rekening gehouden met het scenario dat de achtergrond van beide steekpartijen een conflict zou kunnen zijn tussen rivaliserende drillrapgroepen.
Snapchatgesprek
Naar aanleiding van de steekpartij op de [locatie 2] werd de telefoon van [S] onderzocht. Daarin werd een Snapchatgesprek aangetroffen met zestien deelnemende accounts, waaronder de accounts van [S] [Snapchat] , [FN] [Snapchat2] , [M] [Snapchat1] , [D] [Snapchat3] en [JC] [Snapchat4] . [2] De deelnemers aan dit gesprek waren voor zover bekend leden van de Delftse drillrapgroep [naam 1] . [3] Uit het gesprek blijkt dat [S] op 5 mei 2021 aan [FN] schreef dat hij, [FN] , ‘drill’ (drillrap) maakt. Hij noemde namen zoals ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’ van leden van de andere groep, vermoedelijk [naam 2] , een groep met als thuisbasis het [buurt] . Ook meldde hij meermalen hoe laat een ontmoeting was geregeld met de andere groep: “Is 7 uur”. Op 6 mei 2021 om 17:03 uur schrijft [FN] dat er messen mee moeten (‘neem kitchen’). [D] schreef om 17.03 uur “Beste gooie er een gwn op die man”. En om 17:47 uur vroeg een deelnemer in het groepsgesprek “heb je alleen die ZK”, waarmee eveneens een mes wordt bedoeld. [S] antwoordde er twee te hebben, maar er een aan [FN] te geven. Over een machete schreef [FN] daarna: “dies nodig voor vandaag jonge komt goed van pas.” En: “Vandaag moeten we die tunes waarmaken”. Uit het gesprek blijkt verder dat [FN] op 6 mei 2021 om 17:46 uur plannen maakte voor het geval dat een van hun groep zou worden ‘gecheft’ (gestoken). Hij schreef: “Dan gaat iemand echt plat”. En: “Vandaag als iemand gecheft is ga ik champagne poppen”. [M] schreef dat hij ook wilde komen maar eerst een kitchen stabba (een keukenmes) ging halen en naar osso (huis) ging. Om 19:12 uur, na de steekpartij waarbij [S] zwaargewond raakte, schreef [FN] dat ‘ [S] ’ het misschien niet ging overleven. Hij vroeg waar de anderen waren. [M] antwoordde dat ze zo kk yusu (kanker serieus) naar Skess ( [buurt] ) gingen, me tel osso laten (mijn telefoon thuis laten) en dat iemand plat ging. [FN] schreef dat hij zo een pijp (vuurwapen) kreeg en vroeg of iemand [bijnaam 1] kon bellen. [D] schreef om 19.20 uur dat hij met 3 minuten op station Hollands Spoor is. [JC] zei dat hij [bijnaam 1] zou bellen en later dat [bijnaam 1] onderweg was met een vuurwapen. Uit onderzoek aan onder andere de telefoon van [JD] is gebleken dat ‘ [bijnaam 1] ’ [JD] betreft. [4] [JD] belde [FN] om 19:29 uur. [5]
Camerabeelden [locatie 3 ]
Op beveiligingsbeelden van de [locatie 3 ] , [portieknummers] , is het volgende te zien. Op 6 mei 2021 om 19:31 uur komt een blauwe personenauto het portiek aan de [locatie 3 ] te Delft voorbijgereden. Volgens de politie vertoont deze auto grote gelijkenis met een Seat Ibiza. Enkele seconden nadat de blauwe auto door het beeld rijdt, komen twee personen van buiten het portiek in gerend. De personen worden herkend door verbalisanten als [JD] en [GD] . Ze zijn tevens woonachtig aan de [locatie 3 ] en hun appartement is bereikbaar via voornoemd portiek. Om 19:32 uur gaan beiden via de trap omhoog. Om 19:33 uur komt [GD] naar beneden gerend via de trap. [GD] houdt zijn linkerhand continu in zijn linker jaszak en rent naar buiten. [JD] komt achter [GD] de trap afgerend. [JD] houdt in zijn rechterhand een voorwerp vast, gelijkend op een grote dolk. [JD] rent vervolgens ook het portiek uit. [6]
Seat Ibiza en Opel Insignia
Uit het procesdossier blijkt dat, in ieder geval, twee auto’s bij het incident op [locatie 1] waren betrokken.
Uit de gegevens van de meldkamer blijkt dat [Getuige1] heeft verklaard dat omstreeks 20:29 uur een voertuig met [kenteken 1] betrokken is geweest bij het incident op [locatie 1] . Omstreeks 20:45 uur wordt deze melding aangevuld met een getuigenverklaring van [Getuige2] , inhoudende dat de inzittenden van een Opel Insignia voorzien van [kenteken 2] betrokken zijn geweest bij het incident. [7]
Uit beelden van diverse camera’s met zicht op [locatie 1] en de nabije omgeving blijkt het volgende. Een blauwe Seat Ibiza met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Seat) komt om 20:02:48 uur in de omgeving van het [buurt] op camera’s in beeld. De Seat wordt direct gevolgd door een zwarte Opel Insignia met kenteken [kenteken 2] (hierna: de Opel). De voertuigen rijden in de richting van [locatie 4] . Om 20:03:11 uur komt de Seat als eerste over de Van Leeuwenhoekstraat gereden. Kort daar achter komt de Opel aangereden. De voertuigen rijden in de richting van [locatie 4] en gaan in de richting van [locatie 1] . Om 20:06:54 uur komt de Seat in beeld op [locatie 5] . Slechts één seconde later komt de Opel in beeld. Vervolgens slaan beide voertuigen vanaf [locatie 5] rechtsaf [locatie 1] op. De Opel parkeert achteruit in een parkeervak ter hoogte van nummer 302. De Seat stopt vervolgens tien seconden naast de Opel. Te zien is dat het rechter raam van de Seat omlaag is zodra deze weer verder rijdt. Tevens stopt een Volkswagen Polo met [kenteken 3] enkele seconden naast de Opel. Ondertussen komt een groep van zeven personen over [locatie 5] gelopen en deze personen slaan rechtsaf [locatie 1] op. De groep gaat richting de [locatie 6 ] . De bestuurder van de Opel stapt uit. De bestuurder is geïdentificeerd als [N] . [N] loopt vervolgens achter de groep van zeven personen de [locatie 6 ] in. [8]
De Seat wordt om 20:07:37 uur op [locatie 1] geparkeerd ter hoogte van de nummer 282. [9]
Op camerabeelden op [locatie 1] te zien dat er om 20:08:01 uur zeven personen lopen. Ze gaan de [locatie 6 ] in. De personen worden omschreven als NN03, NN04, NN05, NN06, NN08, NN09 en NN10. [10] Vervolgens stapt [V] uit de Seat en gaat hij om 20:08:26 uur linksaf de [locatie 6 ] in, alwaar de andere personen zich bevinden. [11]
NN-personen
Om 20:14:02 lopen tien personen vanuit de [locatie 6 ] [locatie 1] op. [12] Deze personen zijn nadien als volgt geïdentificeerd:
- NN01 zijnde [CR] [13]
- NN02 zijnde [V] [14]
- NN03 zijnde onbekend gebleven (rechtbank: later is gebleken dat dit [M] betreft [15] )
- NN04 zijnde [JD] [16]
- NN05 zijnde [N] [17]
- NN06 zijnde [C] [18]
- NN07 zijnde [FN] [19]
- NN08 zijnde [D] [20]
- NN09 zijnde [P] [21]
- NN010 zijnde [GD] [22]
De personen komen uit de [locatie 6 ] en lopen in de richting van de [locatie 7] . De eerste twee personen kijken zoekend om zich heen. Om 20:19:20 uur lopen vijf personen in de richting van de [locatie 6 ] . Deze vijf personen stoppen bij de Opel en stappen in. [23] De vijf die instappen, zijn [N] , [M] , [FN] , [D] en [C] . [24]
Tegelijkertijd lopen vier anderen, te weten [V] , [GD] , [JD] en [P] richting de Seat. Allen, behalve [GD] , stappen in die auto. [25]
Aanval
Uit de beelden van diverse camera’s blijkt het volgende. Om 20:20:06 uur komt [slachtoffer] in beeld. Hij komt, na uit de tram te zijn gestapt, uit de richting van [locatie 8] en loopt in de richting van de [locatie 7] . [slachtoffer] loopt de Opel voorbij. [26] [FN] en [C] hebben verklaard dat er toen geschreeuwd en gescholden werd. [27]
De deur van de Opel gaat open en [M] stapt uit. [slachtoffer] stopt en kijkt naar achter. Hij sprint vervolgens in de richting van de [locatie 7] . [M] rent achter [slachtoffer] aan. [M] wijst naar Myron [slachtoffer] en roept iets. [28] Ondertussen rennen [N] , [FN] , [D] en [C] achter [M] aan, maar [N] en [FN] stoppen halverwege ter hoogte van de kruising van [locatie 1] met de [locatie 6 ] , bij [winkel 1] . [29] [D] rent eveneens achter [M] aan, maar draait zich ter hoogte van de [locatie 6 ] om en rent weg richting [locatie 8] . [30] [C] rent door in de richting van de vechtpartij. [31]
[Getuige3] heeft verklaard dat hij een zwarte auto zag, die midden op straat stilstond, waarvan de deuren opengingen en waar vier jongens uit kwamen. De langste jongen van ongeveer 1.85 meter probeerde een grijs vuurwapen in zijn linker jaszak weg te stoppen. [32] [Getuige4] heeft verklaard dat er een jongen uit een zwarte geparkeerde stationwagen linksachter uitstapte en uit zijn rechterjaszak een grijs vuurwapen haalde. De jongen was ongeveer 1.80 meter lang. [33] [C] is de langste en breedste van de inzittenden van de Opel en heeft constant zijn handen in zijn zakken. [34] Hij heeft verklaard dat hij links achterin zat. [35] De vier personen rennen vervolgens richting supermarkt. [36]
[Getuige5] heeft verklaard dat hij als bijrijder in een Mercedes reed en ter hoogte van de [supermarkt] een man uit een Seat zag komen, waarvoor de bestuurder van de Mercedes moest uitwijken. De man die uitstapte, was lang en mollig en had een zilverkleurig pistool in zijn handen. [37] [Getuige6] heeft verklaard dat er mannen uit een zwarte auto stapten waardoor hij moest remmen en uitwijken. Verder hoorde [Getuige6] dat [Getuige5] zei dat hij zag dat de man die linksachter uitstapte een vuurwapen vasthad. [38] Uit de beelden volgt dat het niet anders kan dan dat getuigen [Getuige6] en [Getuige5] voor de zwarte Opel hebben moeten uitwijken en niet voor de blauwe Seat.
Op de camerabeelden is te zien dat [GD] op het moment dat [M] achter [slachtoffer] aanrent, nog bij de Seat staat. [GD] rent vanaf de Seat richting [slachtoffer] , die in tegengestelde richting komt aanrennen. Met zijn linkerhand beweegt hij in de richting van [slachtoffer] om hem vervolgens tegen te houden. [GD] duwt [slachtoffer] richting de gevel ter hoogte van nummer 284. [slachtoffer] komt op de grond terecht. [GD] zit bovenop [slachtoffer] . [39] Daarna is te zien dat [GD] met zijn bovenlichaam steeds meer omhoog komt. Daarbij houdt hij zijn beide armen gestrekt en drukt daarmee [slachtoffer] tegen de grond. [M] komt nu bij [GD] staan. [40]
Op de camerabeelden is voorts te zien dat behalve [V] ook [JD] aan de bijrijderszijde uit de Seat stapt. Beiden rennen naar [slachtoffer] toe. Terwijl [slachtoffer] op zijn knieën zit en omhoog probeert te komen, is op de beelden te zien dat [GD] rechtsachter [slachtoffer] staat en [M] aan de linkerzijde van [slachtoffer] . Er ontstaat een worsteling tussen [GD] , [M] en [slachtoffer] . Daarbij is te zien dat [slachtoffer] verder naar de grond wordt gewerkt. [slachtoffer] draait zijn rechterzijde naar de grond. [GD] staat op dat moment achter [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . Op de beelden is de linkerhand van [M] zichtbaar en is te zien dat hij daarin niets vasthoudt. [JD] komt ook in beeld. [slachtoffer] ligt op zijn rug. [M] staat bij zijn voeten. Op de beelden is te zien dat [M] de jas van [slachtoffer] grijpt met zijn linkerhand. [slachtoffer] neemt een soort zittende houding in, waarbij hij met zijn rug tegen de gevel aan zit. [JD] en [V] zijn nu ook bij de vechtpartij gekomen. Op de bewegende beelden is te zien dat [V] met zijn rechtervoet naar het onderlichaam (buik) van [slachtoffer] beweegt. Aan de reactie van [slachtoffer] te zien, raakt [V] hem, omdat hij direct zijn benen intrekt en één been weer uitstrekt. [M] staat nog steeds bij de voeten van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [V] , [M] , [JD] en [GD] staan heel dicht tegen [slachtoffer] aan. [slachtoffer] wordt dichter tegen de gevel aangedrukt. Op de beelden stappen [V] , [M] en [JD] een beetje terug, waardoor [slachtoffer] iets omhoog komt. [JD] staat het dichtstbij aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Vanuit de positie van [JD] gezien, staat [V] rechts van [JD] bij de voeten van [slachtoffer] . [M] staat naast [V] , ook bij de voeten van [slachtoffer] .
De linkerarm van [slachtoffer] wordt vastgehouden en hij wordt naar voren getrokken, waardoor hij naar de rechterzijde wordt gedraaid. [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde, steunend op zijn rechterarm. Zijn hoofd is naar beneden gebogen. Hij wordt aan zijn linkerarm van de gevel af getrokken door [M] , die bij de voeten van [slachtoffer] staat. [V] stapt achter [M] langs. [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . Hij geeft [slachtoffer] met een gebalde vuist een klap op zijn hoofd. Het hoofd van [slachtoffer] beweegt door de klap omlaag. Linksboven komen de schoenen van [GD] in beeld. [JD] slaat met een gebalde vuist op het hoofd van [slachtoffer] . [GD] schopt [slachtoffer] in zijn rug. Als reactie op de klap beweegt [slachtoffer] zijn rechterhand naar zijn hoofd. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] . [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] .
[slachtoffer] wordt aan alle kanten bewogen en er wordt aan hem getrokken. Hij maakt zich klein door zijn hoofd en knieën naar elkaar toe te bewegen Zijn linkerarm wordt nog steeds vastgehouden en er wordt aan getrokken. Doordat er aan de kleding en linkerarm van [slachtoffer] wordt getrokken, komt hij met zijn bovenlichaam iets omhoog. [GD] staat linksboven in beeld. Op de beelden is te zien dat bij het linkerbeen van [GD] iets glimmends in beeld komt. Bij het vergroten lijkt dit op een punt van een scherp voorwerp. Het glimmende voorwerp verdwijnt daarna uit beeld. [slachtoffer] wordt aan zijn linkerarm iets omhoog getrokken. Zijn rechterarm ligt op de grond. Zijn hoofd is nog voorovergebogen. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] , [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] en [V] staat achter [M] . [slachtoffer] draait met zijn rechter bovenzijde richting de grond. Zijn linkerarm wordt vastgehouden. Aan de kleur te zien, is dat door de hand van [M] . [slachtoffer] zit ineengedoken met zijn rug richting de gevel en zijn hoofd bij zijn knieën. [GD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] , [JD] staat aan de rechterzijde van [slachtoffer] bij zijn schoenen, [V] staat achter [JD] en [M] staat bij de voeten van [slachtoffer] . [slachtoffer] ligt op zijn rechterzijde op de grond steunend op zijn rechter ellenboog, met zijn rug tegen de gevel aan. Hij heeft zijn beide knieën opgetrokken. Achter [slachtoffer] , aan zijn linkerzijde, staat [GD] . De andere verdachten staan bij de voeten van [slachtoffer] . Vanaf de positie van [GD] is een snelle beweging te zien van boven naar beneden en weer naar boven. De richting van deze beweging is naar de linkerzijde van [slachtoffer] . Kort na deze snelle beweging gaat [JD] met zijn gehandschoende hand in de richting van de borst van [slachtoffer] . [slachtoffer] houdt zijn linkerarm voor zijn borst. [JD] trekt zijn hand weg van [slachtoffer] , waarbij te zien is dat hij iets in zijn handen vasthoudt. Op de beelden is te zien dat tussen [V] en [JD] een zwart langwerpig voorwerp en meerdere glimmende kleinere voorwerpen op de grond vallen. [slachtoffer] ligt op zijn rug, zijn knieën opgetrokken naar zijn borst. [41]
[M] rent weg van de vechtpartij in de richting van de [locatie 5] . [42] Op het moment dat [M] wegrent, komt [C] aan bij de vechtpartij. [43] Tijdens het wegrennen trekt [M] zijn muts over zijn hoofd en gezicht. [M] komt aan bij [N] en [FN] . [M] , [N] en [FN] rennen vervolgens naar de Opel. [44]
Ondertussen schopt [V] met zijn rechtervoet in de richting van het onderlichaam van [slachtoffer] . [45] [JD] staat aan de linkerzijde van [slachtoffer] . [GD] staat bij het hoofd van [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [slachtoffer] draait op zijn linkerzijde met zijn hoofd naar [JD] toe. [V] stapt naar achteren. [JD] beweegt zijn rechtervoet naar achteren. [GD] staat aan de rugzijde van [slachtoffer] . [JD] maakt een schopbeweging met zijn rechtervoet naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] is naar achteren gestapt. [slachtoffer] beweegt zijn bovenlichaam en hoofd naar achteren door de trap van [JD] . [GD] en [JD] stappen allebei naar achteren, terwijl [slachtoffer] met beide handen naar zijn hoofd grijpt. Hij ligt op zijn rug met zijn hoofd in de richting van de gevel en zijn benen richting fietspad.
[slachtoffer] komt omhoog door zijn bovenlichaam naar voren te bewegen en zijn benen en knieën op te trekken. [JD] stapt weer richting [slachtoffer] . Het zwarte voorwerp ligt nog steeds op de grond. [JD] maakt met zijn rechtervoet een schopbeweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [slachtoffer] beweegt na de schopbeweging zijn bovenlichaam naar achteren, alsof hij geraakt is. [V] loopt langzaam naar achteren. [JD] hangt boven [slachtoffer] . [JD] heeft met zijn linkerhand de rechterbovenarm van [slachtoffer] vast. Op de beelden is te zien dat [JD] zijn rechterhand tot een vuist heeft gebald en een stootbeweging maakt naar het hoofd van [slachtoffer] . [V] loopt ondertussen langzaam terug naar de Seat. [JD] maakt een tweede stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Met zijn linkerhand houdt hij nog steeds de rechter bovenarm van [slachtoffer] vast. [JD] maakt een derde stootslag naar het hoofd van [slachtoffer] . Terwijl [JD] drie keer een stoot geeft, komen ter hoogte van het hoofd van [slachtoffer] de witte schoenen van [GD] weer in beeld. [C] tikt op de rug van [GD] . [46] [C] staat naast [slachtoffer] die op de grond ligt. [47] [GD] maakt met zijn rechterschoen een trappende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . [C] rent weg, richting de Opel. [48] [JD] springt dan over de benen van [slachtoffer] en raapt verschillende voorwerpen en het langwerpige zwarte voorwerp van de grond op. [GD] rent terug naar Seat. [slachtoffer] ligt op zijn linkerzij op de grond en beweegt heel weinig. [JD] staat op en loopt terug naar de Seat. Hij kijkt in zijn handen. [JD] stopt iets in het zwarte langwerpige voorwerp. [JD] gaat terug naar [slachtoffer] . [JD] stopt iets in zijn linker jaszak. [JD] pakt met zijn beide handen de rechterarm van [slachtoffer] vast en trekt hem weg van de plek waar hij op dat moment ligt. [JD] pakt een vierde voorwerp van de grond. [JD] rent terug naar de Seat. [slachtoffer] draait zich op zijn buik en blijft liggen op de grond. [49]
[P] stapte kort voor het incident uit de Seat, maar bleef bij het rechter portier staan. [50]
Na het incident stapt [P] als eerste rechtsachter in de Seat, gevolgd door [V] die als bestuurder instapt. [GD] stapt vervolgens ook rechtsachter in en [JD] stapt in als bijrijder. [51]
[M] stapt als eerste als bijrijder in de Opel, gevolgd door [FN] , die rechtsachter plaatsneemt. [N] stapt in als bestuurder en als laatste neemt [C] links achterin plaats in de Opel. [D] rent weg in de richting van [locatie 9] . De Opel rijdt vervolgens weg. [52]
Huls
Onder het lichaam van [slachtoffer] is een huls gevonden van het kaliber 6,35 mm Browning. Dergelijke patronen worden doorgaans verschoten met semiautomatische pistolen. [53]
Letsel [slachtoffer]
Uit sectie is gebleken dat [slachtoffer] één keer is gestoken in zijn linkerzij. De verwonding had een lengte van circa 4,7 centimeter en een diepte van circa 17,5 centimeter. Het letsel is bij leven ontstaan door perforerende krachtinwerking met een scherprandig voorwerp, zoals een mes. Hierbij was er onder meer perforatie van de linkerborstholte, linkerlong, de milt, de lichaamsslagader (volledige doorsnijding), de onderste holle ader en de lever. Dit heeft geleid tot ernstig bloedverlies op basis waarvan het overlijden zonder meer kan worden verklaard. [54]
Forensisch onderzoek
Bij forensisch onderzoek aan de Seat is aan de achterzijde van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel een bloedspoor aangetroffen. Dit bloedspoor is vergeleken met de DNA-profielen van onder andere [slachtoffer] , [V] , [P] , [GD] en [JD] . Het DNA-profiel op de hoofdsteun is afkomstig van minimaal drie personen, te weten [slachtoffer] (bewijskracht: meer dan één miljard) en minimaal twee onbekende personen. [55] Tevens is bij forensisch onderzoek aan de Opel op de bijrijderszijde aan de binnenkant van de auto op de deurgreep een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, onder wie [M] (matchkans ongeveer 41 miljoen) en minimaal drie onbekenden personen. [56]
Op de linkermouw van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de onderarm (rondom), is met behulp van forensisch onderzoek een DNA-profiel van minimaal vier personen aangetroffen, waaronder een relatief grote hoeveelheid DNA van [slachtoffer] en een relatief kleine hoeveelheid DNA van [GD] (matchkans van ongeveer 17 miljoen). [57] Aan de buitenkant van het linker voorpand van de jas van [slachtoffer] , ter hoogte van de borstregio, is een DNA-profiel gevonden van minimaal drie personen, waaronder een relatief grote hoeveelheid van [slachtoffer] en [M] (matchkans van meer dan één miljard). [58] Tot slot is op het rechter jukbeen van [slachtoffer] een profiel DNA-profiel verkregen van minimaal drie personen, onder wie [slachtoffer] en [GD] (matchkans meer dan één miljard). [59]
Het oordeel van de rechtbank
Wie heeft de steekwond toegebracht?
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen vastgesteld kan worden dat [GD] degene is geweest die [slachtoffer] daadwerkelijk heeft gestoken. Zij overweegt daartoe als volgt.
Uit de camerabeelden die van het incident zijn gemaakt, blijkt dat bij [GD] op een gegeven moment een (glimmend) voorwerp met een punt is te zien. De rechtbank heeft dit zelf ook waargenomen. Kort daarna is er een snelle beweging te zien in de richting van de linkerzijde van het [slachtoffer] . De positie van [GD] ten opzichte van [slachtoffer] op het moment van deze snelle beweging past ook bij de plaats van de toegebrachte steekwond en het inwendige verloop daarvan. Dat [GD] degene is die heeft gestoken, wordt ondersteund door het feit dat aan de achterkant van de hoofdsteun van de bijrijdersstoel van de Seat bloed van [slachtoffer] is aangetroffen, terwijl [GD] na het incident achter deze bijrijdersstoel is ingestapt en het, gelet op het feit dat [slachtoffer] al snel veel bloed verloor, aannemelijk is dat degene die heeft gestoken bloed van [slachtoffer] op zijn hand heeft gekregen.
Voorts vindt de stelling dat [GD] heeft gestoken steun in de beelden die zijn gemaakt in het portiek van de flat waar hij woonachtig is. Op die beelden is te zien dat [GD] en [JD] zich, nadat de blauwe Seat om 19.32 uur door het beeld rijdt, naar boven haasten en na ongeveer één minuut weer naar beneden komen. In de hand van [JD] is daarbij een grote dolk te zien. [GD] heeft tijdens het lopen continu zijn hand op zijn linker jaszak.
Hoewel [JD] op de beelden van de flat met een dolk te zien is, gaat de rechtbank er op basis van de bewijsmiddelen van uit dat [JD] ten tijde van het daadwerkelijke incident op de plaats delict een vuurwapen bij zich had en dit heeft gebruikt om [slachtoffer] mee te slaan. Na het incident werd onder het lichaam van [slachtoffer] een huls gevonden van het kaliber 6.35 mm Browning. De rechtbank komt tot de conclusie dat het langwerpige voorwerp dat tijdens het incident op enig moment op de grond valt een losgeraakte patroonhouder is en dat de voorwerpen die [JD] direct na het incident haastig opraapt, patronen betreffen. Voorts blijkt uit de beelden van het incident dat [JD] tijdens de geweldshandelingen iets in zijn hand heeft.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat [GD] en [JD] kort voorafgaand aan het incident thuis een vuurwapen en een dolk hebben opgehaald en deze wapens op de plaats delict ook bij zich hadden. [GD] is degene geweest die de fatale steekwond aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte – mede gelet op het voorgaande – zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het primair dan wel subsidiair tenlastegelegde.
De verklaring van de verdachte
[P] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich op 6 mei 2021 van geen kwaad bewust was en dat hij niet van enig plan op de hoogte was. [P] wilde die dag naar een coffeeshop in Den Haag gaan. Hij stond bij de tramhalte, toen hij een lift kon krijgen naar Den Haag. [P] is daarom in de auto gestapt en naar Den Haag meegereden. Hij is vervolgens in Den Haag uitgestapt en heeft rondgelopen bij [winkel 2] . [P] liep nietsvermoedend mee met de anderen, op zoek naar een coffeeshop. Hij heeft tijdens het lopen door de wijk geen vragen aan anderen gesteld. [P] heeft verder geen banden met drillrap.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van hetgeen zij hierboven heeft overwogen tot de volgende vaststellingen.
[P] is op 6 mei 2021 vanuit Delft meegereden in de Seat naar Den Haag. Aldaar is hij, samen met [GD] en [JD] , vermoedelijk op de [locatie 5] afgezet door [V] . Op camerabeelden op [locatie 1] is te zien dat daar om 20:08:01 uur zeven personen lopen, onder wie [P] . Ze gaan de [locatie 6 ] in. De personen komen uit de [locatie 6 ] en lopen in de richting van de [locatie 7] . De eerste twee personen kijken zoekend om zich heen. Om 20:19:20 uur lopen [V] , [GD] , [JD] en [P] richting de Seat. Allen, behalve [GD] , stappen in die auto. Om 20:20:06 uur komt [slachtoffer] in beeld. [GD] staat op dat moment nog bij de Seat. [GD] rent vanaf de Seat richting [slachtoffer] , die in tegengestelde richting komt aanrennen, achtervolgd door [M] . Met zijn linkerhand beweegt hij in de richting van [slachtoffer] om hem vervolgens tegen te houden. [GD] duwt [slachtoffer] richting de gevel ter hoogte van nummer 284. [M] komt aangerend en [V] en [JD] stappen uit de Seat en rennen naar [slachtoffer] toe, waarna zich het geweld tegen [slachtoffer] , zoals bovenstaand omschreven, ontpopt. [P] is ook uit de Seat gestapt, maar blijft bij het rechter portier staan gedurende het gehele geweldsincident. Na het incident stapt [P] als eerste rechtsachter in de Seat, gevolgd door [V] , [GD] en [JD] . De Seat rijdt vervolgens weg.
De rechtbank stelt vast dat [P] ruim tien minuten de groep getalsmatig heeft versterkt bij het zoeken naar betrokkenen bij het eerdere steekincident op de [locatie 2] . Zijn feitelijke handelingen tijdens het geweldsincident worden echter door de rechtbank als van onvoldoende gewicht aangemerkt om de conclusie te dragen dat hij een rechtstreekse en substantiële bijdrage heeft geleverd aan het vervullen van de centrale delictsbestanddelen van moord, doodslag of openlijke geweldpleging. Daarbij heeft de rechtbank mede in overweging genomen dat nergens uit blijkt dat [P] op de hoogte was van de plannen van de anderen. Zo kan niet worden vastgesteld dat hij heeft deelgenomen aan of wist van de chatgesprekken, zoals die bovenstaand zijn beschreven. De rechtbank zal [P] derhalve vrijspreken van het tenlastegelegde bij dagvaarding I.
Ten aanzien van dagvaarding II
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer 1] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Westland – Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 155).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 oktober 2022;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 oktober 2019 (p. 47 en 48);
3. Het deskundigenverslag, op 1 oktober 2019 opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1] , deskundige op het gebied van wapens, munitie en explosieven (p. 63-66).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 1 oktober 2019 te Delft een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde gasrevolver, van het merk Bruni, type Olympic 38, kaliber 6 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver, voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte (voor beide ten laste gelegde feiten) wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bijna vier maanden in voorarrest heeft doorgebracht en dat het voorarrest op grond van artikel 67a lid 3 Sv is opgeheven. Verder gaat het om een zeer oude zaak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een omgebouwde revolver. Dit vuurwapen lag in een tasje op het balkon van de woning van de verdachte. Het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen is verboden, omdat dit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt. Het is een groeiend probleem in de samenleving dat dergelijke (vuur)wapens, juist omdat ze direct voorhanden zijn, in allerlei situaties worden gebruikt en dreigende en gevaarlijke situaties (al dan niet met dodelijke afloop) opleveren. De onveiligheidsgevoelens in de samenleving nemen daardoor toe.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 september 2022. Daaruit blijkt dat de verdachte niet recent is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte d.d. 27 september 2022, dat is opgemaakt in verband met de verdenking van het ten laste gelegde levensdelict. Uit dit advies volgt dat bij de verdachte in het verleden een verstandelijke beperking en ADHD is vastgesteld. Deze factoren spelen mee bij het maken van de juiste keuzes. De verdachte laat zich echter wel de laatste jaren ondersteunen door een coach vanuit de gemeente, welke openstaat voor continuering van het begeleidingstraject. Daarnaast heeft hij in detentie een baan aangeboden gekregen door een goede vriend van de familie. Als beschermende factoren kunnen worden meegenomen de familiebanden die een positieve invloed op de verdachte hebben in combinatie met zijn (begeleidbare) houding tot maatschappelijk geaccepteerde doelen. Het is de wens van de verdachte om Delft te verlaten, omdat hij daar een te groot negatief netwerk heeft en van zichzelf weet een beïnvloedbaar karakter te hebben, al zou dit met de jaren minder zijn geworden. De verdachte wekt bij de reclassering de indruk het inzicht te hebben gekregen dat hij een deel van zijn netwerk los dient te laten om in de toekomst niet in situaties te belanden die tot problemen leiden. Met behulp van zijn moeder, familie, vriendin, coach en de reclassering hoopt de verdachte positieve stappen te kunnen zetten.
Ter terechtzitting is verder gebleken dat de verdachte en zijn partner een kind verwachten, hij een vast contract heeft gekregen in het restaurant alwaar hij werkzaam is en dat hij betalingsregelingen heeft getroffen om zijn schulden af te kunnen lossen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 1 oktober 2019 is verzekering is gesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – kan echter in bepaalde gevallen worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ondanks de schending van de redelijke termijn kan worden volstaan met een enkele vaststelling van de inbreuk op artikel 6, eerste lid, EVRM, omdat de strafzaak binnen de termijn van artikel 6, eerste lid, EVRM is gevoegd met dagvaarding I, hetgeen een complexe zaak betrof en het vonnis – door de voeging van de strafzaken – derhalve niet binnen twee jaren na aanvang van de redelijke termijn kon worden gewezen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
[BP1] , [BP2] , [BP3] en [BP4] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces.
De benadeelde partij [BP1] (de vader van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 4.901,84 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP2] (de moeder van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 5.982,23 aan materiële schade en € 35.000,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade en schade wegens de aantasting in persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP3] (de zus van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [BP4] (de broer van [slachtoffer] ) vordert een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schade, bestaande uit affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk integraal toegewezen dienen te worden met oplegging van de maatregel van schadevergoeding en de wettelijke rente, omdat de vorderingen deugdelijk zijn onderbouwd en de bedragen billijk zijn.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De rechtbank begrijpt het standpunt van de verdediging aldus dat de verdediging primair niet-ontvankelijkheid van benadeelde partijen in de vorderingen bepleit vanwege de bepleite vrijspraak en zich subsidiair refereert aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen, aangezien de verdachte zal worden vrijgesproken van al hetgeen aan hem ten laste is gelegd bij dagvaarding I.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij het onderzoek ter terechtzitting een beslaglijst overgelegd:
1.00 STK Broek Kl: grijs;
1.00 STK Broek Kl: zwart;
1.00 PR Schoenen Kl: zwart.
De officier van justitie heeft teruggave van het bovenstaande gevorderd aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft hieromtrent geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de volgende voorwerpen:
1.00 STK Broek Kl: grijs;
1.00 STK Broek Kl: zwart;
1.00 PR Schoenen Kl: zwart.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij (dagvaarding I met parketnummer 09/730080-21) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het (bij dagvaarding II met parketnummer 09/807896-19) ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan de verdachte van de in de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
1.00 STK Broek Kl: grijs;
1.00 STK Broek Kl: zwart;
1.00 PR Schoenen Kl: zwart.
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J. de Haan, voorzitter,
mr. E.C.M. Bouman, rechter,
mr. A.P. Sno, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. Prosperini, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 2021127370, van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 1288), het forensisch proces-verbaal met nummer PL [nummer 2] , van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, met bijlagen (doorgenummerd, p. 1 t/m 688), het proces-verbaal persoonsdossier [M] met het nummer PL [nummer 2] , van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 130), het proces-verbaal persoonsdossier [C] met het nummer PL [nummer 2] , van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 91) en het proces-verbaal persoonsdossier [FN] met het nummer PL [nummer 2] , van de politie eenheid Team Grootschalige Opsporing Den Haag (doorgenummerd p. 1 t/m 116).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 520 tot en met 576
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1146 tot en met 1149
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 819 tot en met 825
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 820 en 821
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 261 tot en met 266
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 109
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 451 tot en met 456 en proces-verbaal van bevindingen, p. 787 tot en met 801
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 451 tot en met 456 en proces-verbaal van bevindingen, p. 787 tot en met 801
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 207
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 123 e.v.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 433
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 147
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [M] , p. 53 persoonsdossier.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 203, proces-verbaal van bevindingen, p. 225, proces-verbaal van bevindingen p. 229 en proces-verbaal van bevindingen, p. 234
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 127
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 587 en proces-verbaal van bevindingen, p. 627.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 406 en proces-verbaal van bevindingen, p. 420
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 386, proces-verbaal van bevindingen, p. 398 en proces-verbaal van bevindingen, p. 401
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 339, proces-verbaal van bevindingen, p. 351
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 238, proces-verbaal van bevindingen, p. 250, proces-verbaal van bevindingen, p. 256
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 456, proces-verbaal van bevindingen, p. 639 en 640
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
27.Proces-verbaal van verhoor [FN] , p. 58 en 64 (persoonsdossier) en proces-verbaal van verhoor J.J. Casimir, p. 67 (persoonsdossier)
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124, proces-verbaal van bevindingen, p. 740 tot en met 742
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129 en proces-verbaal van bevindingen, p. 418
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 392 tot en met 394
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 601
32.Proces-verbaal van verhoor [Getuige3] , p. 103 en 104
33.Proces-verbaal van verhoor [Getuige4] , p. 106 en 107
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 639 tot en met 641
35.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm
36.Proces-verbaal van verhoor [Getuige3] , p. 103 en 104
37.Proces-verbaal van verhoor [Getuige5] , p. 100
38.Proces-verbaal van verhoor [Getuige6] , p. 720
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 744 e.v.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 e.v.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 732 tot en met 762
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 621
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 623
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 711
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 602 tot en met 605
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 604
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 762 tot en met 773
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 774
51.Proces-verbaal van bevindingen p. 774 tot en met 775
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 459 tot en met 462
53.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 560 en 561 (forensisch dossier)
54.Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 juni 2021, nummer 2021.05.07.172, opgemaakt door [deskundige 2]
55.Proces-verbaal van bevindingen, p. 684 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 691
56.Proces-verbaal van forensisch onderzoek voertuig, p. 200 (forensisch dossier) en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 572 en 573 (forensisch dossier)
57.Een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 571 en 573 (forensisch dossier)
58.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573 (forensisch dossier)
59.Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 22 en een geschrift, te weten een NFI-rapport, p. 567, 570 en 573