Uitspraak
RECHTBANK
1.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief namens [eiser01] van 20 juli 2022;
- de brief namens [eiser01] van 5 oktober 2022.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] V.O.F. en [gedaagde01] over de betaling van servicekosten, specifiek met betrekking tot de warmtelevering. [gedaagde01] huurde van [eiser01] een woning van 16 oktober 2019 tot 31 januari 2021. In de huurovereenkomst was vastgelegd dat [eiser01] verantwoordelijk was voor de warmtelevering, waarvoor [gedaagde01] een vergoeding verschuldigd was. Na afloop van het huurjaar 2019 heeft [eiser01] een eindafrekening van de servicekosten opgemaakt, waaruit bleek dat [gedaagde01] een bedrag van € 716,16 moest betalen. [gedaagde01] heeft echter betwist dat dit bedrag correct was, met name de hoogte van de verbruikskosten voor verwarming van € 800,84. Hij voerde aan dat het gemeten verbruik te hoog was en verzocht om onderzoek naar de warmtekostenverdelers, die inmiddels vervangen waren.
De kantonrechter oordeelde dat [eiser01] niet voldoende bewijs had geleverd voor het gemeten verbruik en dat de redelijke vergoeding voor de warmtelevering op basis van het gemiddelde verbruik van vergelijkbare woningen moest worden vastgesteld. Uiteindelijk werd de redelijke vergoeding vastgesteld op € 254,57, wat leidde tot een te betalen bedrag van € 169,89 door [gedaagde01]. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen en de buitengerechtelijke incassokosten tot het wettelijke tarief. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.