ECLI:NL:RBDHA:2022:12392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
C/09/613300 / FA RK 21-3887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdijbenoeming na afwijzing adoptieverzoek met betrekking tot een minderjarige van Roemeense afkomst

In deze zaak gaat het om de voogdijbenoeming van een minderjarige, geboren op [geboortedatum01] 2016 in Roemenië, na een afgewezen adoptieverzoek door een Roemeense man en vrouw die al jaren voor het kind zorgen. De Roemeense vader heeft het kind overgedragen aan de verzoekers, maar zijn woon- of verblijfplaats is onbekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gezagsvacuüm bestaat, omdat het onduidelijk is of de vader ouderlijk gezag heeft en hij niet in staat is om dit uit te oefenen. De rechtbank heeft op 17 november 2022 besloten om de verzoekers tot voogden over het kind te benoemen, nu het belang van het kind voorop staat. Het adoptieverzoek is afgewezen omdat de procedurele vereisten voor interlandelijke adoptie niet zijn nagekomen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de inschrijving van de Roemeense geboorteakte niet kan plaatsvinden, omdat de vereiste documenten ontbreken. De proceskosten zijn gecompenseerd, en iedere partij draagt zijn eigen kosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-3887 (adoptie) en FA RK 22-1777 (voogdij)
Zaaknummer: C/09/613300 (adoptie) en C/09/626919 (voogdij)
Datum beschikking: 17 november 2022

Adoptie / voogdij

Beschikkingop het op 3 juni 2021 ingekomen en op 18 november 2021 ingekomen aanvullende verzoekschrift (FA RK 21-3887 / C/09/613300) van:

[naam01] en [naam02] ,

verzoekers, dan wel verzoeker en verzoekster,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R.G. Groen te ‘s-Gravenhage,
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam03] ,

de vader van na te noemen minderjarige,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland, en

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats01] ,

zetelend te [plaats01] ,
hierna: de ambtenaar,
en het op18 maart 2022 ingekomen verzoekschrift (FA RK 22-1777 / C/09/626919) van:

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna: de Raad,
waarbij verzoekers en de vader als belanghebbenden worden aangemerkt.

Procedure

In de procedure met nummer FA RK 21-3887, C/09/613300:
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van verzoekers van 24 juni 2021, met bijlagen;
- het F9-formulier van verzoekers van 6 juli 2021, met bijlagen;
- de brief van 3 augustus 2021 van de ambtenaar;
- het aanvullend verzoekschrift;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 december 2021;
- het F9-formulier van verzoekers van 27 december 2021.
In de procedure met nummer FA RK 22-1777, C/09/626919 heeft de rechtbank kennis genomen van het verzoekschrift van de Raad.
Op 20 oktober 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: verzoekers met [naam04] , tolk in de Roemeense taal, en hun advocaat, [naam05] en [naam06] namens de ambtenaar, en [naam07] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Ook is aanwezig de bewindvoerder van verzoekers, [naam08] .
De vader heeft geen bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland. Hij is openbaar opgeroepen in de Staatscourant van [datum01] 2022, nummer [nummer01] , zoals blijkt uit de door de griffier in het dossier gevoegde gegevens. De vader is niet verschenen.

Verzoek

In de procedure met nummer FA RK 21-3887, C/09/613300 strekt het op 3 juni 2021 ingediende verzoek er toe dat de rechtbank:
- de adoptie door verzoekers uitspreekt van de minderjarige:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] (Roemenië);
  • vaststelt dat de minderjarige de geslachtsnaam ‘ [geslachtsnaam01] ’ zal hebben;
  • de ambtenaar gelast de geboorteakte van de minderjarige in te schrijven in het daartoe bestemde register en de latere vermelding van de uitgesproken adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
  • bepaalt dat de griffier daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar zendt, zodra de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan;
  • de kosten van dit geding compenseert, zo dat ieder met de eigen kosten belast blijft.
Op 18 november 2021 is aanvullend verzocht dat de rechtbank primair:
  • het ouderlijk gezag over de minderjarige van de vader, beëindigt, zulks uitvoerbaar bij voorraad;
  • verzoekers tot tijdelijk voogden - voor de duur dat de adoptiebeslissing nog geen kracht van gewijsde heeft - over de minderjarige benoemt, zulks uitvoerbaar bij voorraad;
  • bepaalt dat de griffier, wanneer de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van de beschikking toestuurt aan het gezagsregister om daarin aantekening van de beschikking te doen;
subsidiair, bij afwijzing van het adoptieverzoek en/of het verzoek tot gezagsbeëindiging:
  • verzoekers tot voogden over de minderjarige benoemt, zulks uitvoerbaar bij voorraad;
  • bepaalt dat de griffier, wanneer de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van de beschikking toestuurt aan het gezagsregister om daarin aantekening van de beschikking te doen;
  • de ambtenaar gelast de geboorteakte van de minderjarige in te schrijven in het daartoe bestemde register en de latere vermelding van de door de rechtbank uitgesproken adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
In de procedure met nummer FA RK 22-1777, C/09/626919 heeft de Raad verzocht verzoekers te belasten met de (tijdelijke) voogdij over de minderjarige.

Feiten

  • Op [geboortedatum01] 2016 is te [geboorteplaats01] (Roemenië) [minderjarige01] (hierna: [voornaam minderjarige01] ) geboren. Volgens de geboorteakte is de vader [naam03] en de moeder [naam09] .
  • De moeder is op [datum overlijden01] 2017 te [plaats02] , Roemenië, overleden.
  • Verzoekers wonen met [voornaam minderjarige01] in Nederland.
  • [voornaam minderjarige01] heeft evenals verzoekers de Roemeense nationaliteit.
  • De vader van [voornaam minderjarige01] heeft op 31 mei 2021 een verklaring van toe- en instemming tot adoptie van zijn dochter door verzoekers ondertekend. Hij heeft daarbij ook verklaard dat hij zich er van bewust is dat door de adoptie de geadopteerde, de adoptiefouders en hun bloedverwanten in familierechtelijke betrekking tot elkaar komen te staan en dat tegelijkertijd de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde, haar oorspronkelijke ouders en hun bloedverwanten ophoudt te bestaan.

Beoordeling

Ten aanzien van het door verzoekers ingediende adoptieverzoek
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van artikel 3, aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
De rechtbank is van oordeel dat het voorliggende verzoek is te beschouwen als een verzoek tot interlandelijke adoptie, nu verzoekers woonachtig zijn in Nederland en [voornaam minderjarige01] tot het overlijden van haar moeder woonachtig was in Roemenië. Bij interlandelijke adoptie is het Haags Adoptieverdrag 1993 van toepassing indien de staat van herkomst én de staat van opvang beide partij zijn bij dit verdrag. Zowel Nederland als Roemenië zijn partij bij dit verdrag.
Op grond van artikel 10:105 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) is Nederlands recht op het onderhavige verzoek tot adoptie van toepassing, met dien verstande dat op de toestemming van de ouders van de kinderen het Roemeens recht van toepassing is.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de inhoud van het dossier en dat wat op de zitting naar voren is gebracht, stelt de rechtbank vast dat [naam03] , die in de door verzoekers overgelegde geboorteakte (die is voorzien van een apostille) van [voornaam minderjarige01] als vader is vermeld en wiens geslachtsnaam [voornaam minderjarige01] (kennelijk) meteen na haar geboorte in Roemenië heeft gekregen, op grond van het in Roemenië geldende afstammingsrecht in elk geval kan worden beschouwd als de vader van [voornaam minderjarige01] . Verzoekers hebben op de zitting verklaard dat [naam03] en de moeder van [voornaam minderjarige01] niet met elkaar gehuwd waren, maar dat [naam03] [voornaam minderjarige01] in Roemenië heeft erkend. De rechtbank is daarnaast gebleken dat de vader aan verzoekers toestemming heeft gegeven om [voornaam minderjarige01] met zich mee te nemen naar Nederland en dat hij op 31 mei 2021 toestemming heeft gegeven voor een adoptie van [voornaam minderjarige01] door verzoekers. Het is onbekend of de vader is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 2 Wobka opneming in Nederland van een buitenlands kind met het oog op adoptie uitsluitend is toegestaan indien van Onze Minister een voorafgaande schriftelijke mededeling is verkregen, dat deze in beginsel voor zodanige opneming toestemming verleent. Vast staat dat verzoekers de door de Wobka vereiste beginseltoestemming niet bezitten en dat deze ook niet is aangevraagd. [voornaam minderjarige01] is niet ingeschreven in de basisregistratie personen en heeft geen BSN-nummer. De rechtbank is overigens niet gebleken dat voor de [voornaam minderjarige01] een procedure in gang is gezet voor verkrijging van een verblijfsvergunning voor haar verblijf bij verzoekers.
De Raad heeft in het onderzoek aangegeven dat verzoekers niet beschikken over documenten waaruit blijkt dat de Roemeense autoriteiten hun toestemming hebben gegeven om [voornaam minderjarige01] te laten opnemen in het gezin van verzoekers, als wettelijk vertegenwoordiger dan wel als pleegouders, zodat ook geen sprake is van internationale pleegzorg. Ondanks diverse pogingen heeft de Raad geen contact kunnen krijgen met de vader. Of [voornaam minderjarige01] in haar leven nog iets te verwachten heeft van de vader is de Raad dan ook onduidelijk. Om voormelde onduidelijkheden heeft de Raad besloten een onderzoek te doen naar het ouderlijk gezag, dan wel de voogdij, over [voornaam minderjarige01] . Adoptie van [voornaam minderjarige01] door verzoekers acht de Raad momenteel niet in het belang van [voornaam minderjarige01] .
De ambtenaar heeft zich ten aanzien van de adoptie, nu hij daarin geen belanghebbende is, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot adoptie dient te worden afgewezen, omdat in ieder geval de procedurele vereisten die gelden bij een interlandelijke adoptie niet zijn nagekomen. De rechtbank komt niet toe aan een afweging van de belangen van verzoekers en [voornaam minderjarige01] .
Het ouderlijk gezag / de voogdij
Nu de gewone verblijfplaats van [voornaam minderjarige01] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag of tot het treffen van een voogdijvoorziening over [voornaam minderjarige01] .
De Raad heeft, zoals hiervoor is overwogen, nader onderzoek gedaan naar het ouderlijk gezag en de voogdij en aanvullend gerapporteerd. Geadviseerd wordt verzoekers met de (tijdelijke) voogdij te belasten, nu de vader al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen en, overigens, zijn verblijfplaats onbekend is, waardoor hij – zo hij al gezaghebbend ouder is – feitelijk in zijn gezag is geschorst. De Raad heeft hiertoe zelfstandig een verzoek gedaan, dat is geregistreerd als C/09/626919, FA RK 22-1777.
Verzoekers hebben op grond van artikel 1:266 lid 1 onder a BW verzocht het ouderlijk gezag van de vader te beëindigen. Primair verzoeken zij - wanneer het adoptieverzoek wordt toegewezen - hen tot tijdelijke voogden over [voornaam minderjarige01] te benoemen voor de duur dat de adoptiebeslissing nog geen kracht van gewijsde heeft verkregen. Verzoekers hebben subsidiair verzocht om hen - bij afwijzing van het adoptieverzoek en/of het verzoek tot gezagsbeëindiging - te benoemen tot voogden over [voornaam minderjarige01] .
Nu het adoptieverzoek wordt afgewezen komt de rechtbank niet toe aan het primair gedane voogdijverzoek. De rechtbank komt derhalve slechts toe aan de beoordeling van het door hun subsidiair gedane voogdijverzoek en overweegt als volgt.
De rechtbank begrijpt het verzoek van de Raad en het subsidiaire verzoek van verzoekers aldus dat de grondslag voor beide verzoeken is gelegen in artikel 1:253 g BW (het overlijden van de moeder met gezag) en 1:253q in samenhang gelezen met 1:253r BW (afwezigheid van de andere gezaghebbende ouder), waardoor het [voornaam minderjarige01] aan ouderlijk gezag ontbreekt en dat daarin op grond van 1:295 BW dient te worden voorzien.
Het is de rechtbank onduidelijk of de vader is belast met het gezag over [voornaam minderjarige01] . Vast staat echter dat hij, indien hij wel gezag over [voornaam minderjarige01] heeft, dat niet uitoefent. [voornaam minderjarige01] verblijft met zijn toestemming al meer dan vier jaar bij verzoekers in Nederland en zij voeden haar op en verzorgen haar. Slechts sporadisch hadden verzoekers contact met de vader; inmiddels is er, zo heeft verzoeker te zitting verklaard, al geruime periode helemaal geen contact meer met hem aangezien hij zijn telefoonnummer voor verzoekers heeft geblokkeerd. Verzoekers vermoeden dat de vader in Duitsland verblijft, op een voor hen onbekend adres.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van een gezagsvacuüm nu [voornaam minderjarige01] - kennelijk - niet onder ouderlijk gezag staat, dat wil zeggen nu er geen ouderlijk gezag over haar wordt uitgeoefend en er ook niet op wettelijke wijze in de voogdij over [voornaam minderjarige01] is voorzien. Op grond van artikel 1:295 BW zal de rechtbank derhalve voorzien in de voogdij over [voornaam minderjarige01] , het advies van de Raad volgen en verzoekers, in het belang [voornaam minderjarige01] , tot voogden over [voornaam minderjarige01] benoemen. De rechtbank acht een tijdelijke voogdijvoorziening in dit geval niet aan de orde nu het kennelijk de bedoeling van de vader is dat verzoekers [voornaam minderjarige01] na het overlijden van haar moeder definitief in hun gezin zouden opvoeden en verzorgen, zoals kan worden begrepen uit de inhoud van het dossier en de verklaringen van verzoekers op de zitting. De rechtbank beslist als na te melden.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Inschrijving geboorteakte
Er is geen geboorteakte van [voornaam minderjarige01] ingeschreven in het register van de ambtenaar. Verzoekers wensen de inschrijving van de door hun overgelegde geboorteakte met het nummer [nummer02] , afgegeven op [datum02] 2016 te [geboorteplaats01] (Roemenië).
Volgens de ambtenaar voldoet de door verzoekers overgelegde geboorteakte aan de eisen als gesteld in artikel 1:25 BW. Echter, uit die geboorteakte blijkt niet hoe de afstamming tussen [voornaam minderjarige01] en de in de akte genoemde vader tot stand is gekomen. Bewijs van huwelijk van de op de akte vermelde ouders dan wel van het feit dat [voornaam minderjarige01] met toestemming van de moeder door de op de akte genoemde vader is erkend, ontbreekt. Slechts wanneer over de wijze waarop een familierechtelijke relatie tot stand is gekomen enig bewijs kan worden geleverd heeft de ambtenaar geen bezwaar tegen een last tot inschrijving van de Roemeense geboorteakte in zijn register.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:25 lid 1 BW kan, indien een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akten van geboorte op verzoek van een belanghebbende worden ingeschreven in de registers van geboorten, indien:
de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
de akte een persoon betreft die rechtmatig verblijft op grond van artikel 8, onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000.
In lid 2 is vervolgens vermeld dat een akte ook ingeschreven kan worden indien op grond van boek 1 BW een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen is niet gebleken dat voor de [voornaam minderjarige01] een procedure in gang is gezet voor verkrijging van een verblijfsvergunning voor haar verblijf bij verzoekers. Op dit moment valt [voornaam minderjarige01] niet onder de in artikel 1:25 lid 1 genoemde categorieën van personen. Nu er, op grond van lid 2, ook geen latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd, zal de rechtbank verzoekers niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
benoemt tot voogden over de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01] (Roemenië):
  • [naam01] , geboren op [geboortedatum02] 1979 te [geboorteplaats01] (Roemenië), en
  • [naam02] , geboren op [geboortedatum03] 1981 te [geboorteplaats01] (Roemenië),
en verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek om de ambtenaar te gelasten de geboorteakte van [voornaam minderjarige01] in te schrijven in het daartoe bestemde register;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, C.S.F. de Nijs en W.G. de Boer, kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 november 2022.