In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de vaststelling van de geboortegegevens van een in Oekraïne geboren kind, dat via een draagmoederschapsovereenkomst is geboren. De wensvader heeft het kind al voor de geboorte erkend, met toestemming van de draagmoeder. De rechtbank heeft het ouderlijk gezag van de Oekraïense draagmoeder beëindigd en de adoptie door de wensmoeder uitgesproken, waarbij de familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en de wensvader in stand blijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat na de adoptie beide wensouders gezamenlijk met het gezag over het kind zijn belast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift van de wensouders, de instemmingsverklaring van de draagmoeder en de verklaringen van de ambtenaar van de burgerlijke stand. De draagmoeder is niet verschenen op de zitting, maar is wel opgeroepen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig is verlopen en dat de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende zijn gewaarborgd. De rechtbank heeft Nederlands recht van toepassing verklaard op de vaststelling van de geboortegegevens en de adoptie, en heeft geoordeeld dat het in het belang van het kind is dat het gezag van de draagmoeder wordt beëindigd.
De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is gegeven door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, bijgestaan door een griffier. De rechtbank heeft de verzoeken van de wensouders toegewezen en de adoptie van het kind door de wensmoeder goedgekeurd, met inachtneming van de relevante wetgeving en de omstandigheden van de zaak.