ECLI:NL:RBDHA:2022:12387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
C/09/637542 / JE RK 22-2298
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van opvoedvaardigheden van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 november 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De rechtbank constateert dat de eerder waargenomen vooruitgang in de opvoedvaardigheden van de moeder is afgenomen. De moeder is momenteel niet in staat om de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen, zelfs niet met intensieve hulpverlening. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 20 mei 2023, in het belang van de kinderen, die momenteel in een pleeggezin verblijven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, door een psychiatrische crisis en andere persoonlijke omstandigheden niet in staat is om de kinderen op korte termijn terug te plaatsen. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt en dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te verwachten dat de moeder binnen enkele weken of maanden een veilige opvoeder kan zijn. De Raad voor de Kinderbescherming ondersteunt dit standpunt.

De rechtbank heeft ook de pleegouders en de betrokken advocaten gehoord. De pleegouders hebben ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling, terwijl de advocaat van de moeder verweer heeft gevoerd tegen de duur van de machtiging. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de situatie van de moeder nog niet stabiel genoeg is voor een terugplaatsing van de kinderen en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaakgegevens: C/09/637542 / JE RK 22-2298 en C/09/632040 JE RK 22-1407
Datum uitspraak: 3 november 2022

Beschikking van de meervoudige kamerVerlenging machtiging tot uithuisplaatsing C/09/637542 / JE RK 22-2298 Niets meer te beslissen inzake C/09/632040 JE RK 22-1407

in de zaak naar aanleiding van het op 1 november 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende de kinderen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 te [geboorteplaats 1]
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
-
[minderjarige 3] ,geboren op [geboortedag 3] 2021 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
bijgestaan door advocaat mr. A.L. Witteveen, gevestigd te Rotterdam,
en

[de man]

hierna te noemen: de pleegvader,
en
[de vrouw 2]
hierna te noemen: de pleegmoeder,
hierna gezamenlijk te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
bijgestaan door advocaat mr. G.R. Dorhout-Tielken, gevestigd te Soest.

Het procesverloop

Bij beschikking van 12 augustus 2022 (gewijzigd bij herstelbeschikking van 25 augustus 2022) van de meervoudige kamer in deze rechtbank is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd tot 20 november 2022. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek tot toestemming wijziging verblijf aangehouden tot de zitting van de meervoudige kamer van 3 november 2022. Ten behoeve van deze zitting heeft de rechtbank aan de gecertificeerde instelling een verslag gevraagd van de (steeds uitgebreider wordende) omgang en vooral een evaluatie hiervan. Ook heeft de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht om mee te kijken en in het kader van artikel 810 Rv zijn visie te geven op (het verloop van) de terugplaatsing en op de eventuele rol die pleegouders kunnen blijven spelen in het leven van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Tot slot heeft de rechtbank de pleegouders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek ex artikel 1:262b BW en het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator afgewezen.
Op 1 november 2022 heeft de rechtbank de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling ontvangen. Deze update is verpakt in de vorm van een verzoekschrift tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van de ondertoezichtstelling. In deze update staat bovendien vermeld dat de gecertificeerde instelling het aangehouden verzoek tot wijziging van de verblijfplaats van de kinderen (C/09/632040 JE RK 22-1407) intrekt. De rechtbank zal hierna in deze beschikking bepalen dat ten aanzien van dat verzoek niets meer te beslissen valt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- voornoemde beschikking van 12 augustus 2022 (inclusief de herstelbeschikking van 25 augustus 2022);
- voornoemd verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van de ondertoezichtstelling, inclusief de intrekking van het verzoek inzake C/09/632040 JE RK 22-1407;
- het aanvullende rapport van de Raad, ingekomen op 2 november 2022.
Op 3 november 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] , namens de gecertificeerde instelling;
- [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de pleegvader, bijgestaan door zijn advocaat.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de pleegmoeder;
- [medewerker] van Voorkoming Uithuisplaatsing van Stichting Jeugdformaat.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven feitelijk bij de pleegouders.

Toelaatbaarheid van het buiten de termijn ingediende verzoekschriftDoor en namens de moeder is bezwaar gemaakt tegen behandeling van het door de gecertificeerde instelling op 1 november 2022 ingediende verzoekschrift tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing. De advocaat van de moeder heeft hiertoe aangevoerd dat het verzoekschrift te laat is ontvangen en zij zich hierop niet met haar cliënte heeft kunnen voorbereiden. Zij heeft namens de moeder verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor een korte periode te verlengen, zodat de behandeling van het verzoekschrift op een latere datum kan plaatsvinden. In het verzoekschrift stelt de gecertificeerde instelling zich op het standpunt dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt. Hierover verschillen de moeder en de gecertificeerde instelling van mening. De moeder heeft bij de betrokken GGZ-instantie informatie opgevraagd over de situatie en stabiliteit van de moeder die van belang is voor de behandeling van het nieuwe verzoek, maar zij heeft deze informatie nog niet mogen ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproepingstermijn voor het bepalen van de dag en tijdstip van de mondelinge behandeling van één tot vier weken ten aanzien van het op 1 november 2022 ingediende verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet is gehaald. Uit de beschikking van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 12 augustus 2022 blijkt echter voldoende duidelijk dat op 3 november 2022 een zitting plaats zou vinden waarbij de vraag centraal staat of de kinderen terug naar de moeder kunnen of niet. Inhoudelijk is deze vraag niet veranderd, ook niet door intrekking van het oude en indiening van het nieuwe verzoekschrift door de gecertificeerde instelling. Gelet hierop zal de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] niet (om enkel procedurele redenen) aanhouden en zal het verzoek inhoudelijk behandeld worden.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te verwachten dat de moeder, zelfs met intensieve hulpverlening, in staat is om binnen enkele weken tot maanden een voldoende beschikbare en veilige opvoeder te zijn voor de kinderen. De moeder is dusdanig overbelast door ontwikkelingen in haar privéleven en het effect dat dit heeft op haar stemming en psychisch functioneren, dat zij niet in staat is de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. Op 6 augustus 2022 is de moeder naar aanleiding van een psychiatrische crisis acuut opgenomen op de medium care afdeling van GGZ Delfland. De aard en ernst van de psychiatrische crisis, de nog altijd aanwezige trigger en het ontbreken van een diagnose en een behandelplan maken dat de gecertificeerde instelling geen inschatting kan maken van de psychiatrische toestand van de moeder. Bovendien heeft door de opname van de moeder de omgang met de kinderen één maand stilgelegen. VUHP heeft aangegeven niet positief te kunnen adviseren ten aanzien van het op korte termijn uitbreiden van de bezoeken met de moeder, laat staan ten aanzien van een zorgvuldige terugplaatsing. De opvoedvaardigheden van de moeder en de opgroeibehoeften van de kinderen zijn onvoldoende in balans. De gecertificeerde instelling heeft het besluit genomen dat de kinderen niet meer bij de moeder gaan opgroeien en de gecertificeerde instelling zal op korte termijn een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel indienen bij de Raad. De komende periode moet worden bezien op welke manier de moeder een zo groot mogelijke rol in het leven van de kinderen kan blijven spelen.
De Raad schaart zich achter het verzoek van de gecertificeerde instelling. Hoewel een psychiatrische crisis niemand valt aan te rekenen, moet worden gekeken naar het belang van de drie jonge kinderen en de situatie waarin zij verkeren. Gezien de recente informatie vanuit de gecertificeerde instelling, de aanpassingen van het verzoek in verband met de huidige situatie van de moeder en de beperkte omgangsregeling met de kinderen ziet de Raad nu geen mogelijkheid tot terugplaatsing bij de moeder.
De advocaat voert namens de moeder verweer tegen de verzochte duur van de machtiging tot uithuisplaatsing en verzoekt een toewijzing van het verzoek voor de duur van maximaal drie maanden. Er ligt nu te weinig informatie om te kunnen beslissen over een langere duur van de machtiging tot uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling is van mening dat de kinderen niet meer thuis kunnen worden geplaatst, terwijl dit niet met de moeder besproken is. Bovendien is de informatie vanuit de GGZ, waaruit blijkt hoe het met de moeder gaat, nog niet beschikbaar. Dit is cruciale informatie om te bepalen of de omgang tussen de kinderen en de moeder kan worden uitgebreid. Ook heeft de Raad nagelaten te rapporteren zoals verzocht in de beschikking van 12 augustus 2022 en om daarvoor informanten te benaderen. De komende drie maanden kan de Raad alsnog informanten benaderen en rapporteren zoals door de rechtbank verzocht, kan de GGZ worden benaderd ten aanzien van de informatie over de moeder en kan worden bezien of al dan niet kan worden toegewerkt naar een thuisplaatsing.
De moeder heeft in aanvulling op haar advocaat nog naar voren gebracht dat het inmiddels heel wat beter met haar gaat. Zij ziet in dat de kinderen vandaag nog niet bij haar teruggeplaatst kunnen worden omdat er nog werk aan de winkel is. Maar de moeder is het niet eens met de door de gecertificeerde instelling verzochte termijn. Bovendien is het volgens de moeder weer tijd om de bezoeken met de kinderen bij haar thuis te laten plaatsvinden. Helaas is sprake geweest van een crisissituatie waarbij het niet zo goed ging met haar. De moeder voelt al anderhalf jaar heel veel prestatiedruk en zij kreeg het gevoel dat wat zij deed nooit goed genoeg was. De affaire met haar oudere buurman haalde daarnaast herinneringen op uit het verleden en heeft gediend als trigger voor de crisissituatie. De opname op de medium care afdeling was geheel vrijwillig. De moeder heeft nu haar eigen leven weer opgepakt en bovendien heeft zij handvatten gekregen om een dergelijke (crisis)situatie te voorkomen. Ook heeft zij, mede door de opname, verschillende mensen in haar netwerk die zij kan bellen en is het contact met haar ouders door de situatie verbeterd. De moeder kan nu weer voor zichzelf en voor haar kinderen vechten.
De advocaat van de pleegouders heeft namens de pleegouders ingestemd met het verzoek van de gecertificeerde instelling. De pleegouders worden gesterkt in hun visie door de crisis en de instabiliteit van de moeder in de omgangsmomenten. De moeder heeft een heel ernstige terugval gehad die niemand heeft zien aankomen. Er is sprake van een fragiele en instabiele situatie bij de moeder.

Beoordeling

De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de rechtbank dat de situatie van de moeder op dit moment nog niet stabiel genoeg is om de kinderen op korte termijn terug thuis te plaatsen. De kinderen verblijven thans in een pleeggezin, waar veel aandacht is voor het vinden en bewaken van de balans tussen draagkracht en draaglast, mede gelet op het belaste verleden van de kinderen. Hierbij is intensieve pleegzorgbegeleiding ingezet. Er is een beperkte contactregeling met de moeder, naar aanleiding waarvan de VUHP-medewerkers hebben geconstateerd dat een uitbreiding van deze contacten nog niet mogelijk is. Zij willen aan de hand van het GGZ-traject van de moeder en de uitkomsten daarvan beoordelen of er meer stabilisatie mogelijk is in haar mentale welbevinden, voordat er inzicht gekregen kan worden in al dan niet aanwezige opvoedvaardigheden. De rechtbank constateert aan de hand van onder meer deze bevindingen dat de eerder waargenomen vooruitgang in de opvoedvaardigheden van de moeder weer is afgenomen en dat zij niet nu maar ook niet binnen enkele maanden in staat is de verzorging en opvoeding van de kinderen te kunnen dragen. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat eerst duidelijkheid komt over wat er precies met de moeder aan de hand is en wat de effecten hiervan zijn op de kinderen. Deze duidelijkheid kan naar verwachting niet op korte termijn worden verkregen. De verzochte verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal dan ook worden toegewezen, om vanuit de huidige situatie in het pleeggezin verder te kunnen kijken en te onderzoeken wat de (on)mogelijkheden van de moeder op de langere termijn zullen zijn. Hierbij benadrukt de rechtbank dat in de komende periode elke mogelijkheid dient te worden onderzocht om de contacten van de kinderen met hun moeder uit te breiden, indien en voor zover dit naar het oordeel van VUHP in hun belang mogelijk is.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat ten aanzien het verzoek met zaaknummer C/09/632040 JE RK 22-1407 niets meer te beslissen valt;
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 20 november 2022 tot 20 mei 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2022 door mr. C.M. Koole, mr. M.P. Meeuwisse en mr. J.J. Peters, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M.M. Bertrand als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.