ECLI:NL:RBDHA:2022:12348

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
NL 22 22170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om opheffing van een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoekster die eerder, op 16 september 2022, een voorlopige voorziening had aangevraagd in een andere procedure (NL22.16516). De verzoekster vraagt nu om de opheffing of wijziging van deze voorlopige voorziening, met de stelling dat dit met terugwerkende kracht zou moeten gebeuren. De voorzieningenrechter heeft echter overwogen dat het opheffen van een voorlopige voorziening met terugwerkende kracht niet mogelijk is, zoals blijkt uit vaste jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 februari 2005 (ECLI:NL:RVS:2005:AT0655).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22170

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.J.M. Bongaarts),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij uitspraak van 16 september 2022 in de zaak met nummer NL22.16516 heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen.
Verzoekster verzoekt om opheffing dan wel wijziging van deze voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening opheffen of wijzigen.
2. Verzoekster vraagt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening met terugwerkende kracht op te heffen. Uit vaste jurisprudentie blijkt echter dat dit niet mogelijk is. De voorzieningenrechter wijst hierbij op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 februari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT0655, rechtsoverweging 2.11.
3. Subsidiair vraagt verzoekster de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening zodanig te wijzigen dat deze als niet getroffen moet worden beschouwd. Dit komt echter eveneens neer op opheffing van de voorziening met terugwerkende kracht hetgeen, zoals hiervoor is overwogen, niet mogelijk is.
4. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om opheffing dan wel wijziging van de voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.