Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken van eisers, die samen met hun minderjarige kinderen in bewaring zijn gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De bestreden besluiten, genomen op 28 april 2022, betroffen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij tevens schadevergoeding hebben verzocht. De rechtbank heeft op 9 mei 2022 de zaak behandeld, maar eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat de maatregelen van bewaring gerechtvaardigd zijn, omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht van eisers op basis van de Dublinverordening. Er bestond een significant risico dat eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers de gronden voor de maatregel van bewaring niet hebben betwist, maar wel hebben aangevoerd dat de maatregelen onrechtmatig waren, omdat zij niet bereid waren om mee te werken aan de vereiste PCR-test voor de overdracht naar Italië. De rechtbank oordeelt dat de eerdere weigering van eisers om mee te werken aan de PCR-test niet in de weg staat aan de bevoegdheid van de Staatssecretaris om hen in bewaring te stellen.
De rechtbank heeft ook de belangen van de minderjarige kinderen in de afweging betrokken en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de Staatssecretaris hadden moeten doen afzien van de maatregel van bewaring. De beroepen zijn ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 mei 2022.