ECLI:NL:RBDHA:2022:12344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
NL22.7543, NL22.7544, NL22.7545, NL22.7546 en NL22.7547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdelingen en weigering tot medewerking aan PCR-test in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaken van eisers, die samen met hun minderjarige kinderen in bewaring zijn gesteld door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De bestreden besluiten, genomen op 28 april 2022, betroffen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij tevens schadevergoeding hebben verzocht. De rechtbank heeft op 9 mei 2022 de zaak behandeld, maar eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de maatregelen van bewaring gerechtvaardigd zijn, omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht van eisers op basis van de Dublinverordening. Er bestond een significant risico dat eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers de gronden voor de maatregel van bewaring niet hebben betwist, maar wel hebben aangevoerd dat de maatregelen onrechtmatig waren, omdat zij niet bereid waren om mee te werken aan de vereiste PCR-test voor de overdracht naar Italië. De rechtbank oordeelt dat de eerdere weigering van eisers om mee te werken aan de PCR-test niet in de weg staat aan de bevoegdheid van de Staatssecretaris om hen in bewaring te stellen.

De rechtbank heeft ook de belangen van de minderjarige kinderen in de afweging betrokken en geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de Staatssecretaris hadden moeten doen afzien van de maatregel van bewaring. De beroepen zijn ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.7543, NL22.7544, NL22.7545, NL22.7546 en NL22.7547
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser] en [eiseres],
V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
mede namens hun minderjarige kinderen:
[kind 1] , [kind 2] en [kind 3] ,
V-nummers: [V-nummer 3] , [V-nummer 4] en [V-nummer 5] ,
gezamenlijk te noemen: eisers, (gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluiten van 28 april 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eisers de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 2 mei 2022 de maatregelen van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2022 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In de bestreden besluiten heeft verweerder overwogen dat de maatregelen nodig waren, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht van eisers als bedoeld in de Dublinverordening en er een significant risico bestond dat eisers zich aan het toezicht zouden onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eisers:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze zijn binnengekomen, dan wel een poging daartoe hebben gedaan;
3k. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en geen medewerking verlenen aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek; 3m. een overdrachtsbesluit hebben ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eisers:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hen geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb hebben gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats hebben;
4d. niet beschikken over voldoende middelen van bestaan.
2. Eisers hebben de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. Wel voeren zijn aan dat de maatregelen van bewaring van begin af aan onrechtmatig zijn geweest. Volgens hen was het voor verweerder op voorhand duidelijk was dat zij niet bereid waren om mee te werken aan de PCR-test die voor de overdracht naar Italië vereist is. Eerder dit jaar is het verweerder om dezelfde reden ook al niet gelukt om eisers over te dragen naar Italië. Door eisers desondanks weer in bewaring te stellen, heeft verweerder misbruik gemaakt van haar bevoegdheden. Mede gelet op de minderjarige kinderen en de impact van de maatregel van bewaring op eisers, had verweerder ervan moeten afzien om eisers opnieuw in bewaring te stellen.
3. De rechtbank volgt eisers hierin niet. Uit de gronden van de maatregel en de toelichting die verweerder heeft gegeven, blijkt afdoende dat ten aanzien van eisers een risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen bestaat. Verweerder heeft ook afdoende gemotiveerd dat de toepassing van een lichter middel dan de maatregelen van bewaring geen garantie biedt op de verwijdering van eisers uit Nederland. Er is dan ook voldoende aanleiding geweest om eisers (weer) in bewaring te stellen. De eerdere weigering van eisers om mee te werken aan de PCR-test stond aan deze bevoegdheid van verweerder niet in de weg. Het viel immers niet uit te sluiten dat eisers alsnog zouden beslissen om hun medewerking te verlenen. Alsdan had de overdracht naar Italië vóór de uiterste overdrachtstermijn van 10 mei 2022 alsnog kunnen plaatsvinden.
4. De rechtbank overweegt verder dat verweerder ten aanzien van de inbewaringstelling van de kinderen een verzwaarde belangenafweging heeft gemaakt. Daarbij is de leeftijd van de kinderen en de samenstelling van het gezin meegewogen, als ook de medische situatie van de zoon [kind 2] . Van omstandigheden die verweerder ertoe hadden moeten brengen om af te zien van het opleggen van de maatregel van bewaring, is niet gebleken.
5. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 mei 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. R.J.A. Schaaf M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.