Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R.T. Laigsingh, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 13 mei 2022 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 23 mei 2022, waarbij de eiser aanwezig was met een tolk en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde S. Faddach.
De rechtbank overwoog dat de eiser, die eerder in strafrechtelijke detentie had gezeten, niet voldoende had meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verwierp de stelling van de eiser dat hij te lang was opgehouden en dat er een lichter middel had kunnen worden toegepast. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld en dat de gronden voor de bewaring feitelijk juist waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.