ECLI:NL:RBDHA:2022:12338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking asielaanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had een asielaanvraag ingediend die op 27 september 2021 door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoekster beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep aangehouden in afwachting van een rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO), dat op 1 juni 2022 is uitgebracht. Vervolgens heeft de staatssecretaris op 6 oktober 2022 de asielaanvraag alsnog ingewilligd. De verzoekster heeft daarop haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, nu de staatssecretaris de asielaanvraag heeft ingewilligd, deze geheel aan het beroep van de verzoekster tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, waarbij de kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,-. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van het iMMO-onderzoek, die de verzoekster op € 5.250,- heeft gesteld, in aanmerking genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze kosten redelijk zijn en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot een totale proceskostenvergoeding van € 6.009,-.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. De verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.