ECLI:NL:RBDHA:2022:12338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
NL21.15287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een verzoekster en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had een asielaanvraag ingediend die op 27 september 2021 door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoekster beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep aangehouden in afwachting van een rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO), dat op 1 juni 2022 is uitgebracht. Vervolgens heeft de staatssecretaris op 6 oktober 2022 de asielaanvraag alsnog ingewilligd. De verzoekster heeft daarop haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, nu de staatssecretaris de asielaanvraag heeft ingewilligd, deze geheel aan het beroep van de verzoekster tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen, waarbij de kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,-. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van het iMMO-onderzoek, die de verzoekster op € 5.250,- heeft gesteld, in aanmerking genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze kosten redelijk zijn en heeft de staatssecretaris veroordeeld tot een totale proceskostenvergoeding van € 6.009,-.

De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt. De verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15287

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S.S.H. Orsel).

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoekster heeft daartegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep aangehouden in afwachting van het door verzoekster aangekondigde rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO).
Op 1 juni 2022 heeft het iMMO een rapport uitgebracht.
De rechtbank heeft het beroep nogmaals aangehouden in afwachting van het door verweerder aangekondigde aanvullende besluit.
Bij besluit van 6 oktober 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster alsnog ingewilligd.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen in de door haar gemaakte proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder daarop gereageerd.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder de asielaanvraag van verzoekster hangende het beroep alsnog heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).
4. Verzoekster heeft daarnaast verzocht om vergoeding van de kosten van het door het iMMO verrichte onderzoek. Uit de brief van verweerder van 9 juni 2022 volgt dat het iMMO-rapport van 1 juni 2022 eraan heeft bijgedragen dat de asielaanvraag van verzoekster alsnog is ingewilligd. Om die reden komen deze kosten ook voor vergoeding in aanmerking. Verzoekster heeft met een factuur van het iMMO onderbouwd dat de kosten € 5.250,- bedragen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat slechts € 3.200,- vergoed kan worden en verwijst daarbij naar het onderzoeksrapport ‘Onderzoek Forfaitair tarief iMMO’ van 6 juli 2017 van de Auditdienst Rijk.
5. Op grond van artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 1, aanhef en onder b, en 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb, komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken. De rechtbank stelt vast dat in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 voor het inschakelen van een deskundige zoals hier aan de orde geen speciaal tarief is bepaald. Op grond van artikel 6 van dit besluit geldt dan dat ten hoogste een tarief van € 136,19 per uur voor vergoeding in aanmerking komt. Uit de door verzoekster overgelegde factuur kan niet worden opgemaakt hoeveel uur aan het opstellen van het rapport is besteed. Nu verzoekster een bedrag van € 5.250,- vergoed wil zien, komt dit neer op een tijdsbesteding van ruim 38,5 uur. Gelet op het rapport en de bijgaande leeswijzer, komt dit de rechtbank dit niet als onredelijk voor. Verweerder zal dan ook eveneens in deze kosten worden veroordeeld, zodat het totaalbedrag neerkomt op € 6.009,-.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten ter hoogte van € 6.009,- (zesduizendnegen euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.