ECLI:NL:RBDHA:2022:12323
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing mvv-aanvraag op basis van feitelijke gezinsband en artikel 8 EVRM
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2022, met zaaknummer NL21.15441, is de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen. Eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1985, had de aanvraag ingediend om bij haar referent, [A], te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat er geen feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent zou zijn, ondanks de overgelegde huwelijksakte. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat er wel degelijk sprake is van een feitelijke gezinsband en dat de afwijzing onterecht is.
De rechtbank heeft de zaak op 22 juni 2022 behandeld. Tijdens de zitting waren beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigde en was de referent van eiseres aanwezig, met een tolk. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eiseres en referent getrouwd zijn, verweerder terecht heeft betoogd dat er geen feitelijke gezinsband is aangetoond. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij en referent daadwerkelijk samenwoonden, en de verklaringen van referent waren tegenstrijdig.
De rechtbank concludeert dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de Gezinsherenigingsrichtlijn door de aanvraag af te wijzen. Eiseres heeft niet aangetoond dat er een feitelijke gezinsband bestond ten tijde van de aanvraag, en daarom is er geen grond voor een ambtshalve beoordeling van haar verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.