ECLI:NL:RBDHA:2022:12323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
NL21.15441
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van feitelijke gezinsband en artikel 8 EVRM

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2022, met zaaknummer NL21.15441, is de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgewezen. Eiseres, een Syrische vrouw geboren in 1985, had de aanvraag ingediend om bij haar referent, [A], te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat er geen feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent zou zijn, ondanks de overgelegde huwelijksakte. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat er wel degelijk sprake is van een feitelijke gezinsband en dat de afwijzing onterecht is.

De rechtbank heeft de zaak op 22 juni 2022 behandeld. Tijdens de zitting waren beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigde en was de referent van eiseres aanwezig, met een tolk. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de mvv-aanvraag in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eiseres en referent getrouwd zijn, verweerder terecht heeft betoogd dat er geen feitelijke gezinsband is aangetoond. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zij en referent daadwerkelijk samenwoonden, en de verklaringen van referent waren tegenstrijdig.

De rechtbank concludeert dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de Gezinsherenigingsrichtlijn door de aanvraag af te wijzen. Eiseres heeft niet aangetoond dat er een feitelijke gezinsband bestond ten tijde van de aanvraag, en daarom is er geen grond voor een ambtshalve beoordeling van haar verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.15441

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berckel).

Procesverloop

In het besluit van 3 februari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een mvv [1] voor het doel “nareis” afgewezen.
In het besluit van 3 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2022 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De referent van eiseres was aanwezig. Als tolk is verschenen L. Makkadam.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de mvv-aanvraag van eiseres aan de hand van de door haar aangevoerde beroepsgronden. De rechtbank komt tot het oordeel dat de afwijzing in stand kan blijven en legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
1.1.
Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1985. Zij heeft haar aanvraag voor een mvv ingediend voor verblijf bij [A] (hierna: referent).
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat hij meent dat nooit sprake is geweest van een feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent, ondanks de overgelegde rechtsgeldige huwelijksakte. Hij stelt in dit kader dat referent over het samenwonen met eiseres in deze procedure anders heeft verklaard dan in zijn asielprocedure.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres voert aan dat wel sprake is van een feitelijke gezinsband en dat de aanvraag daarom ten onrechte is afgewezen. Zo meent eiseres dat de verklaringen van haar en van referent over het samenwonen wel overeenkomen. Uit de verklaringen van referent tijdens het nader gehoor in zijn asielprocedure blijkt namelijk dat zij voor het wettelijk huwelijk wel hebben samengewoond. Verweerder miskent volgens eiseres bovendien dat het samenwonen geen vereiste is volgens het beleid van verweerder. Zij verwijst in dit kader naar een uitspraak van de hoogste bestuursrechter. [2] Eiseres betoogt verder dat verweerder ten onrechte voorbijgaat aan de overgelegde huwelijksakte en huwelijksverklaring. Hieruit blijkt volgens eiseres dat zij en referent wettelijk gehuwd zijn, dat het huwelijk in Syrië rechtsgeldig is en dat dit in Nederland daarom ook het geval is. Zij verwijst in dit kader ook naar artikel 3.14 van het Vb 2000 [3] waarin geen nadere eisen aan een huwelijk worden gesteld naar Nederlands recht. Eiseres heeft screenshots van een beloverzicht en een gespreksoverzicht in een vreemde taal overgelegd. Verder vindt eiseres dat verweerder een onjuiste belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [4] heeft gemaakt. Tot slot vindt eiseres dat verweerder de hoorplicht heeft geschonden.
Wat zijn de regels?
4. Uit de Gezinsherenigingsrichtlijn volgt dat verweerder de aanvraag mag afwijzen als de referent geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven (meer) onderhoudt met het gezinslid of de gezinsleden. [5] In geval van een nareizende huwelijkspartner, moet referent aannemelijk maken dat deze huwelijkspartner tot zijn of haar gezin behoorde op het moment van binnenkomst van referent. Deze feitelijke gezinsband mag niet zijn doorbroken. [6]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Feitelijke gezinsband
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres en referent getrouwd zijn. Ter discussie staat wel of tussen eiseres en referent sprake is van een feitelijke gezinsband en of verweerder in dit kader de overgelegde rechtsgeldige huwelijksakte onvoldoende heeft mogen vinden. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [7] volgt dat een onderzoek naar het bestaan van een werkelijk huwelijks- of gezinsleven niet af doet aan het doel en het nuttig effect van de Gezinsherenigingsrichtlijn, zelfs als er een door Bureau Documenten als ‘echt’ aangemerkte huwelijksakte is overlegd. Het doel van Gezinshereniging is namelijk het herstel van het gezinsleven zoals dat bestond voor het vertrek van referent. Als een vreemdeling en referent in het land van herkomst geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven uitoefenden, bestaat er geen gezinsleven dat voor herstel in aanmerking komt. Een rechtsgeldig huwelijk zonder enige feitelijke invulling kan namelijk evengoed worden voortgezet zonder dat een vreemdeling nareist. Met het overleggen van de rechtsgeldige huwelijksakte heeft eiseres in beginsel voldaan aan de op haar rustende bewijslast ten aanzien van de feitelijke gezinsband. Dit betekent niet dat verweerder niet alsnog mag onderzoeken of er ten tijde van belang ook daadwerkelijk invulling werd gegeven aan deze feitelijke gezinsband. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de omstandigheden van dit geval aanleiding heeft mogen zien een onderzoek te starten naar de feitelijke gezinsband met referent. In zoverre zijn het beleid en de handelswijze van verweerder in deze procedure daarom niet in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2017, waarnaar eiseres verwijst in de gronden van beroep, doet hieraan niet af. Dit omdat uit die uitspraak – anders dan eiseres stelt – niet blijkt dat een juridisch rechtsgeldig huwelijk altijd voldoende is om ook een feitelijke gezinsband aan te nemen.
5.1.
Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat ten tijde van de binnenkomst van referent, sprake was van een feitelijke gezinsband tussen hen. [8] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres en referent, ondanks het feit dat er sprake is van een rechtsgeldig huwelijk hetgeen een bewijsvermoeden oplevert voor een feitelijke gezinsband, hierin niet zijn geslaagd. Zo heeft verweerder aan eiseres kunnen tegenwerpen dat referent tegenstrijdig heeft verklaard over het samenwonen met haar. Tijdens de asielprocedure heeft referent meerdere keren verklaard dat hij ondanks zijn huwelijk met eiseres nooit met haar heeft samengewoond, terwijl hij in de ‘Vragenlijst (huwelijks)partner nareis’ heeft aangegeven dat hij sinds de bruiloft in 2015 met eiseres heeft samengewoond. De rechtbank is van oordeel dat van referent verwacht mag worden dat hij over deze feitelijke omstandigheden eenduidig kan verklaren. Ten aanzien van het contact tussen eiseres en referent heeft verweerder kunnen stellen dat ook hieruit geen feitelijke gezinsband blijkt. Enkele screenshots van beloverzichten en gespreksoverzichten in een vreemde taal zijn onvoldoende om een feitelijke gezinsband aan te nemen. Hieruit kan namelijk niet worden afgeleid dat eiseres en referent ook daadwerkelijk telefonisch contact hebben gehad. Verweerder heeft in dit kader ook mogen tegenwerpen dat eiseres geen andere bewijsmiddelen, zoals bijvoorbeeld foto’s van het gestelde gezamenlijke gezinsleven in Syrië, heeft overgelegd.
5.2.
De rechtbank is dan ook niet gebleken dat door de vlucht van referent een feitelijke gezinsband tussen hem en eiseres is verbroken.
Artikel 8 van het EVRM
6. Niet in geschil is dat eiseres in deze procedure een (voor verweerder kenbaar) beroep heeft gedaan op artikel 8 van het EVRM. Nu uit het voorgaande volgt dat niet aannemelijk is dat tussen eiseres en referent sprake is van een feitelijke gezinsband, heeft verweerder op goede gronden geconcludeerd dat in het individuele geval van eiseres niet wordt toegekomen aan een ambtshalve beoordeling of eiseres in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM.
Hoorplicht
7. Verweerder mag slechts van het horen in bezwaar afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. [9] Eiseres heeft niet onderbouwd welke relevante informatie een hoorzitting zou kunnen opleveren. Nu eiser in bezwaar in het geheel geen verklaring geeft voor de discrepantie tussen de verklaring in de asielprocedure en die in de vragenlijst, maar daarentegen een nieuwe afwijkende verklaring geeft, bestond redelijkerwijs geen twijfel dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd en ingebracht, heeft verweerder mogen afzien van het horen in bezwaar.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Voluit: machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:455, r.o. 5.8.
3.Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Zie artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
6.Zie paragraaf C2/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:998, r.o. 4 e.v. en de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:206, r.o. 5 e.v.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:998.
9.Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.