ECLI:NL:RBDHA:2022:12316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
NL22.51
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en procedureel rechtmatig verblijf in Portugal

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over een terugkeerbesluit dat aan eiser, een Indiase nationaliteit houder, is opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een verblijfsaanvraag ingediend in Portugal, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om hem te ontheffen van het terugkeerbesluit. Eiser had geen rechtmatig verblijf in Nederland en de rechtbank vond dat verweerder niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de verblijfsaanvraag in Portugal. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als eiser procedureel rechtmatig verblijf in Portugal had, dit niet voldeed aan de voorwaarden van de uitzonderingsbepaling in de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de omstandigheden rondom de ziekte van zijn verloofde niet voldoende gewicht hadden om het besluit te heroverwegen. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent terugkeerbesluiten en de voorwaarden voor rechtmatig verblijf.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.51

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. E.T.P. Scheers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Scholtens).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit rechtstreeks beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2022 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1993 en heeft de Indiase nationaliteit. Eiser is op 20 december 2021 door de politie eenheid Amsterdam gehoord over het opleggen van een terugkeerbesluit (het gehoor).
2. Verweerder heeft eiser in het bestreden besluit de verplichting opgelegd om binnen een termijn van vier weken terug te keren naar het door hem opgegeven land van herkomst, namelijk India. [1] Dit omdat eiser niet of niet langer rechtmatig in Nederland verblijft, nu hij zich na verloop van de vrije termijn niet bij de korpschef heeft gemeld en hij illegaal aan het werk is (geweest).
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser vindt dat verweerder had moeten onderzoeken of Portugal hem wil terugnemen, nu eiser aldaar een verblijfsaanvraag heeft ingediend en die procedure nog loopt. Gelet op die verblijfsaanvraag heeft eiser bovendien procedureel rechtmatig verblijf in Portugal, wat maakt dat verweerder hem geen terugkeerbesluit mag opleggen. Verder blijkt uit het bestreden besluit en de onderliggende stukken niet dat eiser illegaal arbeid zou hebben verricht. Tot slot heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met, en onvoldoende onderzoek gedaan naar, de bijzondere omstandigheid dat eiser in Nederland was omdat zijn verloofde [A] – die in Nederland woont – ernstig ziek is geweest.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat al zou eiser erin gevolgd worden dat hij vanwege een verblijfsaanvraag in Portugal aldaar procedureel rechtmatig verblijf heeft, hij hiermee slechts een onzeker verblijfsrecht heeft verkregen, wat onvoldoende is om eiser uit te zonderen van oplegging van een terugkeerbesluit. Met betrekking tot de gestelde bijzondere omstandigheid, vindt verweerder dat het op de weg van eiser lag dit tijdens het gehoor aan te geven en het aangevoerde in beroep – gelet op het toetsen van terugkeerbesluiten naar het moment dat het besluit is genomen [2] – daarom niet aan het bestreden besluit kan afdoen. Ten overvloede merkt verweerder op dat de in beroep overgelegde brief van de huisarts van 5 januari 2022 met de opmerking “anxiety disorder”, zonder nadere duiding of onderbouwing, ook als die wel wordt betrokken in de besluitvorming, onvoldoende aanleiding vormt voor het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
Wat zijn de relevante regels?
5. Op grond van artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, stelt onze Minister de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die niet of niet langer rechtmatig verblijf heeft, schriftelijk in kennis van de verplichting Nederland uit eigen beweging te verlaten en van de termijn waarbinnen hij aan die verplichting moet voldoen, tenzij de vreemdeling in bezit is van een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Wel zijn partijen verdeeld over de vraag of verweerder had moeten afzien van het opleggen van het terugkeerbesluit, gelet op de door eiser aangevoerde relevante en bijzondere omstandigheden. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend, en legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7. Het betoog van eiser dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de mogelijkheid dat hij in verband met een verblijfsaanvraag in Portugal aldaar procedureel rechtmatig verblijf heeft, slaagt niet. De rechtbank is het namelijk met verweerder eens dat al zou vaststaan dat eiser procedureel rechtmatig verblijf in Portugal heeft, dit nog niet maakt dat eiser onder de uitzonderingsbepaling van artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, valt. De voornoemde wettelijke uitzonderingsbepaling is een implementering van artikel 6, tweede lid, van de Tri. [3] Uit de toelichting van de Europese Commissie bij dit artikellid [4] blijkt dat de zinsnede “geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf” zeer ruim is. Het omvat elke door een lidstaat toegekende status of afgegeven verblijfsvergunning die een recht op legaal verblijf biedt. Een enkele aanvaarding van tijdelijk uitstel van terugkeer of verwijdering valt daar niet onder. Ook wordt expliciet benoemd dat onder meer “documenten waaruit tijdelijk uitstel van verwijdering blijkt” niet onder de reikwijdte van de bepaling vallen. Procedureel rechtmatig verblijf is naar zijn aard onzeker en veelal van korte(re) duur en is vergelijkbaar met het in de toelichting genoemde “uitstel van verwijdering”. Dat procedureel verblijfsrecht is gericht op toekomstig verblijfsrecht, zoals door eiser ter zitting is gesteld, maakt dat procedurele verblijf niet minder tijdelijk en onzeker. Verweerder heeft gelet daarop dan ook terecht geen aanleiding gezien voor nader onderzoek naar (mogelijk) procedureel rechtmatig verblijf in Portugal, nu dit niet tot een ander besluit had kunnen leiden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, zoals door eiser voorgesteld.
8. De rechtbank stelt verder vast dat eiser tijdens het gehoor de mogelijkheid is geboden om zijn zienswijze te geven op een terugkeerbesluit. Eiser heeft op de vraag of hij voor familieleden in Nederland of in een ander land in de Europese Unie zorgt, enkel aangegeven dat zijn verloofde [A] in [plaats] woont en hij bij haar is. Ook heeft eiser de vraag of hij in staat en bereid is de Europese Unie vrijwillig te verlaten, bevestigend beantwoord. Verweerder heeft dan ook mogen vaststellen dat eiser niet zodanige feiten en omstandigheden heeft aangedragen, dat er reden was voor een nader onderzoek, bijvoorbeeld naar een afgeleid Unierechtelijk verblijfsrecht van eiser in Nederland. Dat eiser daarnaast tijdens het strafrechtelijk verhoor (van dezelfde dag als het gehoor) heeft verklaard dat hij in Nederland is gebleven omdat zijn verloofde ernstig ziek is geweest, en dat hij teruggaat naar India zodra zij beter is, vindt de rechtbank van onvoldoende gewicht om hierover anders te oordelen.
9. Verweerder is nu eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, terecht overgegaan tot het opleggen van een terugkeerbesluit. De rechtbank komt daarom niet toe aan de bespreking van de gronden die gericht zijn tegen het (mogelijk) verrichten van illegale arbeid.
Wat is de conclusie?
10. Het beroep is ongegrond.
11. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van wat is bepaald in artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.De zo genoemde ex-tunc toetsing.
3.Terugkeerrichtlijn (Tri).
4.Als opgenomen in paragraaf 5.4 van het ‘Terugkeerhandboek’, aanbeveling EU 2017/2338, van de Europese Commissie.