Uitspraak
Rechtbank den haag
22-650 van:
verzoekster,
advocaat: mr. P.W. Tubbergen te Rotterdam,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 september 2022 een verschoningsverzoek toegewezen. Het verzoek was ingediend door een rechter die een directe collega is van de gewraakte rechter. De rechter voelde zich niet langer vrij om het wrakingsverzoek te beoordelen, omdat zij na de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 de gewraakte rechter op de gang had horen praten over het wrakingsverzoek. Dit leidde tot de vrees dat de schijn van vooringenomenheid was ontstaan, wat de rechter noopte om een verschoningsverzoek in te dienen.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, uitzonderlijke omstandigheden kunnen wijzen op vooringenomenheid. De rechter heeft overtuigend aangetoond dat de schijn van partijdigheid vermeden moest worden, en daarom werd het verzoek tot verschoning terecht ingediend. De beslissing houdt in dat de behandeling van de wrakingsprocedure door een andere rechter moet worden overgenomen.
De verschoningskamer heeft in raadkamer besloten dat het proces in de wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment dat het verschoningsverzoek werd ingediend. Een afschrift van deze beslissing zal worden toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de rechter en de partijen in de wrakingsprocedure.