ECLI:NL:RBDHA:2022:12308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om dwangsom wegens te laat beslissen door college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had een verzoek ingediend om toekenning van een dwangsom, welke door het college bij besluit van 22 juli 2020 was afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond bij een besluit op 9 april 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Tijdens de zitting op 3 oktober 2022, die via een videoverbinding plaatsvond, hebben zowel eiser als de gemachtigden van eiser en het college hun standpunten toegelicht.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het college op 6 april 2020 een besluit heeft genomen dat niet-ontvankelijk was verklaard, maar dat dit besluit later is herzien. Eiser heeft zijn beroep tegen het college ingetrokken onder de voorwaarde dat de proceskosten zouden worden vergoed. De rechtbank oordeelt dat het college niet in gebreke is gebleven, omdat er tijdig op het bezwaar is beslist. De rechtbank concludeert dat er geen dwangsom verschuldigd is en dat het beroep van eiser ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een hogerberoepschrift indienen bij de Centrale Raad van Beroep.