ECLI:NL:RBDHA:2022:12303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
21/2979
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsaanvraag door niet verschijnen op afspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een aanvraag voor bijstandsuitkering had ingediend, en verweerder, de burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had op 11 september 2020 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet is verschenen op een gesprek dat op 27 oktober 2020 had moeten plaatsvinden. Eiser had zich vergist in zijn agenda en was op die datum niet aanwezig, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 16 september 2022 was eiser aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl verweerder afwezig was, maar had dit wel aangekondigd.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser zijn verplichtingen op grond van de Participatiewet heeft geschonden door niet op het gesprek te verschijnen. Eiser heeft aangevoerd dat de afwijzing van zijn aanvraag onterecht was, omdat het om een vergissing ging. De rechtbank oordeelde echter dat de gevolgen van deze vergissing voor rekening van eiser komen, aangezien hij verantwoordelijk is voor het lezen van zijn post en het maken van afspraken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door verweerder standhoudt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2979

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

gemachtigde: mr. K.J. Kerdel,
en

verweerder van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

gemachtigde: L. Catakli.

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een bijstandsuitkering per 11 september 2020 afgewezen.
Bij besluit van 15 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. Verweerder is niet verschenen, zij het met bericht van afwezigheid.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 11 september 2020 een aanvraag ingediend om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
2. Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvraag eiser op 14 september 2020 verzocht om toezending van aanvullende informatie, welk verzoek op 13 oktober 2020 is herhaald omdat de informatie die eiser gestuurd had volgens verweerder onvolledig was. Op 21 oktober 2020 heeft verweerder eiser uitgenodigd voor een gesprek op 27 oktober 2020.
3. Verweerder heeft middels het primaire besluit de aanvraag van eiser afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser niet is verschenen op het gesprek van 27 oktober 2020, noch anderszins contact met verweerder heeft opgenomen. Verweerder heeft hierdoor niet kunnen vaststellen of eiser recht op bijstand had.
4. Eiser heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt. Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat hij niet op het gesprek was verschenen omdat hij zich had vergist. Eiser had op dezelfde dag nog een andere belangrijke afspraak. Toen hij zich realiseerde dat hij op 27 oktober 2020 ook bij de verweerder op gesprek had moeten komen, was het al te laat, aldus eiser. Bij telefonische navraag op 31 oktober 2020 bleek dat de aanvraag al was afgewezen.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd en hieraan schending van de inlichtingen- en medewerkingsplicht ten grondslag gesteld.
6. In beroep heeft eiser zich – zoals in bezwaar – op het standpunt gesteld dat sprake was van een vergissing, die de afwijzing van de aanvraag niet rechtvaardigt. Volgens eiser is het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel dat zijn aanvraag is afgewezen zonder dat hij de gelegenheid heeft gekregen een nieuwe afspraak te maken. Het had op de weg van verweerder gelegen om op 28 oktober 2020, toen eiser niet op de afspraak was verschenen, telefonisch danwel per e-mail contact op te nemen om te achterhalen waarom hij niet was verschenen. Door de vergissing ten aanzien van één enkele afspraak is de aanvraag afgewezen wat nodeloos tot een financieel zeer benarde periode heeft geleid.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kader
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Pw heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien,
recht op bijstand van overheidswege.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Pw doet de belanghebbende aan verweerder op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Ingevolge het tweede lid van artikel 17 van de PW verleent de belanghebbende het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
7.1
De te beoordelen periode loopt van 11 september 2020, de datum van de aanvraag om bijstand, tot en met 30 oktober 2020, de datum van het primaire besluit.
7.2
Eiser heeft op 20 oktober 2020 een uitnodiging gekregen om te verschijnen op een gesprek op 27 oktober 2020 om 14:00 uur. Dit gesprek was ingegeven omdat vragen bestonden over de woon- en leefsituatie van eiser, nu hij blijkens zijn verklaring zou wonen in een kleine woning van 38m² welke hij zou delen met een kennis, en hij tevens, blijkens de bankafschriften, gelden ontving van deze persoon. Niet in geschil is dat hij deze uitnodiging heeft ontvangen en dat hij niet op het gesprek is verschenen.
7.3
De rechtbank overweegt dat hiermee in beginsel eiser de op hem rustende verplichtingen op grond van artikel 17 van de PW heeft geschonden.
Voorts werd met het gesprek beoogd de leefsituatie van eiser helder te krijgen, hetgeen onmiskenbaar van belang is voor het bepalen van het recht op bijstand.
7.4
De rechtbank begrijpt uit de toelichting van eiser dat zijn beroep voortkomt uit de ernstige gevolgen van het besluit voor eiser, terwijl de aanleiding daarvoor in wezen een eenvoudige vergissing in de eigen agenda van eiser betrof.
7.5
De rechtbank dient aldus te beoordelen voor wiens risico deze vergissing komt. Immers, zelfs als het om een begrijpelijke vergissing gaat die eenieder zou kunnen overkomen, betekent dat niet dat daarmee de gevolgen van deze vergissing niet voor eiser zouden kunnen blijven.
7.6
De rechtbank overweegt dat het hier gaat om een aanvraag door eiser om ondersteuning in zijn levensonderhoud waaraan aan zijn zijde verplichtingen tot het verschaffen van inlichtingen en tot medewerking verbonden zijn. Daarbij geldt dat verweerder eiser er bij de uitnodiging nadrukkelijk op heeft gewezen dat eiser bij verhindering contact met verweerder op moet nemen.
7.7
De rechtbank overweegt voorts dat eiser onbestreden heeft gesteld voor het overige steeds bereikbaar te zijn geweest voor informatieverzoeken van de zijde van verweerder en ook, blijkens de gedingstukken, in ruime mate stukken, waaronder bankafschriften, heeft overgelegd. Van onwil om mee te werken of inlichtingen te verschaffen is kennelijk geen sprake.
7.8
De rechtbank komt bij beschouwing van de feiten tot het oordeel dat de gevolgen van het handelen door eiser, door eiser moeten worden gedragen. Op eiser rust de verantwoordelijkheid om zijn post te lezen en zonodig in te grijpen als een afspraak niet schikt, dit geldt te meer daar het gaat om een voor eiser belangrijke aangelegenheid, te weten zijn levensonderhoud. Daarbij overweegt de rechtbank dat de omstandigheden in dit geval niet zodanig van aard zijn dat verweerder uit zorgvuldigheid zelf onderzoek had moeten doen naar de reden van eisers afwezigheid om te bezien of een reden tot het bieden van een herstelmogelijkheid aanwezig was. Daarvoor is naar het oordeel van de rechtbank meer nodig dan het simpele feit dat een aanvrager niet komt opdagen. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken. Derhalve komt de schending van de verplichtingen op grond van artikel 17 van de PW, nu daardoor ook het recht op bijstand niet was vast te stellen, voor rekening van eiser.
8. Gelet op het bovenstaande slaagt het beroep niet.
9. Geen aanleiding bestaat tot een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van de Wetering, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
28 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.