2.3.Het rapport van de deskundige houdt, voor zover van belang, het volgende in.
“7. Psychiatrisch onderzoek
Gezien wordt een 61-jarige, matig verzorgde, bebaarde man […]. Onderzochte stelt zich vriendelijk en coöperatief op […]. Hij is in staat om ferm en op coherente wijze en in chronologische volgorde zijn verhaal te doen. In het contact is er sprake van enige theatraliteit (“ik wil dood!”) en oninvoelbaarheid van het gedrag en de presentatie. Bij iedere vraag over zijn werk of voorgewende ziekte geeft hij hetzelfde ontwijkende antwoord; “ik weet het niet”. […]
De intelligentie imponeert als bovengemiddeld. Het denken verloopt normofreen, coherent, waarbij er inhoudelijk geen sprake is van wanen. Er zijn geen waarnemingsstoornissen in de vorm van hallucinaties. Onderzochte benoemt flitsen van beelden van overledenen te zien, maar is goed in de realiteit. Desgevraagd geeft hij aan de overledenen ook in de spreekkamer te zien, wat niet realistisch overkomt, aangezien onderzochte goed in de realiteit en aanspreekbaar is. […] Er wordt geen angst of paniek waargenomen tijdens het onderzoek. […]
De impulscontrole is ongestoord tijdens het onderzoek. De gewetensfuncties zijn intact. In de persoonlijkheidsstructuur valt tijdens het onderzoek vermijding op en het niet kunnen benoemen van zijn gevoel.
[…]
10. Beschouwing en diagnostische overweging
[…]
Nadat het ontslag is aangezegd worden eind 2020 stemming-, angstklachten, suïcidaliteit gemeld en heeft onderzochte voornamelijk over de overlijdensgevallen en trekt hij zich sociaal terug.
Tijdens huidig onderzoek ontwijkt onderzochte vragen over zijn werkzaamheden en de
voorgewende ziekte, hij geeft aan 'ik weet het niet'.
Onderzochte is iemand die zijn gevoelens moeilijk kan benoemen en is niet gewend
hierover te spreken. Hij heeft de overlijdensgevallen ondergaan en doorgewerkt, waarbij
het rouwproces gestagneerd verliep en er sprake was van bijkomende psychosociale
stress door de ziekteperiode en overlijden van zijn moeder en een hoge werkstress
(reorganisatie en conflict over werkuren). De psychische draagkracht werd overschreden
met als gevolg klachten van psychische overbelasting. De signalen van de overbelasting
waren zichtbaar in prikkelbaarheid (bij de hulpverleners van zijn moeder en op het werk)
en hij bleef de zorgtaken verrichten en naar zijn werk gaan, waarbij er meer afwezigheid
optrad. Hij heeft zonder medeweten van zijn vrouw een jaar lang ziekte
(alvleesklierkanker) voorgewend waarschijnlijk om zijn afwezigheid en
functioneringsproblemen met het werk te vergoelijken.
Het aanwenden van ziekte wordt gediagnosticeerd als een nagebootste stoornis
(pathomimie), opgelegd aan zichzelf, aangezien onderzochte doelbewust ziekte heeft
voorgewend, waarbij aantoonbaar sprake is van misleiding. Er was duidelijk sprake van
een gewin (vergoelijken van disfunctioneren). Het betreft een eenmalige episode.
Differentiaal diagnostisch wordt pseudologica fantastica uitgesloten, aangezien er
voorheen zover bekend uit alle beschikbare informatie geen patroon van liegen bestaat
met daarbij het ontbreken van een duidelijk herkenbare motivatie van het liegen.
Na het ontslag op staande voet (eind 2020) worden psychische klachten gezien,
waaronder stemming-, angst, sociaal teruggetrokkenheid en suïcidaliteit, die hetero- .
anamnestisch zijn afgenomen in de loop van de tijd sinds de behandeling. Onderzochte is
waarschijnlijk gekrenkt geraakt door het ontslag, beseft en overziet de impact van zijn
voorgewende ziekte niet en vertoont en ervaart psychische klachten, waarbij hij het
steeds over de overlijdensgevallen heeft bij de behandelaar van PsyQ, zoals blijkt uit
diens rapportage d.d.15-02-2021.
Bij huidig onderzoek wordt een wat theatrale presentatie waargenomen en onderzochte
komt niet invoelbaar ziek over. Bij een symptoomvaliditeitstest wordt een zeer hoge score
waargenomen, wat impliceert dat er sterke aanwijzingen zijn voor aanzetten van klachten
(aggraveren).
Er wordt sinds het ontslag vastgesteld dat er sprake is van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emotie en gedrag (code 309.4), waarbij overrapportage van
klachten wordt gepresenteerd.
Er is geen sprake van een depressieve stoornis, aangezien de stemming tijdens het
onderzoek niet depressief is en er worden geen cognitieve stoornissen waargenomen.
Thuis trekt hij zich terug en komt somber over, wat passend is in het kader van de
aanpassingsstoornis. Ook de angstklachten zijn hierbij passend. Er wordt geen
persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, aangezien er geen patroon is van chronisch
disfunctioneren op meerdere levensgebieden, sinds de jong volwassenheid.
De eerder gestelde diagnose depressieve stoornis werd mede gesteld op basis van het
op d.d. 12-04-2021 door [psychiater01] , psychiater, en [naam psychiater02] , psycholoog,
verrichte psychiatrisch en psychologisch onderzoek. De waarde van de behaalde scores
op de binnen dit onderzoek afgenomen vragenlijsten is echter moeilijk te bepalen, daar
destijds geen meetinstrumenten gericht op het in kaart brengen van de symptoomvaliditeit
zijn afgenomen. Gezien de context van het onderzoek heeft onderzochte destijds reden
gehad zijn klachten aan te zetten.
Het gebrek aan symptoomvaliditeitsmaten moet dan ook als een tekortkoming van het
eerder verrichte onderzoek worden aangemerkt, zeker gezien de zeer sterke
aanwijzingen voor het aanzetten van klachten bij huidig psychiatrisch onderzoek.
Concluderend kan gesteld worden dat er ten tijde van de periode in geding sprake was
van een nagebootste stoornis, opgelegd aan zichzelf, eenmalige episode (code 300.19)
en na het ontslag een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emotie en
gedrag (code 309.4)
[…]