ECLI:NL:RBDHA:2022:12229

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
AWB 22/964 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsleven en emotionele banden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het uitoefenen van gezinsleven met haar meerderjarige zoon in Nederland. Eiseres, van Armeense nationaliteit, had eerder in Nederland gewoond, maar was in 2019 teruggekeerd naar Armenië. De aanvraag voor de mvv werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en haar zoon, zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de emotionele banden tussen eiseres en haar zoon niet voldoende waren om te spreken van een beschermenswaardig gezinsleven. Eiseres had weliswaar 14 jaar samengewoond met haar zoon in Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet volstond om de aanvraag te honoreren. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van financiële afhankelijkheid en dat haar gezondheidsklachten niet aantoonbaar maakten dat zij afhankelijk was van zorg van haar zoon. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen noodzaak was voor een belangenafweging, aangezien er geen sprake was van een beschermenswaardig gezinsleven. Eiseres kreeg geen proceskosten vergoed en werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/964

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

12 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 3 februari 2022 op 12 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “voor het uitoefenen van gezinsleven conform artikel 8 EVRM bij haar zoon [referent] (referent)” afgewezen.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 13 juli 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er aan de aanvraag vooraf
1. Eiseres is geboren op [1953] en is van Armeense nationaliteit. Eiseres is naar eigen zeggen op 27 januari 2005 Nederland ingereisd met haar twee kleinkinderen en heeft een asielaanvraag ingediend. Haar zoon (referent) en schoondochter verbleven al in Nederland sinds 2000 en zijn sinds 2007 in het bezit van een verblijfsvergunning. Na het doorlopen van enkele verblijfsrechtelijke procedures, die allen niet hebben geleid tot een inwilliging, is eiseres op 29 januari 2019 met behulp van het IOM teruggekeerd naar Armenië.
Huidige aanvraag
2. Op 1 december 2020 heeft eiseres de huidige mvv-aanvraag ingediend. Eiseres woont alleen in Armenië. Haar man en twee van haar kinderen zijn overleden. Bovendien heeft zij gezondheidsklachten. Zij heeft van 2008 tot 2019 samengewoond met referent in Nederland en is na een verblijf van veertien jaar in Nederland in 2019 teruggekeerd naar Armenië met de bedoeling om met een visum terug te keren naar Nederland. Zij mist haar zoon en kleinkinderen. Zij is in meerdere opzichten afhankelijk van hulp en steun van haar zoon.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en het bezwaar ongegrond verklaard, omdat niet is aangetoond dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid bestaat tussen eiseres en referent. Er is dus geen sprake van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Verweerder komt daarom niet toe aan een belangenafweging.
Gronden van eiseres
4. Eiseres voert – samengevat – aan dat er sprake is van familieleven en “ more than normal emtional ties” tussen haar en referent. Eiseres voert aan dat verweerder onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op wat zij in bezwaar heeft aangevoerd en dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van eiseres.
Toetsingskader
5. Volgens vaste jurisprudentie [1] is de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie in alle gevallen een vraag van feitelijke aard. De beantwoording daarvan is afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een de normale emotionele banden overstijgende afhankelijkheid tussen volwassen familieleden, zijn een aantal factoren van belang. Deze factoren betreffen de eventuele samenwoning, de mate van emotionele afhankelijkheid, de mate van financiële afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Ook mag gewicht worden toegekend aan de vraag of de door het afhankelijke familielid benodigde zorg exclusief door de referent kan worden gegeven of dat ook andere familieleden of derden die zorg kunnen verschaffen. Geen van deze factoren zijn op zichzelf of in combinatie per definitie voldoende om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie aan te nemen. Daarbij zullen steeds alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen. Indien geen sprake is van familie- of gezinsleven in vorenbedoelde zin, is er geen noodzaak meer voor een nadere belangenafweging.
6. Uit vaste jurisprudentie [2] van de ABRvS volgt verder dat bij de beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie onder meer gewicht mag worden toegekend aan de vraag of ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg kunnen geven.
Oordeel van de rechtbank
Samenwoning
7. Eiseres heeft 14 jaar samengewoond met referent en zijn gezin in Nederland, maar verweerder heeft niet ten onrechte beslist dat dit niet voldoende is voor het aannemen van more than normal emotional ties. Er is dus méér nodig om deze banden aannemelijk te maken.
Financiële afhankelijkheid
8. De rechtbank vindt dat eiseres met de overgelegde overboekingsbewijzen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij financieel afhankelijk is van haar zoon. Uit één overboekingsbewijs blijkt dat dit afkomstig is van haar zoon, maar van de andere overboekingsbewijzen is onduidelijk van wie deze afkomstig zijn. Ook is niet aangetoond dat dit de enige inkomstenbron is van eiseres. Mocht dit wel zo zijn, dan heeft verweerder er terecht op gewezen dat de financiële ondersteuning vanuit Nederland kan worden voortgezet op de wijze zoals die nu ook plaatsvindt.
Gezondheidssituatie
9. Over de gezondheidssituatie van eiseres in samenhang met haar leeftijd heeft eiseres geen recente medische informatie overgelegd. De rechtbank kan niets met stukken van een Armeense huisarts die niet in het dossier zitten en onvertaald zijn. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat uit deze stellingen in ieder geval kan worden afgeleid dat eiseres kennelijk toegang heeft tot gezondheidszorg en hulp van derden. Verweerder heeft dus mogen beslissen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege haar gezondheidstoestand afhankelijk is van (mantel)zorg van haar zoon in Nederland.
Banden met Armenië
10. Verweerder heeft ook mogen betrekken dat eiseres het grootste deel van haar leven in Armenië heeft gewoond en daar sinds 2019 weer woont. Verweerder heeft de band met Armenië sterker mogen achten en heeft mogen tegenwerpen dat eiseres zich kennelijk weet te handhaven in Armenië, eventueel met hulp van derden. Niet is gebleken dat dat niet langer kan. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat het moeilijker wordt, maar zij heeft dit niet onderbouwd. Dat iets misschien moeilijker wordt, betekent bovendien niet dat iets onmogelijk is en ook niet dat eiseres specifiek afhankelijk zou zijn van haar zoon. De appjes en telefoontjes van haar zoon tonen een morele steun van het gezin van haar zoon. Hieruit kan misschien een grote betrokkenheid over en weer worden afgeleid, maar dit is niet voldoende om te kunnen spreken van more than normal emotional ties.
Belangenafweging
11. Voorts heeft eiseres nog een beroep gedaan op onevenredige hardheid en haar schrijnende situatie en heeft zij een beroep gedaan op de Gezinsherenigingsrichtlijn. Daar komt de rechtbank niet aan toe, want dat zijn elementen die een rol kunnen spelen bij de belangenafweging, maar die hoefde verweerder hier niet te maken omdat er geen sprake is van more than nomal emotional ties tussen eiseres en referent. Er is dus geen sprake van een beschermenswaardig gezinsleven in de zin van artikel 8 van EVRM. Een beroep op de inherente afwijkingsbevoegdheid is niet aan de orde: omdat verweerder geen belangenafweging hoefde te maken is er ook geen sprake geweest van toetsing aan de beleidsregels.
Horen in bezwaar
12. Over het standpunt van eiseres dat zij ten onrechte niet is gehoord in bezwaar overweegt de rechtbank dat, gelet op wat is aangevoerd in bezwaar, er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar van eiseres niet kon leiden tot een ander besluit. Verweerder heeft mogen afzien van horen.
Verblijf bij kleinkinderen
13. Dat eiseres verblijf bij haar kleinkinderen zou beogen heeft verweerder niet hoeven afleiden uit de aanvraag, omdat de aanvraag duidelijk zag op verblijf bij haar zoon. Pas in beroep werd daar iets over gezegd. In het kader van deze procedure wordt dit dus niet bij de beoordeling betrokken.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres deze rechtszaak heeft verloren. Zij krijgt haar proceskosten niet vergoed en ze krijgt haar griffiegeld niet terug.
15. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld het arrest van EHRM van 17 februari 2009, ECLI:CE:ECHR:2009:0217JUD002731907 en ABRvS 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:758.
2.Zie bijvoorbeeld, ABRvS 3 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:4060, ABRvS 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2533 en ABRvS 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.