ECLI:NL:RBDHA:2022:12215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
NL22.6145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somalië met betrekking tot minderjarigheid en clanproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiser van Somalische afkomst. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser stelde dat hij bedreigd werd door zijn ooms na de moord op zijn moeder, die het gevolg was van een huwelijk tussen verschillende clans. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de elementen van zijn asielrelaas niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet ten onrechte had gesteld dat eiser summier had verklaard over zijn problemen en dat de omstandigheden in Somalië niet zodanig onhoudbaar waren dat dit een asielstatus rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook overwogen dat de leeftijd van eiser in de beoordeling van zijn verklaringen niet voldoende was meegewogen door verweerder, maar dat dit niet leidde tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.6145
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. J.E. Runhaar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Abdullahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2006] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn ouders zijn gehuwd terwijl zijn vader afkomstig was van een 'lagere' clan dan zijn moeder. Om die reden is zijn moeder door haar broers vermoord en is eiser vervolgens ook door deze ooms bedreigd. Na de dood van zijn moeder in 2013 heeft de vader van eiser hem voor zijn veiligheid naar [plaats] gestuurd. Eiser heeft Somalië in 2019 verlaten omdat hij via zijn vader had vernomen dat deze ooms wisten dat hij in [plaats] verbleef en dat ze naar hem op weg waren. Verder stelt eiser in Somalië problemen te hebben ondervonden vanwege het
feit dat hij tot een minderheidsclan behoort.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Bedreigingen door ooms van betrokkene
3. Problemen wegens behoren tot een minderheidsgroepering.
Verweerder acht de elementen 1 en 3 geloofwaardig en element 2 ongeloofwaardig.
4. Over element 2 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het opmerkelijk is dat de moeder van eiser pas negen jaar na het huwelijk door haar broers is vermoord. Eiser is in 2013 naar [plaats] vertrokken, en heeft in 2018 gehoord dat zijn ooms te weten waren gekomen dat hij zich in [plaats] bevond en naar hem op weg waren, maar eiser heeft pas in mei 2019 Somalië verlaten. Daarnaast is eiser nooit persoonlijk bedreigd en hij weet ook niet precies wie naar hem op zoek zijn.
Over element 3 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat aannemelijk is dat eiser door zijn afkomst problemen heeft ondervonden, maar dat deze problemen niet zodanig waren dat zijn leven in Somalië daardoor onhoudbaar is. Hij heeft scholing, werk en onderdak gehad en het afbreken van zijn scholing is volgens zijn verklaringen te wijten aan geldgebrek en niet aan zijn afkomst.
Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de leeftijd van eiser?
5. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder zijn leeftijd niet kenbaar in het besluit heeft laten meewegen. Ten tijde van de dood van zijn moeder was eiser 7 jaar oud en hij heeft zich van zijn zevende tot zijn dertiende jaar alleen in [plaats] moeten zien te redden. Hij heeft vanaf die tijd ook bij niemand navraag kunnen doen naar de achtergronden van een zogenoemd gemengd huwelijk. Daarom kan eiser ook niets verklaren over de periode van voor de dood van zijn moeder en dit kan ook van een kind van 7 jaar niet worden verwacht. Ook overigens vindt eiser dat er geen verschil is te ontdekken in de manier waarop verweerder omgaat met de beoordeling van verklaringen van een volwassene en van een kind.
6. Voor wat betreft de leeftijd van eiser en wat op grond daarvan van hem gevraagd kan worden over zijn redenen om Somalië te verlaten overweegt de rechtbank dat eiser op het moment van het vertrek naar [plaats] 7 jaar oud was. Op het moment van vertrek uit Somalië 13 jaar, ten tijde van de onderhavige asielaanvraag 15 jaar en op het moment van het nader gehoor was eiser 16 jaar. Tijdens de procedure blijkt eiser goed op de hoogte te zijn van zijn clanlijn1. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder van eiser meer uitleg heeft mogen vragen over de problemen vanwege het ‘gemengde’ huwelijk van de ouders van eiser en de achterliggende clanstructuren en - gebruiken. Op het moment van de gestelde moord op zijn moeder was eiser volgens zijn opgave inderdaad 7 jaar oud, maar van iemand die in de tussentijd 16 is geworden mocht verweerder naar het oordeel van de rechtbank vragen om zich in de tussentijd wat meer te verdiepen in deze problematiek, zeker omdat dit de kern van zijn asielrelaas is, en ook de reden waarom hij zijn geboortedorp en later Somalië heeft verlaten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Gestelde problemen vanwege het huwelijk van de ouders van eiser
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser summier heeft verklaard over zijn gestelde problemen. Zo kon eiser
1. Aanmeldgehoor, pag. 4; Nader gehoor, pag. 3.
niet verklaren welke ooms op weg waren naar [plaats] om hem te zoeken en is onduidelijk hoe zijn vader hiervan op de hoogte is geraakt. Uit de omstandigheid dat eiser nog vijf maanden na het bericht van zijn vader in [plaats] heeft verbleven, in deze periode geen problemen heeft ondervonden, en daarna nog twee jaar buiten Somalië heeft verbleven voordat hij in Nederland om internationale bescherming heeft gevraagd, mocht verweerder afleiden dat er kennelijk in de beleving van eiser geen sprake was van een acute vluchtsituatie. Dat eiser heeft verklaard dat hij na het telefoontje van zijn vader niet onmiddellijk is vertrokken omdat zijn ooms zijn adres niet wisten, maar alleen dat hij in [plaats] was, of dat hij vanaf dat moment uit voorzorg niet meer is gaan werken als bijrijder geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
8. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder het opmerkelijk heeft mogen vinden dat de familie van de moeder van eiser pas negen jaar na het gewraakte huwelijk is overgegaan tot moord op zijn moeder op grond van het door die familie ongewenste huwelijk, terwijl volgens de verklaringen van eiser er wel steeds familie van zijn moeder in dezelfde plaats woonachtig was als zijn ouders. Het blijft daarom onduidelijk wat de aanleiding is geweest voor de gestelde moord op de moeder van eiser. Hetzelfde geldt voor de verklaring van eiser, dat zijn vader hem naar [plaats] heeft gestuurd, terwijl bekend was dat daar twee broers van de moeder van eiser woonden en hij daar mogelijk ook voor te vrezen had. Desondanks heeft eiser vijf jaar in [plaats] gewoond zonder problemen van de zijde van die ooms te ondervinden.
9. Eiser heeft verwezen naar het EASO rapport Somalia Targeted Profiles 20212, en stelt dat het huwelijk van zijn moeder door de familie van zijn moeder wordt beschouwd als een "downgrade", en stelt dat hij daarom wordt gezien als een onderdeel van de uit te wissen schande en moet worden omgebracht. In de gronden van het beroep van 15 april 2022 is uit dit rapport de volgende passage geciteerd:
"
The Swiss State Secretariat for Migration (SEM) emphasised that it is most problematic if a man belonging to a minority group marries a woman from a majority group. According to the patrilineal logic of belonging, the children from this marriage would then belong to the minority group - which the relatives of the mother would see as a 'downgrade’".
10. Niet in geschil is dat eiser tot een minderheidsgroepering behoort. Uit de aangehaalde passage is naar het oordeel van de rechtbank echter slechts af te leiden dat kinderen uit een ‘gemengd’ huwelijk gaan behoren tot de clan van de man, wat voor eiser zou betekenen dat hij gaat behoren tot de ‘lagere’ clan van zijn vader en niet tot de ‘hogere’ clan van zijn moeder. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de aangehaalde passage niet af te leiden dat de huwelijkspartner uit de ‘hogere’ clan voor haar leven zou moeten vrezen en evenmin dat de kinderen uit een dergelijk huwelijk als zijnde een onderdeel van deze ‘downgrade’ zouden moeten worden omgebracht. Eiser heeft geen andere bronnen of verklaringen overgelegd waaruit dit is af te leiden. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Levensomstandigheden in [plaats]
11. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij op zevenjarige leeftijd in [plaats] terecht is gekomen en daar in ellendige omstandigheden heeft geleefd, die werden veroorzaakt door
2 https:// [website 1]
zijn afkomst. Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de situatie van eiser in [plaats] niet onhoudbaar zou zijn.
12. De rechtbank overweegt dat eiser heeft verklaard dat hij gedurende zijn verblijf in [plaats] een basisscholing heeft gehad en niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn afkomst niet verder kon leren. Eiser heeft immers verklaard dat hij voor een vervolgopleiding geen sponsor meer had3. Eiser heeft ook verklaard dat hij over onderdak beschikte en baantjes had, zodat hij geld verdiende, zoals auto's wassen en als bijrijder werken, wat eiser zelf aanmerkt als “niet echt heel vies werk”4. Dat hij vanwege zijn afkomst bepaalde soorten werk niet zou mogen verrichten maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zijn leven daardoor onhoudbaar zou zijn geworden. Eiser verschilt hierin niet van landgenoten die onder vergelijkbare omstandigheden in [plaats] verblijven. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Vrees voor gedwongen rekrutering
13. Eiser heeft voorts aangevoerd dat [plaats] niet veilig is vanwege gedwongen rekrutering door Al-Shabaab. Verweerder maakt niet duidelijk dat [plaats] voor hem op dit punt veilig zou zijn.
14. In het meest recente ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse zaken over Somalië van 21 december 20215 is hierover onder meer opgenomen dat gedwongen rekrutering door Al Shabaab een complex proces is dat kan variëren op basis van de locatie, het individu en de behoeften van Al-Shabaab op een bepaald moment. Tussen partijen is niet in geschil dat [plaats] op dit moment niet in de invloedssfeer van Al Shabaab ligt. Daarnaast heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat juist hij in deze situatie het gevaar loopt om door Al Shabaab gedwongen te worden ingelijfd. Dat Al Shabaab bij bepaalde clans en groepen personen waartoe eiser stelt te behoren, bij rekrutering inspeelt op hun slechte economische situatie heeft naar het oordeel van de rechtbank geen betrekking op gedwongen rekrutering. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Mocht verweerder beslissen op de aanvraag zonder een terugkeerbesluit te nemen?
15. Eiser heeft voorts aangevoerd dat verweerder handelt in strijd met artikel 45 lid 2 van de Vreemdelingenwet 2000, door een afwijzende beslissing te nemen zonder terugkeerbesluit. Daardoor komt eiser in een onzekere situatie te verkeren voor wat betreft zijn wettelijke status en zijn toekomst qua opleiding en het mogen blijven in de betrokken lidstaat. Eiser verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hie rna; het Hof) van 14 januari 20216. Het onderzoek naar adequate opvang had volgens eiser in de asielprocedure moeten plaatsvinden.
16. In rechtsoverweging 39 van de genoemde uitspraak maakt het Hof duidelijk dat deze uitspraak gaat over een niet-begeleide minderjarige die volgens de betrokken lidstaat niet in aanmerking komt voor een vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming, en aan
3 Verslag nader gehoor, pag. 5
4 Verslag nader gehoor, pag. 12
5 https:// [website 2]
6 ECLI:EU:C:2021:9
wie geen verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat deze uitspraak van het Hof geen betrekking heeft op de behandeling van verzoek om internationale bescherming, maar op het opleggen van een terugkeerverplichting na de afwijzing van een dergelijk verzoek. Het Hof spreekt zich slechts uit over de verplichtingen waaraan een lidstaat moet voldoen alvorens in een dergelijke situatie een terugkeerbesluit mag worden genomen.
17. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft verweerder WBV 2022/1 opgesteld. Dit WBV is in werking getreden op 6 januari 2022. In dit WBV wordt beschreven dat bij afwijzing van asielaanvragen van niet begeleide minderjarigen geen terugkeerbesluit wordt opgelegd in afwachting van de uitkomst van onderzoek naar opvangmogelijkheden in het land van herkomst. In de periode tussen de afwijzing van de asielaanvraag en de oplegging van het terugkeerbesluit heeft de betrokken minderjarige rechtmatig verblijf. Een wetsvoorstel van die strekking is in voorbereiding.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met dit beleid geen onjuiste invulling van het arrest van het Hof heeft gegeven. In de uitspraak vindt de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder geen afwijzend besluit op de asielaanvraag zou mogen nemen voordat een onderzoek naar opvangmogelijkheden in het land van herkomst heeft plaatsgevonden. De enkele algemene verwijzing naar het rapport van de ACVZ “Amv-beleid is (nog steeds) in strijd met EU-Terugkeerrichtlijn”7 geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze beroepsgrond slaagt niet.
19. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
20. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
21. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
7
https:// [website 3]
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 mei 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.