In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2022 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, en heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft de zaak behandeld in samenhang met een andere zaak (NL22.19379).
De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de overdrachtswijzen in de Dublin-verordening niet in een bepaalde rangorde staan. Dit betekent dat er geen verplichting is om een vreemdeling de gelegenheid te bieden voor een overdracht op eigen initiatief. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de Duitse autoriteiten hebben aangegeven geen vrijwillige terugkeer te accepteren, waardoor verweerder eiser de mogelijkheid kon onthouden om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor zijn overdracht.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.