ECLI:NL:RBDHA:2022:12165

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
NL22.22067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling in het kader van de Dublinverordening en de beoordeling van zware gronden voor detentie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die geboren is op [geboortedag] 2001. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is als verweerder opgetreden. De rechtbank heeft de maatregel van bewaring beoordeeld op basis van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft gesteld dat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht onder de Dublinverordening en dat er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft de zware grond 3d betwist, waarbij hij aanvoert dat hij geen paspoort kan aanvragen vanwege problemen met de Marokkaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de zware gronden voldoende zijn om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zal meewerken aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over zijn psychische problemen en de onevenredigheid van de maatregel verworpen, omdat hij in het detentiecentrum medische hulp kan ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22067

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is via beeldverbinding verschenen, bijgestaan door mr. P.H. van Akenborgh als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Bourik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2001 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. Eiser betwist de zware grond 3d en stelt dat aan hem niet mag worden tegengeworpen dat hij niet beschikt over een paspoort. Eiser heeft problemen met de Marokkaanse autoriteiten en om die reden durft hij geen paspoort aan te vragen.
4. Verweerder heeft de zware grond 3d terecht aan eiser tegengeworpen. Dat eiser zou vrezen voor de autoriteiten van zijn land van herkomst laat onverlet dat van eiser verwacht mag worden dat hij meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Eiser heeft geen handelingen verricht om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen.
5. De rechtbank stelt bovendien vast dat eiser de juistheid van de overige zware en lichte gronden niet heeft betwist. De zware gronden en de lichte gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom dragen.
6. Eiser voert daarnaast aan dat hij zijn asielaanvraag op 2 november 2022 heeft ingetrokken en wenst mee te werken aan terugkeer naar Oostenrijk. De bewaring is daarom vanaf dat moment onrechtmatig en had opgeheven moeten worden.
7. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Het enkele feit dat eiser in het laatste vertrekgesprek heeft verklaard te willen terugkeren naar Oostenrijk maakt niet dat er niet langer een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft daarvoor bovendien meermaals verklaard niet te willen terugkeren naar Oostenrijk en dat hij direct zal terugkeren indien hij wordt teruggestuurd. Eiser heeft daarnaast niet concreet aangetoond dat hij, zodra hij in vrijheid is gesteld, zal voldoen aan zijn verplichting om terug te keren naar Oostenrijk.
8. De beroepsgrond dat de bewaring voor hem onevenredig bezwarend is vanwege zijn gestelde psychische problemen slaagt niet. Eiser kan medische en psychische hulp ontvangen in het detentiecentrum. Eiser heeft niet concreet onderbouwd dat zijn medische problemen van dien aard zijn dat zij een bijzondere omstandigheid opleveren die zou moeten leiden tot een lichter middel of die de maatregel onevenredig bezwarend maken.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.