ECLI:NL:RBDHA:2022:12160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
NL22.4744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van mobiel toezicht en etnisch profileren in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Syrische vreemdeling, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarbij hem op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser stelde dat de controle, die plaatsvond op 20 maart 2022, niet volgens de regels was uitgevoerd en dat deze specifiek gericht was op de Flixbus waarin hij zich bevond, wat volgens hem zou neerkomen op etnisch profileren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de controle inderdaad gericht was op de Flixbus, maar oordeelde dat dit niet automatisch betekent dat er sprake was van etnisch profileren. De rechtbank merkte op dat de Koninklijke Marechaussee niet van tevoren kon weten wie zich in de bus bevond en dat eiser niet had onderbouwd dat er richtlijnen waren die een andere controlewijze voorschreven. De rechtbank concludeerde dat de niet betwiste gronden voor de maatregel van bewaring voldoende waren om deze te rechtvaardigen, en dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.F.M.J. Bouwman, in aanwezigheid van griffier D.K. Bloemers. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4744

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.J.M. Nijholt),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. Y. ten Cate).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is door middel van telehoren gehoord op zijn detentielocatie, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Tribak. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Eiser stelt dat de controle in het kader van het mobiel toezicht niet volgens de regels is gegaan. De controle heeft slechts een half uur geduurd en alleen de Flixbus waarin eiser zich bevond is staande gehouden voor controle. De controle lijkt dan ook specifiek gericht te zijn geweest op de bus waarin eiser is aangetroffen en dat maakt volgens eiser dat sprake is van etnisch profileren.
2.1
In het ‘proces-verbaal van bevindingen toezicht controle o.b.v. artikel 4.17a Vb 2000’ van 25 maart 2022 staat dat op basis van informatie of ervaringsgegevens over illegaal verblijf na grensoverschrijding op 20 maart 2022 op de Rijksweg A1/E30 in de gemeente Oldenzaal mobiel toezicht is uitgevoerd, dat die maand controles hebben plaatsgevonden voor een totale duur van dertig uur en vijftien minuten, dat de controle op 20 maart 2022 een half uur heeft geduurd en dat tijdens deze controle één vervoermiddel is staande gehouden. Dat vervoermiddel was de Flixbus waarin eiser zat.
2.2
De rechtbank sluit niet uit dat het mobiel toezicht in dit geval gericht was op de Flixbus; verweerder heeft uitgelegd dat de ervaring leert dat in dergelijke bussen vaak vreemdelingen aan worden getroffen. Maar dat maakt niet dat dús sprake is van etnisch profileren; verweerder kan tevoren immers niet weten wie zich in de bus bevindt. Dat de Koninklijke Marechaussee in een richtlijn zou hebben neergelegd dat bij het uitvoeren van mobiel toezicht niet (langer) slechts één voertuig zou worden gecontroleerd, heeft eiser niet onderbouwd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3.1
Ter zitting heeft verweerder de zware grond 3b laten vallen.
3.2
De rechtbank overweegt dat de niet betwiste gronden voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en daarmee is het significante risico dat eiser zich aan de overdracht zal onttrekken gegeven. Dat - zoals hij stelt - eiser in afwachting van zijn asielprocedure in een asielzoekerscentrum kan verblijven, heeft verweerder geen aanleiding hoeven geen te volstaan met het opleggen van een minder ver strekkende maatregel. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser naar eigen zeggen in Noorwegen een aanzegging heeft gehad om naar Roemenië te gaan, maar in plaats daarvan naar Nederland is gereisd en in Noorwegen sinds 14 februari 2022 is geregistreerd als zijnde vertrokken met onbekende bestemming. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, in aanwezigheid van
D.K. Bloemers, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op de hieronder vermelde datum.
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.