ECLI:NL:RBDHA:2022:12159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
NL22.9391
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Somalische nationaliteit. De eiser, die al negen keer eerder in bewaring heeft gezeten, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat hem opnieuw in bewaring heeft gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is, ondanks de herhaalde inbewaringstellingen en de terugkeer van de eiser naar Nederland na overdrachten aan België. De rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij zonder enige twijfel niet opnieuw naar Nederland zal terugkeren. De enkele intentie van de eiser om in Nederland te blijven en zijn contact met een buurtteam in Amsterdam zijn niet voldoende om de maatregel van bewaring als onrechtmatig te bestempelen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9391
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B. Snoeij), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M.Y. Abdi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1970] .
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist.
4. Eiser stelt dat hij al negen keer eerder in bewaring is gesteld en al deze keren ook is overgedragen aan België. Na deze overdrachten komt eiser elke keer weer terug naar Nederland. Dat zal hij dit keer ook doen. De vraag die eiser opwerpt, is hoe lang daar nog mee door wordt gegaan. Eiser wordt straks voor een tiende keer overgedragen aan België en zal dan ook voor een tiende keer terug keren naar Nederland. Verweerder zou zich moeten beraden of het zinvol is om oneindig door te gaan met het steeds opnieuw in bewaring stellen van eiser. Dat eiser nu voor de tiende keer in bewaring zit is te veel. Verder heeft eiser nu ook contact met een persoon uit een buurtteam die eiser helpt te kunnen leven in Amsterdam. Het gebruik van de maatregel van bewaring is onder deze omstandigheden niet juist en daarom onrechtmatig, aldus eiser.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Dat eiser negen keer eerder in bewaring is gesteld en elke keer is overgedragen naar België en vervolgens weer is teruggekeerd naar Nederland, maakt op zichzelf deze maatregel van bewaring niet onrechtmatig. Door eiser is onvoldoende concreet gemaakt dat hij zonder enige twijfel zal terugkeren naar Nederland. De enkele uitlating van eiser dat hij op dit moment voornemens is om dat te doen, is daartoe onvoldoende. Ook de opmerking dat eiser in Amsterdam contact heeft met een persoon van een buurtteam die eiser helpt in Amsterdam te kunnen leven, is onvoldoende om te oordelen dat de maatregel van bewaring in het geval van eiser niet passend is. Eiser heeft niet concreet gemaakt dat hij zijn leven in Nederland heeft opgebouwd en dat op grond daarvan de conclusie getrokken zou moeten worden dat hij niet opnieuw in bewaring zou mogen worden gesteld. De maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.