ECLI:NL:RBDHA:2022:12157

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
NL22.9445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Colombiaanse eiseres. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 23 mei 2022 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij tevens een verzoek om schadevergoeding indiende. Tijdens de zitting op 30 mei 2022 was eiseres aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen, waaronder het risico dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken en het feit dat zij eerder zonder de juiste documenten door de EU had gereisd. Eiseres betwistte de voortvarendheid van de Staatssecretaris in de overdracht naar Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen van de Staatssecretaris binnen twee dagen na de bewaring voldoende waren. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was en dat er geen aanleiding was om een lichter middel op te leggen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 1 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9445
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.H.M. Handring), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen H.M. Sittig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Colombiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1979] .
Bewaringsgronden
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiseres alleen de lichte grond onder 4d heeft betwist. De overige niet betwiste gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd kunnen de maatregel al dragen, daarom behoeft het geschilpunt over de lichte grond onder 4d geen verdere bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Voortvarend handelen
4. Eiseres stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend aan haar overdracht heeft gewerkt. Er heeft een vertrekgesprek plaatsgevonden, maar het is onduidelijk of er al een claimverzoek is verstuurd. De Spaanse autoriteiten zullen dan ook nog eens twee weken hebben om te reageren op dit verzoek.
5. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiseres is op 23 mei 2022 in bewaring gesteld. Op 25 mei 2022 heeft een vertrekgesprek plaatsgevonden en is ook een claimverzoek verstuurd naar de Spaanse autoriteiten. Verweerder heeft dus binnen twee dagen handelingen verricht om de overdracht van eiseres mogelijk te maken. Dat is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
6. Eiseres stelt dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiseres heeft vanaf het begin af aan gezegd dat ze mee wil werken aan de overdracht naar Spanje en heeft ook € 140,- ter beschikking. Verder heeft ze zelf ook meerdere malen door de Europese Unie gereisd op haar eigen Colombiaanse paspoort.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van eiseres terecht niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiseres heeft namelijk meerdere malen zelfstandig door de Europese Unie gereisd zonder te beschikken over de juiste documenten. Tegen deze achtergrond heeft verweerder het niet aannemelijk mogen achten dat het vertrek van eiseres uit Nederland op een legale manier zal worden gerealiseerd wanneer een lichter middel opgelegd zou worden. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.