ECLI:NL:RBDHA:2022:12099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL21.13418
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking asielvergunning en oplegging inreisverbod aan Eritrese eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Eritrese nationaliteit, zijn asielvergunning voor bepaalde tijd heeft zien ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De intrekking van de vergunning vond plaats met terugwerkende kracht tot 6 oktober 2018, en de aanvraag voor een asielvergunning voor onbepaalde tijd werd afgewezen als ongegrond. Tevens werd er een inreisverbod van tien jaar opgelegd aan de eiser. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 21 juni 2022 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser meerdere misdrijven heeft gepleegd, waaronder een ernstige bedreiging van een politieagent, en dat deze misdrijven een actuele en ernstige bedreiging voor de openbare orde vormen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. De rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na de tbs-behandeling geen bedreiging meer vormt voor de openbare orde. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13418

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

ProcesverloopBij besluit van 2 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielvergunning voor bepaalde tijd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 6 oktober 2018. Daarbij heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een asielvergunning voor onbepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Verder heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van tien jaar aan eiser opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 21 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig S. Zemed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1999. Bij besluit van 3 maart 2016 is aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), met ingang van 15 oktober 2015, geldig tot 15 oktober 2020.
1.1.
Verweerder heeft de verleende verblijfsvergunning ingetrokken, omdat eiser
meerdere misdrijven heeft begaan in de periode van 14 augustus 2017 tot en met 6 oktober 2018. Eiser is op 23 december 2019 door de rechtbank Den Haag veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en twee jaar tbs (terbeschikkingstelling) met dwangverpleging voor het bedreigen van een politieagent met een doorgeladen pistool. Dit vonnis is op 24 augustus 2020 door het gerechtshof Den Haag bevestigd.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit delict een (bijzonder) ernstig misdrijf is en dat eiser een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde. Omdat verweerder aanneemt dat eiser bij terugkeer naar Eritrea een reëel risico loopt op ernstige schade wordt hij niet uitgezet naar Eritrea, maar rust op hem wel de plicht om Nederland zelfstandig te verlaten en zelf gevolg te geven aan zijn vertrekplicht.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser is het niet eens met het besteden besluit. Het is in strijd met het zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. De vergunning had niet kunnen worden ingetrokken, omdat de gevolgen onevenredig bezwarend zijn. De misdrijven zijn begaan toen eiser nagenoeg geheel ontoerekeningsvatbaar was. Na de tbs zal eiser weer toerekeningsvatbaar zijn en geen gevaar meer vormen voor de openbare orde
.
Daarbij is het terugkeerbesluit onrechtmatig en zinloos, omdat eiser niet kan worden uitgezet wegens strijd met artikel 3 van het EVRM [1] . Als gevolg daarvan kan geen inreisverbod worden opgelegd
.Verder is de duur van het inreisverbod niet redelijk, want als de tbs-maatregel wordt opgeheven is er geen gevaar meer voor de openbare orde. Daarbij moet worden getoetst aan het unierechtelijk openbare orde criterium.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank stelt vast dat de veroordelingen wegens de door eiser gepleegde misdrijven niet worden betwist. Ook is niet in geschil dat wordt voldaan aan de glijdende schaal van artikel 3.86 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en aan het criterium van ernstig misdrijf.
Intrekken van de vergunning
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het intrekken van de verblijfsvergunning niet in strijd is met het evenredigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel. Daarbij is voldoende gemotiveerd dat sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging van de samenleving. Gelet hierop komt ook de gevraagde verlenging van de verblijfsvergunning niet voor toewijzing in aanmerking.
4.1.
Verweerder heeft daartoe het volgende kunnen aanvoeren. Weliswaar zal eiser na intrekking geen legale verblijfsstatus meer in Nederland hebben, maar hij heeft in de relatieve korte periode dat hij in Nederland verblijft meerdere strafbare feiten gepleegd. Het laatste is een ernstige bedreiging van een agent met een doorgeladen pistool op het hoofd. Juist omdat eiser een gevaar vormde voor de openbare orde, is aan hem naast een gevangenisstraf van zes maanden en een tbs-maatregel opgelegd. Uit 3.86 Vb volgt dat een dergelijke maatregel mag worden meegenomen bij de beoordeling of eiser al dan niet een gevaar voor de openbare orde vormt.
4.2
Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dan wel met stukken heeft onderbouwd dat hij niet langer een bedreiging vormt voor de openbare orde na de tbs-behandeling en dat het risico op recidive is afgenomen en/of de behandeling aanslaat
.Niet duidelijk is dat eiser een positieve gedragsverandering heeft ondergaan en de verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt. Eiser heeft er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in zijn psychische problematiek en het door hem op 6 oktober 2018 gepleegde misdrijf. Tijdens het intrekkingsgehoor van 20 april 2021 heeft hij verklaard dat de opgelegde tbs een slechte zaak is en dat hij geen behandeling nodig heeft. Daarbij heeft hij eerder een kliniek verlaten omdat hij van mening is dat hij gezond is. Gelet hierop komt ook de verlenging van de verblijfsvergunning niet voor toewijzing in aanmerking.
Terugkeerbesluit
5. De rechtbank stelt vast dat eiser - op dit moment - niet uitgezet zal worden naar Eritrea omdat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 maart 2022 (ECLI:NLRVS:2022:802, r.o.3.1) volgt dat de situatie waarin een terugkeerbesluit wordt genomen, waarbij tegelijkertijd wordt vastgesteld dat gedwongen terugkeer naar het land van herkomst - op het moment - niet mogelijk is, niet in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. Gelet hierop kon het terugkeerbesluit worden opgelegd.
5.1
Eiser zal niet worden uitgezet totdat de situatie in Eritrea voor hem is veranderd. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser wel vrij is om de keuze te maken om zelf (naar een ander land) te vertrekken. Eiser heeft ook zelf meerdere malen aangegeven dat hij terug wil naar Eritrea.
Inreisverbod
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat het zwaar inreisverbod van 10 jaar kon worden opgelegd. Het persoonlijke gedrag van eiser vormt een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de samenleving. Verder is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die maken dat van het inreisverbod zou moeten worden afgezien of van kortere duur zou moeten zijn. Hierbij wordt verwezen naar rechtsoverwegingen 4.1 en 4.2.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.