ECLI:NL:RBDHA:2022:12092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
AWB 21/5392
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende bewijs van terugkeer naar herkomstland

In deze zaak heeft eiseres, een Ghanese vrouw, een visum kort verblijf aangevraagd om haar (voormalige) partner in Nederland te bezoeken, samen met hun twee minderjarige kinderen. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van haar intentie om tijdig terug te keren naar Ghana. De rechtbank heeft de zaak op 28 juli 2022 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de staatssecretaris door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder ook visumaanvragen had ingediend die waren afgewezen om vergelijkbare redenen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op het standpunt kon stellen dat eiseres onvoldoende sociale en economische banden met Ghana had aangetoond, en dat er tegenstrijdige verklaringen waren over haar situatie. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. de Keuning, met mr. N.Y. Majoor als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5392

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F. Arslan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

Bij besluit van 6 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een visum kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 16 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2022 op zitting behandeld. Referent, [A] , is verschenen. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Oolman – Bakah. Als toehoorder was aanwezig [B] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag 1] 1984 en heeft de Ghanese nationaliteit. Zij heeft
op 29 april 2021 verzocht om een visum kort verblijf met als doel haar (voormalige) partner, referent, te bezoeken, samen met hun twee minderjarige kinderen (een tweeling, geboren
[geboortedag 2] 2019). De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen op
grond van artikel 32 van de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke Visumcode). Volgens verweerder heeft eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende aangetoond en is niet aannemelijk dat zij voornemens om tijdig terug te keren naar Ghana.
3. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit in bezwaar
gehandhaafd. Eiseres heeft eerder, in 2016 en 2018, verzocht om een visum voor verblijf bij referent in Nederland. Beide aanvragen zijn (onder meer) afgewezen omdat het voornemen van eiseres om terug te keren onvoldoende was aangetoond dan wel aannemelijk was gemaakt. In deze (onderhavige) procedure heeft eiseres verzocht om een visum voor kort verblijf met als doel om met haar twee minderjarige kinderen (met de Nederlandse nationaliteit) op bezoek te gaan bij referent. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres voldoende sociale en economische banden heeft met Ghana, waardoor tijdige terugkeer niet is gewaarborgd. Verweerder heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de verstrekte informatie in de aanvraag onbetrouwbaar en tegenstrijdig is. Volgens verweerder heeft eiseres getracht de visumafgifte te bevorderen met het (bewust) verstrekken van foutieve informatie.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres is
moeder van twee minderjarige kinderen. Eiseres wil samen met haar kinderen naar Nederland reizen voor een bezoek aan hun vader, referent. Zij wil na haar bezoek terugkeren naar Ghana, waar zij zorgt voor haar moeder en een baan heeft. Verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres onjuiste informatie heeft verstrekt om de visumafgifte te bevorderen. Eiseres is geschaad in haar belangen, omdat zij niet beschikt over de asielaanvragen van 2016 en 2018 en zich daarom niet kan verweren tegen de door verweerder genoemde tegenstrijdigheden. Ook is zij niet gehoord over de tegenstrijdigheden. Verweerder heeft geen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden en heeft onzorgvuldig gehandeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het visum. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6. De rechtbank overweegt dat uit het arrest Koushkaki van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 december 2013 [1] volgt dat verweerder bij het onderzoek van een visumaanvraag, met betrekking tot de beoordeling van de relevante feiten, over een ruime beoordelingsmarge beschikt om te bepalen of een van de in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode vermelde gronden voor weigering van een visum aan de aanvrager kan worden tegengeworpen. Dit betekent dat de rechter de beoordeling van verweerder slechts terughoudend kan toetsen
Goede procesorde
7. Verweerder heeft bij het verweerschrift van 6 juli 2022 stukken van de visumaanvraag uit 2018 overgelegd. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat het overleggen van deze stukken in dit stadium in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank passeert die grond. Verder werpt verweerder ten aanzien van de visumaanvraag uit 2016 slechts tegen dat het feit dat die aanvraag is ingediend en dat daar dezelfde referent is genoemd, niet valt te rijmen met het feit dat eiseres heeft verklaard referent in 2018 te hebben ontmoet. Dat in 2016 een visumaanvraag is ingediend en dat daar dezelfde referent is genoemd, is niet betwist. Gelet hierop is het niet onzorgvuldig dat verweerder de stukken over 2016 niet in het geding heeft gebracht. Ten aanzien van 2018 geldt dat verweerder terecht heeft opgemerkt dat eiseres zelf ook over de stukken van deze eerdere visumaanvraag moet beschikken. Daarnaast zijn de tegenstrijdigheden beschreven in het bestreden besluit. Dat deze stukken pas de dag voor de zitting door verweerder zijn overgelegd, wordt mede gelet op de beperkte omvang van die stukken en het beperkte aantal tegengeworpen tegenstrijdigheden, niet in strijd met de goede procesorde geacht. Eiseres wordt geacht zich daartegen te hebben kunnen verweren.
Tegenstrijdige informatie
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen
stellen dat er sprake is van tegenstrijdige verklaringen. Verweerder heeft eiseres kunnen tegenwerpen dat zij in het aanvullend interview met de Nederlandse Ambassade heeft verklaard dat zij referent in 2018 in Ghana heeft ontmoet, terwijl niet in geschil is dat zij in 2016 een aanvraag (voor een visum kort verblijf) heeft gedaan om bij deze referent te verblijven. Dat het ging om een vergissing en dat eiseres en referent elkaar in 2014 hebben ontmoet en dat sindsdien sprake is van een relatie, is op geen enkele wijze onderbouwd en niet aannemelijk. Verder is in de eerdere procedure aangegeven dat referent de oom zou zijn van eiseres en zou referent eiseres financieel hebben gesteund sinds het overlijden van haar vader in 1999. In de huidige procedure stelt referent dat de vader van eiseres is overleden in 2016. Verder is in 2018 verklaard door eiseres dat zij in 2017 is gehuwd, terwijl in de huidige aanvraag is verklaard dat zowel eiseres als referent ongehuwd zijn. Gelet op deze tegenstrijdige informatie heeft verweerder eiseres kunnen tegenwerpen dat het doel en de omstandigheden van het verblijf onvoldoende zijn aangetoond.
Vestigingsgevaar
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sociale en economische binding met Ghana niet zijn aangetoond. Eiseres stelt ongehuwd te zijn, waardoor er geen sterke band met Ghana bestaat wat betreft een eigen achterblijvend gezin waarvoor eiseres verantwoordelijkheid draagt. Verder is niet gebleken dat eiseres zorg draagt voor andere directe familieleden. Pas op zitting is voor het eerst gesteld dat eiseres voor haar moeder zorgt. Die stelling is verder niet onderbouwd. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van maatschappelijke verplichtingen die eiseres dwingen tijdig naar Ghana terug te keren. Daarbij hebben beide kinderen en hun vader de Nederlandse nationaliteit. Het is niet onaannemelijk dat eiseres de kinderen in Nederland op wil laten groeien. Dit is op zitting ook bevestigd door referent. Referent heeft op zitting verklaard dat hij graag zou willen dat de kinderen in Nederland blijven, in Nederland naar school zullen gaan en dat eiseres zal blijven om voor hen te zorgen. Verder heeft eiseres ook niet onderbouwd dat zij in Ghana werkzaam is. Gelet hierop kan niet worden aangenomen dat eiseres een zodanige economische binding heeft met het land van herkomst dat tijdige terugkeer naar Ghana redelijkerwijs gewaarborgd is te achten.
Hoorplicht
10. Met betrekking tot de hoorplicht wijst verweerder op het volgende. Uit de inhoud
van het bezwaarschrift, beoordeeld in samenhang met hetgeen in eerste instantie door eiseres is aangevoerd en met de motivering van de bestreden beschikking, blijkt reeds aanstonds dat de bezwaren van eiseres ongegrond zijn, terwijl er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is over die conclusie. Hieruit volgt dat het bezwaarschrift terecht als kennelijk ongegrond is aangemerkt. Aldus heeft verweerder op grond van artikel 7:3, onder b, Awb mogen afzien van het horen van eiseres.
11. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep
ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2013:862.