ECLI:NL:RBDHA:2022:12086
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen weigering verklaring verkrijging Nederlanderschap door optie
Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Mustafazade, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door M. Gürsültür en S. Topaloglu. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. In deze zaak was in geschil of de uitnodiging voor de hoorzitting in bezwaar op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gemachtigde van eiser de uitnodiging per e-mail had ontvangen. Eiser had geen argumenten kunnen aandragen die de onrechtmatigheid van het bestreden besluit konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had aangenomen dat de uitnodiging voor de hoorzitting op 2 september 2021 was aangekomen bij de gemachtigde van eiser.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten. Eiser had in eerdere besluiten, waaronder het primaire besluit van 6 februari 2020, geen bevestiging gekregen van de verklaring ter verkrijging van het Nederlanderschap door optie. Het bestreden besluit van 18 oktober 2021, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, werd door de rechtbank bevestigd. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.