ECLI:NL:RBDHA:2022:12085

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
SGR 21/7800
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag energiebesparende maatregelen door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de afwijzing van een subsidieaanvraag voor energiebesparende maatregelen. De eiser had op 26 april 2021 een subsidie aangevraagd voor het uitvoeren van dak- en gevelisolatie aan zijn woning, maar deze aanvraag werd door de minister afgewezen. De minister stelde dat de aangevraagde maatregelen niet voldeden aan de vereisten voor subsidieverlening, met name omdat het isolatiemateriaal niet voldeed aan de minimale Rd-waarde en omdat niet aan de voorwaarde werd voldaan dat er twee of meer energiebesparende maatregelen moesten worden uitgevoerd.

De eiser voerde aan dat hij de dupe was van onzorgvuldigheid en gebrekkige informatie van de zijde van de minister, en dat hij had vertrouwd op eerdere goedkeuringen van vergelijkbare aanvragen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister terecht had afgewezen, omdat de eiser niet kon vertrouwen op eerdere goedkeuringen die waren gebaseerd op onjuiste informatie. De rechtbank concludeerde dat de minister niet gehouden was om gemaakte fouten te blijven herhalen en dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7800

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Daniels).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de subsidieaanvraag van eiser afgewezen.
Bij besluit van 27 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld via een beeldverbinding. Eiser was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft een subsidie aangevraagd voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen (als bedoeld in de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH)) voor zijn woning aan de [adres] [huisnummer] te [plaats] , zoals dakisolatie en gevelisolatie, voor in totaal een bedrag van € 4.792,-.
2. Verweerder heeft de aanvraag bekeken en vindt dat de energie besparende maatregelen niet aan de regels voor subsidieverlening voldoet. De aanvraag voor subsidie voor dakisolatie is afgewezen, omdat het isolatiemateriaal niet voldoet aan de vereiste minimale Rd-waarde. [1] De aanvraag voor subsidie voor gevelisolatie is afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan artikel 7 lid 1 sub a van de SEEH, waarin staat dat subsidie wordt verstrekt voor het laten uitvoeren van twee of meer energiebesparende maatregelen.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Eiser stelt dat hij de dupe is geworden van de onzorgvuldigheid en gebrekkig informatie van de zijde van verweerder. Er zijn er een groot aantal aanvragen waarbij dezelfde isolatie techniek is gebruikt die eerder wel zijn goedgekeurd. Hij heeft ter goeder trouw gehandeld en hij heeft vertrouwd dat de subsidie zou worden toegekend. Verweerder heeft het beleid met betrekking tot het goedkeuren en afkeuren van de door VDS gebruikte techniek van dakisolatie gewijzigd en geen overgangstermijn gehanteerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank overweegt dat verweerder een eigenaar-bewoner ten behoeve van zijn woning subsidie kan verstrekken voor onder andere het na 14 augustus 2019 (peildatum) door een bouwbedrijf laten uitvoeren van twee of meer energiebesparende maatregelen als aan de voorwaarden wordt voldaan.
5. Het is niet in geschil dat er dakisolatie is aangebracht. Het betreft HR+++EPS parels. Eiser bestrijdt niet dat de dakisolatie niet voldoet aan de minimale Rd-waarde van 3,5 m2k/W.
6. Voor verweerder vormt de onjuiste informatie die het bouwbedrijf aan eiser heeft verstrekt geen aanleiding voor het toekennen van de subsidie. Er wordt niet aan de voorwaarden van de subsidie voldaan. Het voorgaande betekent dat verweerder de subsidieaanvraag van eiser voor energiebesparende maatregelen voor zijn woning heeft kunnen afwijzen.
7. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de afwijzing in het geval van eiser een gevolg is van een gewijzigd beleidsinzicht of van het ontdekken van een onjuistheid in de aanvraag en wijze van behandeling.
8. Verweerder heeft op de zitting uiteengezet dat hij eerder een aantal met die van eiser vergelijkbare aanvragen heeft gehonoreerd. Daarbij ging hij er - na later bleek ten onrechte -van uit dat het ook door eiser ingeschakelde bouwbedrijf op het aanvraagformulier de juiste informatie had vermeld. Nadat verweerder met de onjuistheid van die informatie bekend werd, heeft hij volgende aanvragen afgewezen omdat verweerder niet gehouden is om gemaakte fouten te blijven herhalen.
9. De rechtbank volgt verweerder dat eiser geen vertrouwen kon ontlenen aan een beleidsbepaling van verweerder. Verweerder heeft een aantal aanvragen gehonoreerd op grond van verkeerde informatie, maar aan die omstandigheid kon eiser niet het vertrouwen ontlenen dat verweerder positief op zijn aanvraag diende te beslissen. Daaraan kan ook niet afdoen dat eiser geen mogelijkheid heeft tot schadeverhaal op het bouwbedrijf omdat dit failliet is verklaard.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 4, lid 1 SEEH.