ECLI:NL:RBDHA:2022:12038
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Tunesische nationaliteit hebbende, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 februari 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 29 maart 2022, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. van Elp, en verweerder door mr. A. Bondarev.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de aanvraag van verzoeker niet meer in behandeling hoeft te worden genomen, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.3683) die betrekking heeft op verzoeker. Hierdoor is de noodzaak voor een voorlopige voorziening komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.