ECLI:NL:RBDHA:2022:12037
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van veilig land van herkomst en criminele antecedenten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Tunesische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, nadat zijn eerdere verblijfsvergunning regulier was ingetrokken vanwege criminele veroordelingen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, onder verwijzing naar artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. van Elp, en de verweerder door mr. A. Bondarev.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de asielaanvraag op drie gronden was gebaseerd: de aangevoerde redenen waren niet relevant voor de asielaanvraag, Tunesië werd als een veilig land van herkomst beschouwd, en eiser had een zwaar inreisverbod vanwege ernstige criminele antecedenten. Eiser betwistte de kwalificatie van Tunesië als veilig land van herkomst en voerde aan dat hij niet goed behandeld werd door de autoriteiten in Tunesië. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen relevante asielgerelateerde elementen had aangevoerd tijdens zijn gehoor en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 april 2022, en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.