ECLI:NL:RBDHA:2022:12037

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL22.3683
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel op grond van veilig land van herkomst en criminele antecedenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Tunesische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, nadat zijn eerdere verblijfsvergunning regulier was ingetrokken vanwege criminele veroordelingen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, onder verwijzing naar artikel 30b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. van Elp, en de verweerder door mr. A. Bondarev.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de asielaanvraag op drie gronden was gebaseerd: de aangevoerde redenen waren niet relevant voor de asielaanvraag, Tunesië werd als een veilig land van herkomst beschouwd, en eiser had een zwaar inreisverbod vanwege ernstige criminele antecedenten. Eiser betwistte de kwalificatie van Tunesië als veilig land van herkomst en voerde aan dat hij niet goed behandeld werd door de autoriteiten in Tunesië. De rechtbank oordeelde echter dat eiser geen relevante asielgerelateerde elementen had aangevoerd tijdens zijn gehoor en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 april 2022, en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.3683
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D. van Elp), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.3684, op 29 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999.
2. Eiser is op 21 augustus 2015 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier op grond van verblijf bij zijn moeder, [A] . Verweerder heeft deze verblijfsvergunning op 27 januari 2021 ingetrokken omdat eiser meerdere malen is veroordeeld voor een misdrijf. Eiser is op 27 september 2021 overgeplaatst van strafrechtelijke detentie naar vreemdelingenbewaring. Eiser heeft toen een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel.
3. Bij uitspraak van 26 november 2021 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om geen verblijfsvergunning asiel aan hem te verlenen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft
verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen en daarbij een herbeoordeling te maken van Tunesië als veilig land van herkomst.
Bestreden besluit
4. Op 25 februari 2022 heeft verweerder een nieuw besluit genomen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en j, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser bij de indiening van zijn aanvraag en tijdens de gehoren alleen aangelegenheden aan de orde heeft gesteld die niet ter zake doen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel (onderdeel a). Daarnaast heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond omdat hij afkomstig is uit een veilig land van herkomst (onderdeel b) en omdat aan hem een zwaar inreisverbod is opgelegd vanwege ernstige criminele antecedenten (onderdeel j).
Beroep
5. Eiser is het niet eens met het besluit en voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat Tunesië een veilig land van herkomst is. Verweerder heeft zich niet op het kort thematisch ambtsbericht Tunesië van 14 december 2021 mogen baseren. Die herbeoordeling voldoet niet aan de vereisten uit de Procedurerichtlijn. Daarnaast is Tunesië geen veilig land van herkomst. Dit blijkt volgens eiser uit tal van openbare bronnen. Verder is er sprake is van een tweede relevant element. Tijdens het verhoor door de Vreemdelingenpolitie van 27 september 2021 heeft eiser verklaard dat niemand in Tunesië goed wordt behandeld en dat hij klappen heeft gehad van de autoriteiten.
Oordeel rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat eiser uitsluitend beroepsgronden heeft aangevoerd tegen artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Tegen de toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en j, van de Vw 2000 heeft eiser geen gronden gericht. Nu dat niet ter discussie staat, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en j, van de Vw 2000 als kennelijk ongegrond mogen afwijzen omdat deze onderdelen het besluit zelfstandig kunnen dragen. Eiser heeft wel nog aangevoerd dat er sprake is van een tweede relevant element. De rechtbank is het met verweerder eens dat daar geen sprake van is, omdat hij tijdens zijn gehoor geen asielgerelateerde elementen naar voren heeft gebracht. Het betoog van eiser op de zitting dat hij psychisch niet in staat was om eenduidige verklaringen af te leggen, slaagt niet omdat dat verder niet aannemelijk is gemaakt.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepsgrond die ziet op de vraag of Tunesië (voor eiser) een veilig land van herkomst is, hoeft daarom niet besproken te worden. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 april 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.