ECLI:NL:RBDHA:2022:12034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL21.9956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door de eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en op 23 juli 2021 de asielaanvraag van de eiser ingewilligd. Na deze beslissing heeft de eiser het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan de eiser is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog aanhangig was. De eiser heeft zijn verzoek om proceskostenvergoeding gelijktijdig met de intrekking van het beroep gedaan, waardoor het verzoek gegrond is.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot dit bedrag. De uitspraak is gedaan door rechter W. Anker en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9956

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 23 juli 2021 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen als de indiener daartoe een verzoek doet gelijktijdig met de intrekking.
2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) is sprake van tegemoetkomen in de zin van dit artikellid wanneer hangende een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing wordt genomen, behalve als de indiener wist dat op korte termijn een besluit zou worden genomen of als het besluit is genomen kort na ontvangst van noodzakelijke aanvullende gegevens van de indiener. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1753).
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen. Verzoeker heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten gedaan gelijktijdig met de intrekking van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
4. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
5. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de door verzoeker gemaakte proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.