ECLI:NL:RBDHA:2022:12034
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door de eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en op 23 juli 2021 de asielaanvraag van de eiser ingewilligd. Na deze beslissing heeft de eiser het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan de eiser is tegemoetgekomen door alsnog een beslissing te nemen, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog aanhangig was. De eiser heeft zijn verzoek om proceskostenvergoeding gelijktijdig met de intrekking van het beroep gedaan, waardoor het verzoek gegrond is.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot dit bedrag. De uitspraak is gedaan door rechter W. Anker en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.