ECLI:NL:RBDHA:2022:12026

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
NL22.15458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling en politieke bedreigingen in Colombia

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 november 2022, is de asielaanvraag van eiser, een Colombiaanse nationaliteit houder, afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 10 december 2021, waarbij hij stelde dat hij en zijn familie in 2002 ontheemd waren geraakt door geweld van de FARC. Hij beweerde dat hij na zijn zestiende jaar opnieuw bedreigd werd door de FARC vanwege de politieke activiteiten van zijn vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld samen met andere asielzaken en heeft de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser en zijn vriend, die ook betrokken was bij de aanvraag, beoordeeld.

De rechtbank concludeerde dat hoewel de identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, de gestelde bedreigingen door de FARC niet als geloofwaardig konden worden aangemerkt. De verklaringen van eiser en zijn vriend vertoonden significante tegenstrijdigheden, wat de geloofwaardigheid van hun verhaal ondermijnde. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende concrete en gedetailleerde informatie had verstrekt over de bedreigingen en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade zou lopen.

De rechtbank wees erop dat eiser niet onverwijld had gemeld bij de autoriteiten na zijn binnenkomst in Nederland, wat ook bijdroeg aan de afwijzing van zijn aanvraag. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.15458

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.M. Lorier).

ProcesverloopBij besluit van 4 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2022 op zitting behandeld samen met de zaak NL22.15459 en gelijktijdig met de zaken NL22.15456 en NL22.15457. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Colombiaanse nationaliteit. Op 10 december 2021 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend, gelijktijdig met zijn vriend, [Naam 2] (verder: [Naam 2]). Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij en zijn familie in 2002 ontheemd zijn geraakt door geweld van de FARC. [1] Na zijn zestiende jaar (2018) is hij opnieuw bedreigd door de FARC vanwege de (politieke) werkzaamheden van zijn vader. Eiser en zijn vriend [Naam 2] zijn door leden van de FARC op 10 januari 2021 bedreigd met een vuurwapen en op 15 oktober 2021 beschoten. Daarnaast zou hij een keer door vijf of zes mensen van de FARC zijn geslagen en zou zijn moeder van hen bedreigingen hebben ontvangen vanwege hem.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst en zijn gedwongen ontheemding door de FARC zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder acht de gestelde bedreigingen door de FARC niet geloofwaardig. De verklaringen van eiser en [Naam 2] over de beide gewapende incidenten zijn volgens verweerder dermate tegenstrijdig dat deze in sterke mate afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde gebeurtenissen. Daarnaast zijn eisers verklaringen over de gestelde bedreigingen in 2018 en het verband met de incidenten in 2021 vaag en summier. Ook eisers verklaringen over het incident waarbij hij zou zijn geslagen en over de bedreigingen die zijn moeder zou hebben ontvangen zijn niet concreet. De geloofwaardig geachte elementen zijn verder niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. [3] Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Omdat eiser Nederland onrechtmatig is binnenkomen en hij zich hierna niet onverwijld heeft gemeld als asielzoeker heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser merkt op dat verweerder niet kenbaar in zijn beoordeling heeft betrokken wat wel gelijkluidend door beiden wordt verklaard en overeenstemt met informatie uit algemene bronnen. Daarnaast gaat verweerder ten onrechte uit van de kennelijke aanname dat personen die bij dezelfde, in dit geval ook chaotische, incidenten betrokken zijn exact gelijk moeten kunnen verklaren. Eiser persisteert in beroep bij wat hij in de zienswijze over de verschillende tegenwerpingen naar voren heeft gebracht. De genoemde verschillen in hun verklaringen zijn logisch en te rechtvaardigen.
Verweerder heeft op sommige punten niet voldoende doorgevraagd. Verweerder motiveert verder niet voldoende waarom van eiser meer informatie kan worden verlangd over de activiteiten van zijn vader en de bedreigingen ten aanzien van zijn vader. Verweerder betrekt hierbij niet expliciet dat wordt gevolgd dat eiser ontheemde is. Dat eiser bewijs over de bedreigingen is verloren, kan niet bijdragen aan de ongeloofwaardigheid van de bedreigingen. De aanvraag is ten onrechte als kennelijk ongegrond afgewezen. Verweerder is daarbij namelijk niet ingegaan op de zienswijze dat het gestelde illegaal verblijf van eiser niet voldoende is gemotiveerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Incident 10 januari 2021
4. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser en [Naam 2] niet eenduidig hebben verklaard over de vraag of de gezichten van hun belagers zichtbaar waren. Eiser heeft verklaard dat alleen de ogen van de mannen te zien waren, [4] terwijl [Naam 2] heeft verklaard dat de gezichten van hun belager soms wel en soms niet zichtbaar waren. [5] Eiser is tijdens zijn nader gehoor geconfronteerd met de verklaring van [Naam 2]. [6] Dat dit onderdeel niet voldoende is uitgevraagd wordt dan ook niet gevolgd.
5. Verweerder wijst verder terecht op de wisselende verklaringen van beiden over de vraag wie van hen werd benaderd. Eiser verklaart hierover dat de belagers zich tot hem hebben gericht [7] , terwijl [Naam 2] verklaart dat hij en eiser beiden werden aangesproken. [8]
Incident 15 oktober 2021
6. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat eiser en [Naam 2] wisselend hebben verklaard over het aantal personen dat hen benaderde. [9] Eiser heeft expliciet verklaard dat twee personen naar hem toekwamen en dat hij heel duidelijk zag dat er op hem werd gericht, [10] terwijl [Naam 2] meermaals heeft verklaard dat het drie personen betrof. [11] Voorts heeft verweerder terecht overwogen dat eiser en [Naam 2] wisselend hebben verklaard over hoe het incident is verlopen. Eiser heeft in eerste instantie beaamd dat de belagers meteen begonnen met schieten, [12] terwijl [Naam 2] verklaart dat de belagers begonnen te schelden en (daarna) op een gegeven moment begonnen te schieten. [13] Eerst geconfronteerd met dit verschil, heeft eiser verklaard dat er ook is gescholden maar dat dat niet zo belangrijk is. [14] Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser en [Naam 2] nadien met elkaar over het incident hebben gesproken en dus op de hoogte zouden kunnen zijn van eventuele verschillen in hun persoonlijke waarneming.
Politieke activiteiten vader
7. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd en niet ten onrechte overwogen dat van eiser verwacht mag worden dat hij uitgebreider en concreter kan verklaren over de bedreigingen van zijn vader door de guerrilla, nu er volgens eiser zelf een verband is tussen de bedreigingen van zijn vader en de bedreigingen jegens hem persoonlijk [15] en eiser ook heeft gesteld dat hij hiervan bewijs in handen heeft gehad. [16] Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser met zijn vage en summiere verklaringen hierover niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bedreigingen jegens hem door de guerrilla zijn begonnen in 2018 en tot de andere gestelde incidenten hebben geleid. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat dit in verdere mate afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de incidenten. Dat verweerder daarnaast gelooft dat eiser als pasgeborene zestien jaar daarvóór ontheemd is geraakt door toedoen van FARC leidt niet tot een nadere motiveringsplicht voor verweerder.
Overige incidenten
8. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet dat eisers verklaringen over de overige door hem genoemde incidenten niet voldoende concreet zijn. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte tegengeworpen dat van eiser mag worden verwacht dat hij concretere verklaringen kan afleggen over de gebeurtenis waarbij hij is geslagen, gezien de door eiser aangenomen relatie met de andere gestelde bedreigingen. Voor wat betreft de gestelde bedreigingen die zijn moeder heeft ontvangen heeft verweerder hierbij ook kunnen betrekken dat eiser stelt van deze bedreigingen concreet bewijs te hebben gehad. [17]
9. Gelet op genoemde tegenwerpingen heeft verweerder niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over de gestelde bedreigingen door leden van de FARC. In de omstandigheid dat de verklaringen van eiser overeenstemmen met wat uit algemene bronnen bekend is, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om anders te concluderen, omdat van eiser mag worden verwacht dat hij geloofwaardige verklaringen aflegt over zijn gestelde vrees.
Kennelijk ongegrond
10. Uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij Nederland is ingereisd met de bedoeling om hier asiel te vragen. Gelet op dit doel maakte eiser geen aanspraak op een zogenaamde vrije termijn, bedoeld voor kort verblijf. [18] Eiser is dan ook niet op rechtmatige wijze ingereisd. Verweerder behoefde dit niet nader feitelijk te motiveren. Niet in geschil is dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld bij de Nederlandse autoriteiten. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia.
2.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
4.Pagina 9 en 12 van het rapport nader gehoor.
5.Pagina 14 en 19 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
6.Pagina 12 van het rapport nader gehoor.
7.Pagina 9 van het rapport nader gehoor.
8.Pagina 4 en 14 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
9.Pagina 10 van het rapport nader gehoor en pagina 5 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
10.Pagina 10 van het rapport nader gehoor.
11.Pagina 15, 16 en 17 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
12.Pagina 10 van het rapport nader gehoor.
13.Pagina 16 van het rapport nader gehoor van [Naam 2].
14.Pagina 13 van het rapport nader gehoor.
15.Pagina 4, 8 en 9 van het rapport nader gehoor.
16.Pagina 13 van het rapport nader gehoor.
17.Pagina 6 van het rapport nader gehoor.
18.Artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 (Schengengrenscode).