Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Tunesische vreemdeling. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D.W.M. van Erp, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser van Tunesische nationaliteit is en dat hij op 3 mei 2022 in bewaring is gesteld. Tijdens de zitting op 16 mei 2022 heeft de eiser betoogd dat de zware gronden voor de bewaring niet voldoende waren onderbouwd en dat hij rechtmatig verblijf had omdat er beroep was ingesteld en een voorlopige voorziening was aangevraagd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zware gronden onder 3c en 3i feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn, en dat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de Staatssecretaris niet had hoeven volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling, ondanks de psychische problemen van de eiser. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.