ECLI:NL:RBDHA:2022:12009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
C/09/623822 / HA ZA 22-67
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap van een overleden moeder tussen haar kinderen, met geschil over betalingen door de zoon en de terugbetaling van een lening

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van een overleden moeder tussen haar drie kinderen, [dochter1], [dochter2] en [zoon]. De moeder is op 17 april 2020 overleden, en de kinderen zijn het niet eens over de wijze van verdeling van de nalatenschap. De zoon heeft gedurende een aantal jaren de bankrekeningen van de moeder beheerd en heeft betalingen aan zichzelf gedaan, waarvan de andere twee kinderen stellen dat deze zonder instemming van de moeder zijn gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zoon een bedrag van € 54.000 aan de nalatenschap verschuldigd is, dat hij in 2013 van de moeder heeft geleend, en dat hij ook andere bedragen moet terugbetalen die hij onterecht aan zichzelf heeft overgemaakt. De rechtbank heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vastgesteld op basis van de Erfrechtverordening, aangezien de moeder haar gewone verblijfplaats in Nederland had en zij in haar testament Nederlands recht heeft gekozen. De rechtbank heeft de vorderingen van de partijen gezamenlijk beoordeeld en geconcludeerd dat de zoon alle bedragen die door zijn zussen zijn genoemd, moet vergoeden aan de nalatenschap. De rechtbank heeft de wijze van verdeling van de nalatenschap vastgesteld en de proceskosten tussen de partijen gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/623822 / HA ZA 22-67
Vonnis van 16 november 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[dochter1] te [plaats01] ,

2.
[dochter2]te [plaats02] (Verenigd Koninkrijk),
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J.C. Herweijer te Rijswijk Zh,
tegen
[zoon]te [plaats03] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.G. Schnoor te Den Haag.
Partijen worden hierna [dochter1] , [dochter2] en [zoon] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 4 januari 2022 met producties 1 t/m 5;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie met producties 1 en 2;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken. Deze aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier. Dat geldt ook voor de notariële “volmacht ingeval van ziekte” van 23 februari 2010, die tijdens de zitting (met goedvinden van [dochter1] en [dochter2] ) door [zoon] is overgelegd.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de kinderen van [naam01] (hierna: vader) en [naam02] (hierna: moeder). Partijen zijn dus broer en zussen van elkaar. Vader is overleden op 9 september 2002.
2.2.
Op 17 juli 2013 heeft [zoon] bij de notaris een schuldbekentenis ondertekend. Hierin verklaart [zoon] dat hij in juni 2013 een bedrag van € 54.000 heeft geleend van moeder tegen een rente van 5,5% per jaar. Ook is opgenomen dat het geleende bedrag pas opeisbaar is als moeder is overleden.
2.3.
[zoon] heeft tot 2018 de bankrekeningen van moeder beheerd. In 2019 heeft [dochter1] het beheer van die rekeningen overgenomen.
2.4.
Moeder heeft op 16 december 2019 een testament laten opmaken. In dit testament is bepaald dat de wettelijke erfopvolging van toepassing is. In dit testament heeft zij ook het volgende vastgelegd (waarbij de taalfout wordt overgenomen):
“BIJZONDERE BEPALING
Ik maak bekend dat ik in juni tweeduizend dertien aan mijn zoon [zoon] een bedrag heb geleend van VIERENBIJFTIG DUIZEND EURO (€ 54.000,00). Dit bedrag dient door hem onverkort aan de nalatenschap te worden terugbetaald. In ieder geval direct na verkoop van de woning. Ingeval hij meldt dat de schuld is ingelost licht op hem de bewijslast.”
2.5.
Moeder is overleden op 17 april 2020. Op grond van het testament van moeder zijn partijen samen de erfgenamen van moeder.
2.6.
Partijen zijn het niet eens geworden over de manier waarop de nalatenschap van moeder moet worden verdeeld. Daarover gaat deze procedure.

3.Wat vorderen partijen?

3.1.
[dochter1] en [dochter2] vorderen dat de rechtbank de nalatenschap van moeder verdeelt op de manier die zij voorstellen. Volgens hun voorstel heeft de nalatenschap acht vorderingen op [zoon] , die deels samenhangen met betalingen die [zoon] vanaf de bankrekening van moeder aan zichzelf heeft gedaan in de periode dat hij het beheer voerde over de rekeningen van moeder. Ook vorderen [dochter1] en [dochter2] dat [zoon] wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2.
[zoon] vordert op zijn beurt dat de rechtbank de nalatenschap verdeelt op de manier die hij voorstelt. [zoon] erkent dat hij geld schuldig is aan de nalatenschap, maar volgens hem gaat het maar om drie en niet om acht schulden. [zoon] vordert ook dat [dochter1] en [dochter2] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.3.
Partijen voeren over en weer verweer tegen de vorderingen van de ander. Op de stellingen van partijen wordt hierna verder ingegaan.

4.De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

4.1.
Omdat [dochter2] in het Verenigd Koninkrijk woont, heeft deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank moet daarom allereerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en welk recht van toepassing is. Op grond van artikel 4 van de Erfrechtverordening [1] is de Nederlandse rechter bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen, omdat erflaatster op het tijdstip van haar overlijden haar gewone verblijfplaats in Nederland had. Erflaatster heeft in haar testament een rechtskeuze gemaakt voor Nederlands recht, zodat op grond van artikel 22 van de Erfrechtverordening Nederlands recht van toepassing is op de vererving en verdeling van haar nalatenschap.
4.2.
Omdat de vorderingen van beide partijen betrekking hebben op de verdeling van de nalatenschap, zal de rechtbank die vorderingen hierna gezamenlijk bespreken.
De omvang van de nalatenschap
4.3.
Partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat de nalatenschap van moeder op 1 juni 2021 de volgende activa en passiva omvatte:
Nalatenschap volgens [dochter1] en [dochter2]
Nalatenschap volgens [zoon]
Activa
Activa
ING rekening
€ 49.000
ING rekening
€ 49.000
Vordering op 9Cijfers
€ 200.000
Vordering op 9Cijfers
€ 200.000
Vordering op [zoon] ivm 9Cijfers
€ 19.922
Vordering op [zoon] ivm 9Cijfers
€ 19.922
Vordering op [zoon] ivm belasting
€ 13.781
Vordering op [zoon] ivm belasting
€ 13.781
Vordering op [zoon] ivm Superlease
€ 1.623
Vordering op [zoon] ivm Superlease
€ 1.623
Vordering op [zoon] ivm verkoopopbrengst woning
€ 15.000
Vordering op [zoon] ivm betaalde “makelaarskosten”
€ 16.637
Vordering op [zoon] ivm Mercedes
€ 3.955
Vordering op [zoon] ivm hypothecaire lening
€ 54.000
Vordering op [zoon] ivm rente over hypothecaire lening
€ 10.365
Nog te ontvangen rente van 9Cijfers
€ 63.000
Passiva
Passiva
Schuld aan [zoon] ivm makelaarskosten
€ 4.991
Over de posten die [dochter1] en [dochter2] wel hebben opgenomen en [zoon] niet, bestaat tussen partijen een geschil. De rechtbank zal hierna de discussiepunten bespreken in de volgorde zoals opgenomen in het overzicht. Vooraf merkt zij het volgende op.
4.4.
Partijen verschillen vooral van mening over een aantal betalingen die [zoon] vanaf de bankrekening van moeder aan zichzelf heeft gedaan in de periode waarin hij het beheer voerde over de rekeningen van moeder. [dochter1] en [dochter2] stellen zich op het standpunt dat [zoon] die bedragen moet terugbetalen, omdat de betalingen niet de instemming van moeder hadden. [zoon] bestrijdt dat en voert aan dat hij over alle betalingen overleg heeft gevoerd met moeder.
4.5.
Het komt regelmatig voor dat erfgenamen zich na een overlijden op het standpunt stellen dat degene die toegang had tot de bankrekening van de overledene zichzelf geld van de overledene heeft toegeëigend. Zo’n vordering (gegrond op onrechtmatig handelen, wanprestatie, onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking) kan alleen worden toegewezen als kan worden vastgesteld dat de overledene niet (stilzwijgend) heeft ingestemd met de betalingen.
4.6.
In dit geval hebben [dochter1] en [dochter2] gemotiveerd gesteld dat moeder blind vertrouwde op het beheer dat [zoon] over haar vermogen voerde en dat zij haar bankafschriften nooit controleerde. Dat heeft [zoon] niet weersproken, zodat dat vast staat. Dit betekent dat ook tussen partijen vaststaat dat moeder de betalingen door [zoon] waar het in deze procedure om gaat niet op haar bankafschriften heeft gezien. Om die reden kan niet worden geconcludeerd dat moeder stilzwijgend heeft ingestemd met de betalingen door er niet tegen te protesteren. Omdat [dochter1] en [dochter2] gemotiveerd hebben gesteld dat [zoon] de betalingen zonder overleg met moeder heeft gedaan, betekent dit dat het op de weg van [zoon] ligt om zijn standpunt dat hij overleg heeft gevoerd met moeder over de bedragen die hij volgens [dochter1] en [dochter2] aan de nalatenschap moet terugbetalen, goed te onderbouwen. Uit het hierna volgende blijkt dat [zoon] dat niet heeft gedaan, zodat de rechtbank van oordeel is dat [zoon] alle bedragen die [dochter1] en [dochter2] hebben genoemd, moet vergoeden aan de nalatenschap.
Vordering op [zoon] i.v.m. verkoopopbrengst woning
4.7.
De woning van moeder is in 2018 (dus nog tijdens het leven van moeder) verkocht. Van de verkoopopbrengst heeft [zoon] vanaf de bankrekening van moeder aan [dochter1] en [dochter2] ieder een bedrag van € 65.000 uitbetaald en aan zichzelf € 80.000.
4.8.
[dochter1] en [dochter2] stellen dat het bedrag van € 15.000, dat [zoon] méér heeft ontvangen dan zij, moet worden verrekend met het erfdeel van [zoon] . Het is volgens hen nooit de bedoeling van moeder geweest dat [zoon] zou worden bevoordeeld.
4.9.
Hoewel [zoon] er terecht op wijst dat er geen regel is die bepaalt dat ouders hun kinderen gelijk moeten behandelen, is niet gebleken dat moeder het eens was met de manier waarop de verkoopopbrengst van de woning onder de kinderen is verdeeld. Vast staat dat [zoon] de bankzaken van moeder regelde, en zoals de rechtbank in 4.6 overwoog moet ervan worden uitgegaan dat moeder zich nooit met haar financiën bemoeide. [zoon] heeft weliswaar gesteld dat [dochter1] , [dochter2] en hij met moeder hebben gesproken over de manier waarop een deel van de verkoopopbrengst als voorschot op de erfenis aan hen zou worden uitbetaald, maar [dochter1] en [dochter2] hebben dat gemotiveerd weersproken. Zij hebben erop gewezen dat [zoon] in de correspondentie steeds heeft gezegd dat ieder van de kinderen € 65.000 zou ontvangen. Bij die stand van zaken heeft [zoon] niet voldoende onderbouwd dat hij de bedragen overeenkomstig de wens van moeder heeft uitbetaald. Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [zoon] nog een bedrag van € 15.000 aan de nalatenschap moet terugbetalen.
Vordering op [zoon] in verband met aan hem betaalde “makelaarskosten”
4.10.
[zoon] heeft op 19 oktober 2018 vanaf de bankrekening van moeder een bedrag van € 16.637,50 overgemaakt naar één van zijn eigen ondernemingen, onder vermelding van “verrekening kosten makelaar”. [dochter1] en [dochter2] stellen zich op het standpunt dat [zoon] dit bedrag aan de nalatenschap moet terugbetalen.
4.11.
[zoon] heeft gesteld dat hij (voordat de woning via een makelaar werd verkocht) veel werk heeft verzet om de woning van moeder onderhands te verkopen, en dat hij met moeder had afgesproken dat hij haar daarvoor 2,5% van de verkoopopbrengst in rekening mocht brengen. [dochter1] en [dochter2] hebben dat op hun beurt bestreden. Zij hebben betwist dat [zoon] überhaupt verkoopwerkzaamheden heeft verricht en hebben gesteld dat het percentage van 2,5% veel hoger is dan het bedrag dat makelaars doorgaans rekenen (terwijl [zoon] geen makelaar is en een lager bedrag dus logischer zou zijn). Ook hebben zij erop gewezen dat de factuur die (de onderneming van) [zoon] volgens zijn zeggen aan moeder heeft gestuurd allerlei mankementen vertoont. Ook dateert deze factuur van 22 oktober 2018, terwijl [zoon] het bedrag al op 19 oktober 2018 vanaf de bankrekening van moeder naar zijn onderneming heeft overgemaakt.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [zoon] onvoldoende onderbouwd dat de betaling van het bedrag van € 16.637,50 de instemming had van moeder, of berustte op een afspraak die hij met moeder had gemaakt. Niet alleen heeft hij niet onderbouwd dat hij werkzaamheden heeft verricht om de woning te verkopen, maar ook blijkt uit niets dat, als dit al zo is, moeder hem daarvoor wilde betalen of dat zij hem wilde betalen zonder dat daarvoor werkzaamheden waren verricht. Dit betekent dat [zoon] dit bedrag zonder rechtsgrond aan zijn onderneming heeft betaald. [zoon] heeft niet bestreden dat hij het bedrag in dat geval persoonlijk aan de nalatenschap moet terugbetalen, zodat de rechtbank daarvan uit zal gaan.
Vordering op [zoon] i.v.m. aankoop Mercedes
4.13.
[zoon] heeft op enig moment een bedrag van € 3.995 vanaf de bankrekening van moeder overgeboekt naar (naar de rechtbank begrijpt) een autodealer in verband met de aankoop door [zoon] van een Mercedes B-klasse. [dochter1] en [dochter2] stellen dat [zoon] dit bedrag aan de nalatenschap moet terugbetalen. [zoon] heeft dat bestreden. Hij voert aan dat hij de Mercedes heeft gekocht op verzoek van moeder, dat moeder daarom de aanbetaling en de BPM heeft betaald en dat hij de rest van het aankoopbedrag voor eigen rekening heeft genomen.
4.14.
Ook van deze stelling ontbreekt iedere onderbouwing, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat deze betaling (die niet in de eerste plaats in het belang van moeder was: de auto stond immers op naam van [zoon] ) de goedkeuring had van moeder. Dit bedrag moet daarom worden terugbetaald.
Vordering op [zoon] i.v.m. de hypothecaire lening van € 54.000
4.15.
[dochter1] en [dochter2] stellen zich tot slot op het standpunt dat [zoon] het bedrag van € 54.000 dat hij in 2013 van moeder heeft geleend nog aan de nalatenschap moet betalen, vermeerderd met € 10.365 aan rente. Zij verwijzen in dit verband naar de schuldbekentenis uit 2013 en het testament van moeder uit 2019. [zoon] stelt dat de vordering niet meer bestaat. Hij baseert dit standpunt op een document dat is gedateerd op 31 juli 2015, waarin moeder volgens [zoon] heeft verklaard dat [zoon] de lening op 1 juli 2014 volledig heeft afgelost. [dochter1] en [dochter2] hebben op hun beurt de echtheid van deze verklaring bestreden. Zij zeggen dat zij de handtekening onder het document niet herkennen als die van moeder en wijzen erop dat moeder alle belangrijke zaken altijd door de notaris liet vastleggen.
4.16.
Vast staat dat [zoon] in 2013 € 54.000 heeft geleend van moeder. Omdat [zoon] stelt dat hij dit bedrag heeft terugbetaald, ligt het op zijn weg om dit te bewijzen. Daarin is hij niet geslaagd.
4.17.
In de eerste plaats geldt dat niet is komen vast te staan dat de verklaring die [zoon] in het geding heeft gebracht daadwerkelijk van moeder afkomstig is. [dochter1] en [dochter2] hebben dat gemotiveerd bestreden, en [zoon] heeft vervolgens niets gedaan om te onderbouwen dat moeder de verklaring heeft getekend. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Ook verder heeft [zoon] geen onderbouwing geleverd van zijn stelling dat hij het geleende bedrag heeft terugbetaald. [zoon] heeft tijdens de zitting verteld dat het eigenlijk niet ging om een lening. [zoon] heeft betoogd dat hij na het overlijden van vader in 2002 jaarlijks een bedrag van € 4.500 heeft betaald aan een schuldeiser van opa van vaderszijde. Omdat moeder vond dat [zoon] niet hoefde op te draaien voor deze schuld, heeft zij [zoon] € 54.000 betaald. Om te voorkomen dat deze betaling zou worden aangemerkt als schenking, is een leningovereenkomst gemaakt. In 2015, toen de schuldeiser zich niet meer meldde, heeft moeder het document ondertekend waarin zij verklaart dat de lening volledig is afgelost.
4.18.
[dochter1] en [dochter2] hebben de lezing van [zoon] bestreden. Zij hebben betwist dat opa van vaderszijde überhaupt een schuld had, en (daarom) ook dat [zoon] die heeft afgelost. Zij wisten wel dat moeder geld aan [zoon] heeft geleend. Ook hebben zij erop gewezen dat [zoon] het in eerdere gesprekken over deze lening nooit heeft gehad over de gestelde schuld van opa en de verklaring van moeder.
4.19.
Omdat moeder nog in 2019 in haar testament heeft opgenomen dat [zoon] het bedrag van € 54.000 nog aan haar moest terugbetalen, en gelet op de gemotiveerde betwisting door [dochter1] en [dochter2] , kan niet op basis van de enkele verklaring van [zoon] worden aangenomen dat hij de nalatenschap geen geld meer schuldig is in verband met de lening. Zoals de rechtbank overwoog is niet komen vast te staan dat de verklaring daadwerkelijk afkomstig is van moeder, terwijl [zoon] bovendien zijn stelling dat eigenlijk geen sprake was van een lening op geen enkele manier heeft onderbouwd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat deze vordering onderdeel uitmaakt van de nalatenschap.
4.20.
[dochter1] en [dochter2] hebben de rente die [zoon] verschuldigd is becijferd op € 10.365. [zoon] heeft deze berekening niet bestreden, zodat de rechtbank zal vaststellen dat [zoon] in verband met de lening € 54.000 aan hoofdsom en € 10.365 aan rente aan de nalatenschap verschuldigd is.
Rente 9Cijfers
4.21.
Moeder heeft (na bemiddeling door [zoon] ) een bedrag van (nu nog) € 200.000 uitgeleend aan de onderneming 9Cijfers B.V. De leningovereenkomst loopt tot 2028. [zoon] heeft gesteld dat 9Cijfers tijdens de looptijd van de overeenkomst nog € 63.000 aan rente aan de nalatenschap moet betalen. Dat staat tussen partijen niet ter discussie. Omdat de hoofdsom en de daarover verschuldigde toekomstige rente nog niet opeisbaar zijn, zal de rechtbank in dit vonnis bepalen dat [dochter1] , [dochter2] en [zoon] ieder aanspraak kunnen maken op 1/3e deel van de vordering van € 200.000 en op 1/3e deel van de rente die 9Cijfers nog aan de nalatenschap zal betalen.
Schuld aan [zoon] i.v.m. makelaarskosten
4.22.
[zoon] heeft een bedrag van € 4.991 betaald aan de makelaar die betrokken is geweest bij de verkoop van de woning van moeder. Hij wil dat de nalatenschap dit bedrag aan hem vergoedt. [dochter1] en [dochter2] hebben daarmee ingestemd.
Samenvattend
4.23.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de nalatenschap alle door [dochter1] en [dochter2] genoemde activa en passiva omvat en de door [zoon] genoemde schuld aan hem in verband met de makelaarskosten:
Activa
ING rekening (saldo per 1 juni 2021)
€ 49.000
Vordering op 9Cijfers
€ 200.000
Vordering op [zoon] ivm 9Cijfers
€ 19.922
Vordering op [zoon] ivm belasting
€ 13.781
Vordering op [zoon] ivm Superlease
€ 1.623
Vordering op [zoon] ivm hypothecaire lening
€ 54.000
Vordering op [zoon] ivm rente over hypothecaire lening
€ 10.365
Vordering op [zoon] ivm verkoopopbrengst woning
€ 15.000
Vordering op [zoon] ivm betaalde “makelaarskosten”
€ 16.637
Vordering op [zoon] ivm Mercedes
€ 3.955
Nog te ontvangen rente van 9Cijfers B.V.
€ p.m.
Passiva
Schuld aan [zoon] ivm makelaarskosten
€ 4.991
Totaal activa -/- passiva
€ 379.292
4.24.
Dit betekent dat ieders erfdeel (€ 379.292 ÷ 3 =) € 126.430,67 bedraagt, te vermeerderen of verminderen met tussentijdse wijzigingen van het saldo op de INGrekening en te vermeerderen met de nog door 9Cijfers te betalen rente.
De schuld van [zoon] aan de nalatenschap (niet ter discussie staat dat deze opeisbaar is) is – uitgaande van het door partijen genoemde saldo van de ING-rekening – groter dan zijn erfdeel. Zijn totale schuld is immers (€ 135.283 -/- € 4.991 =) € 130.292. Daarbij komt dat het huidige saldo van de ING-rekening niet bekend is en dat de vordering op 9Cijfers nog niet opeisbaar is. Om die reden zal de rechtbank, om verdere misverstanden tussen partijen te voorkomen, de wijze van verdeling vaststellen op de manier zoals die is weergegeven onder “de beslissing”.
De proceskosten
4.25.
Omdat partijen familie van elkaar zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt de wijze van verdeling van de nalatenschap van moeder als volgt vast:
bepaalt dat aan ieder van partijen toekomt 1/3e deel van het saldo van de INGrekening, vermeerderd met 1/3e deel van de vordering van de nalatenschap op [zoon] van (in totaal) € 130.292;
bepaalt dat [zoon] – in het geval zijn schuld aan de nalatenschap van € 130.292
kleineris dan het bedrag dat hem op grond van 5.1 onder a toekomt – zijn schuld aan de nalatenschap mag verrekenen met zijn aandeel daarin (zoals bedoeld in 5.1 onder a);
bepaalt dat– in het geval de schuld van [zoon] aan de nalatenschap van € 130.292
groteris dan het bedrag dat hem op grond van 5.1 sub a toekomt – het saldo op de ING-rekening door [dochter1] en [dochter2] wordt gedeeld, ieder voor gelijke delen, en dat [zoon] het bedrag dat hij na verrekening van zijn schuld aan de nalatenschap met zijn aandeel daarin (zoals bedoeld in 5.1 onder a) nog aan de nalatenschap moet betalen, in gelijke delen aan [dochter1] en [dochter2] moet betalen;
bepaalt dat ieder van partijen jegens de nalatenschap aanspraak kan maken op 1/3e deel van de (toekomstige) betalingen door 9Cijfers B.V. in verband met het door die vennootschap geleende bedrag en de daarover verschuldigde rente;
5.2.
verklaart dit vonnis in tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 16 november 2022.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 650/2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.