3.5.Bewijsoverwegingen
Uitgangspunten
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door de aanwezigheid van slechts twee personen bij de veronderstelde seksuele handelingen: de aangever en de verdachte. Hierdoor zijn geen verklaringen voorhanden van getuigen die bij de ten laste gelegde handelingen aanwezig zijn geweest en daarover uit eigen waarneming kunnen verklaren. Wanneer de verdachte ontkent, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van de aangever als wettig bewijs beschikbaar zijn over de seksuele handelingen als zodanig. Hierdoor dienen de verklaringen van de aangever kritisch, zorgvuldig en behoedzaam te worden bezien.
De verklaring van één getuige (de aangever) zonder dat verder steunbewijs voorhanden is, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaring van de aangever toch voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit de inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat hiervoor niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging dient te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de belastende verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Uit het dossier en uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, moet de rechtbank dan bovendien ook de overtuiging hebben gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
Beoordeling
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar kunnen worden geacht. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar kunnen worden geacht. [slachtoffer] heeft driemaal een verklaring afgelegd bij de politie: tijdens een zogeheten informatief gesprek op 1 juni 2018 en tijdens verhoren op 3 juli 2018 en 29 januari 2019. De rechtbank constateert dat tussen die verklaringen verschillen zitten. Eerst heeft [slachtoffer] verklaard dat zij de verdachte moest pijpen en dat de verdachte haar van voren en daarna van achteren vaginaal heeft gepenetreerd, daarna verklaarde [slachtoffer] dat zij alleen van voren is gepenetreerd en in haar laatste verklaring heeft [slachtoffer] gezegd dat zij de verdachte moest pijpen en is zij daarna van voren gepenetreerd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er verschillen in de verklaringen van [slachtoffer] op detailniveau die goed te verklaren zijn door het tijdsverloop, door haar staat van dronkenschap in de nacht van 31 mei op 1 juni 2018 en dat zij die nacht eerst met de verdachte en daarna met [naam 2] tegen haar wil seks heeft gehad. De rechtbank constateert dat [slachtoffer] in hoofdlijnen consistent heeft verklaard, namelijk dat zij de verdachte tegen haar wil in oraal heeft moeten bevredigen, dat zij door hem is gepenetreerd, dat zij hem heeft geprobeerd weg te duwen en meermaals ‘nee’ heeft gezegd. Zij heeft ook telkens verklaard dat zij eerst door de verdachte en daarna door [naam 2] is verkracht.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] wordt verder onderstreept door de omstandigheid dat zij vrijwel direct na het incident en ter plekke tegen [naam 1] heeft verteld dat zij door beide mannen is verkracht, waarbij zij ook heeft gezegd “de een na de ander”. Verder heeft [slachtoffer] diezelfde nacht een bericht met haar telefoon verstuurd met de bewoordingen ‘Ikben gvd net verkracht dus aub houd je bek’. Ook heeft [slachtoffer] haar vader diezelfde ochtend op de hoogte gesteld, waarna zij zich dezelfde dag, te weten 1 juni 2018, heeft gemeld bij de politie.
Voor zover in de verklaringen van [slachtoffer] inconsequenties dan wel onduidelijkheden voorkomen, tasten deze de betrouwbaarheid van de verklaringen niet aan. Op essentiële punten is de verklaring van [slachtoffer] immers consistent.
Steunbewijs
De verklaringen van [slachtoffer] worden op een aantal onderdelen ondersteund door de verklaringen van de verdachte en de getuigen. [naam 1] en [naam 3] hebben verklaard dat zij bij [naam 3] thuis op een gegeven moment [slachtoffer] zagen en bij [slachtoffer] veel emoties en gedragsveranderingen waarnamen. [slachtoffer] was bleek en had een verwarde uitdrukking op haar gezicht. Zij was boos en rende naar buiten. Eenmaal buiten sloeg zij de verdachte met een vlakke hand in het gezicht. [slachtoffer] huilde en had last van een onregelmatige ademhaling. De verklaring van [slachtoffer] wordt voorts deels bevestigd door de verklaring van de verdachte. Hij heeft verklaard dat zij hem oraal heeft bevredigd. Tot slot vindt de verklaring van [slachtoffer] , die ook inhoudt dat zij is verkracht door [naam 2] , steun in het NFI-rapport waaruit blijkt dat diep-vaginaal sperma is aangetroffen dat matcht met het DNA van die [naam 2] .
Nu de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht, die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door andere bevindingen in het dossier en geen contra-indicaties bestaan voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] , zal de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van die verklaringen en stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] .
Dwang?
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer] geen seks met hem wilde. Zij heeft meerdere malen ‘nee’ gezegd en heeft geprobeerd de verdachte weg te duwen. [slachtoffer] was echter dermate onder invloed van alcohol dat zij beperkt was in haar vermogen om weerstand tegen de verdachte te bieden. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] die nacht dronken was en dat hij [slachtoffer] in Bar Amsterdam zag wankelen. [naam 3] en [naam 1] hebben ook verklaard over de verregaande staat van dronkenschap van [slachtoffer] , zodat uitgesloten kan worden dat de verdachte dit niet heeft gezien. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte aldus een situatie doen ontstaan waarin [slachtoffer] zich niet aan het seksueel binnendringen kon onttrekken en zij dus gedwongen werd dit te ondergaan. Dat met instemming van [slachtoffer] seksueel contact heeft plaatsgevonden acht de rechtbank op grond van al het voorgaande niet aannemelijk. Het handelen van de verdachte kan niet anders worden geduid dan erop gericht te zijn geweest [slachtoffer] daartoe te dwingen.
Conclusie
De rechtbank komt op basis van al het bovenstaande tot de conclusie dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring.