ECLI:NL:RBDHA:2022:11949
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 april 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 21 april 2022, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen, terwijl de Staatssecretaris zich wel had laten vertegenwoordigen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de samenhangende zaak NL22.4935, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De rechtbank heeft in die zaak uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S. Sari, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.